Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[dochter 2],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- [dochter 1] en [dochter 2], bijgestaan door mr. Delsing;
- de man, bijgestaan door mr. M.J. Rubberg, kantoorgenoot van mr. Van Pol.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van twee dochters, [dochter 1] en [dochter 2], tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de kinderalimentatie door hun vader, de man, op nihil is gesteld. De dochters zijn van mening dat de man, die in 2012 werkloos werd en een WW-uitkering ontving, niet in staat is om zijn verplichtingen te voldoen, maar zij betwisten de ingangsdatum van de nihilstelling. De rechtbank had eerder de alimentatie voor beide dochters vastgesteld op € 113,45 per maand, maar de man heeft sinds december 2012 geen betalingen meer gedaan. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 juli 2015 bevestigden de dochters dat de man onvoldoende financiële ruimte heeft om bij te dragen aan hun levensonderhoud en studie. Het hof oordeelt dat de wijziging van de financiële situatie van de man een herbeoordeling van de alimentatie rechtvaardigt. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, omdat de man niet langer over draagkracht beschikt. De ingangsdatum van de nihilstelling blijft per 1 december 2012, ondanks de verzoeken van de dochters om deze later te laten ingaan. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd.