ECLI:NL:GHSHE:2015:3485

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 september 2015
Publicatiedatum
9 september 2015
Zaaknummer
20-002727-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen door zwemcoach met minderjarige slachtoffers

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, een zwemcoach, werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met drie vrouwelijke leden van de zwemvereniging, die ten tijde van de feiten tussen de 13 en 15 jaar oud waren. De rechtbank had de verdachte eerder vrijgesproken van de meeste tenlastegelegde feiten, maar het hof heeft dit vonnis gedeeltelijk vernietigd. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ontuchtige handelingen met twee van de drie slachtoffers en heeft hem veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden. Daarnaast is de verdachte verplicht gesteld om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, die op dat moment 57 of 58 jaar oud was, misbruik heeft gemaakt van zijn positie als coach en het vertrouwen van de slachtoffers ernstig heeft beschaamd. De verklaringen van de slachtoffers werden als betrouwbaar en geloofwaardig beschouwd, ondanks de verdediging die stelde dat de verklaringen onbetrouwbaar waren. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafoplegging.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002727-13
Uitspraak : 2 september 2015
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 7 augustus 2013 in de strafzaak met parketnummer 01-840655-11 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1953,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van de onder 1. primair, 2. primair en 3. primair ten laste gelegde feiten en ter zake van de onder 1. subsidiair, 2. subsidiair en 3. subsidiair ten laste gelegde feiten, telkens opleverende: ‘met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd’, veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis.
Voorts heeft de eerste rechter beslist over schadevergoeding voor de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen behoudens ten aanzien van de opgelegde straf, de opgelegde maatregelen tot schadevergoeding ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht en de beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen en te dien aanzien opnieuw rechtdoende:
  • de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis;
  • de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] zal toewijzen tot een bedrag van
€ 1.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Wetboek van Strafrecht;
- de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] zal toewijzen tot een bedrag van € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Wetboek van Strafrecht.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte van de gehele tenlastelegging dient te worden vrijgesproken en dat de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, althans dat die vorderingen moeten worden afgewezen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 15 juni 2011 te Sint-Oedenrode en/of Eindhoven, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] (geboren [geboortedag] 1998) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), (telkens) bestaande uit het (gedeeltelijk) ontbloten van het/de bovenlichaam/borst(en) van die [slachtoffer 2] en/of het (vervolgens/daarbij) betasten van en/of wrijven en/of masseren over/van de (gedeeltelijk) (ontblote) borst(en) van die [slachtoffer 2] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) uit de omstandighe(i)d(en) dat hij, verdachte, als zwemcoach en/of sportmasseur van die (minderjarige) [slachtoffer 2] , die [slachtoffer 2] (langdurig) behandelde en/of masseerde en/of (aldus) een geestelijk en/of fysiek overwicht op die [slachtoffer 2] had (opgebouwd) en/of (ten behoeve van die behandelingen/massages) die [slachtoffer 2] meenam naar een kleedhokje, althans die [slachtoffer 2] afzonderde en/of (vervolgens) die [slachtoffer 2] de bandjes van haar zwemkleding deed laten zakken en/of het (vervolgens) onverhoeds, in elk geval op zodanige wijze dat zij daaraan geen weerstand kon bieden, ontbloten van de borsten en/of het bovenlichaam en/of (aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 januari 2011 tot en met 15 juni 2011 te Sint-Oedenrode en/of Eindhoven, althans in Nederland, meermalen, althans éénmaal, met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag] 1998), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, (telkens) bestaande uit het (gedeeltelijk) ontbloten van het/de bovenlichaam/borst(en) van die [slachtoffer 2] en/of het (vervolgens/daarbij) betasten van en/of wrijven en/of masseren over/van de (gedeeltelijk) (ontblote) borst(en) van die [slachtoffer 2] ;
2.
primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2011 tot en met 15 juni 2011 te Sint-Oedenrode, althans in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 3] (geboren [geboortedag] 1996) (telkens) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het (gedeeltelijk) ontbloten van het bovenlichaam/borst(en) van die [slachtoffer 3] en/of het (vervolgens/daarbij) betasten van en/of wrijven en/of masseren en/of knijpen over/van/in de (gedeeltelijk) (ontblote) borst(en) en/of buik van die [slachtoffer 3] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) uit de omstandighe(i)d(en) dat hij, verdachte, als zwemcoach en/of sportmasseur van die (minderjarige) [slachtoffer 3] , die [slachtoffer 3] (langdurig) behandelde en/of masseerde en/of (aldus) een geestelijk en/of fysiek overwicht op die [slachtoffer 3] had (opgebouwd) en/of (ten behoeve van die behandelingen/massages) die [slachtoffer 3] meenam naar een kleedhokje, althans die [slachtoffer 3] afzonderde en/of (vervolgens) die [slachtoffer 3] de bandjes van haar zwemkleding deed laten zakken en/of het (vervolgens) onverhoeds, in elk geval op zodanige wijze dat zij daaraan geen weerstand kon bieden, ontbloten van de borsten en/of het bovenlichaam en/of (aldus) voor die [slachtoffer 3] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2011 tot en met 15 juni 2011 te Sint-Oedenrode, althans in Nederland, meermalen, althans éénmaal, met [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedag] 1996), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, (telkens) bestaande uit het (gedeeltelijk) ontbloten van het/de bovenlichaam/borst(en) van die [slachtoffer 3] en/of het (vervolgens/daarbij) betasten van en/of wrijven en/of masseren en/of knijpen over/van/in de (gedeeltelijk) (ontblote) borst(en) en/of buik van die [slachtoffer 3] ;
3. primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2010 tot en met 31 mei 2011 te Sint-Oedenrode, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag] 1995) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), (telkens) bestaande uit het (gedeeltelijk) ontbloten van het/de bovenlichaam/borst(en) van die [slachtoffer 1] en/of het (vervolgens/daarbij) betasten van en/of wrijven en/of masseren over/van de (gedeeltelijk) (ontblote) borst(en) en/of tepel(s) en/of buik van die [slachtoffer 1] en/of het (over de zwemkleding heen) betasten van de schaamstreek/schaamlippen en/of lies van die [slachtoffer 1] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) uit de omstandighe(i)d(en) dat hij, verdachte, als oom en/of zwemcoach en/of sportmasseur van die (minderjarige) [slachtoffer 1] , die [slachtoffer 1] (langdurig) behandelde en/of masseerde en/of (aldus) een geestelijk en/of fysiek overwicht op die [slachtoffer 1] had (opgebouwd) en/of (ten behoeve van die behandelingen/massages) die [slachtoffer 1] meenam naar een kleedhokje, althans die [slachtoffer 1] afzonderde en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] de bandjes van haar zwemkleding deed laten zakken en/of het (vervolgens) onverhoeds, in elk geval op zodanige wijze dat zij daaraan geen weerstand kon bieden, ontbloten van de borsten en/of het bovenlichaam en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
3.
subsidiair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2010 tot en met 23 januari 2011 te Sint-Oedenrode, althans in Nederland, meermalen, althans éénmaal, met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag] 1995), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande (telkens) uit het (gedeeltelijk) ontbloten van het/de bovenlichaam/borst(en) van die [slachtoffer 1] en/of het (vervolgens/daarbij) betasten van en/of wrijven en/of masseren over/van de (gedeeltelijk) (ontblote) borst(en) en/of tepel(s) en/of buik van die [slachtoffer 1] en/of het (over de zwemkleding heen) betasten van de schaamstreek/schaamlippen en/of lies van die [slachtoffer 1] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Met de advocaat-generaal en de verdediging acht het hof op basis van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1. primair, 2. primair en 3. primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. In het bijzonder kan niet worden vastgesteld dat de verdachte de in de tenlastelegging genoemde aangeefsters [1] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer van de ten laste gelegde ontuchtige handelingen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1. subsidiair, 2. subsidiair en 3. subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode 1 januari 2011 tot en met 15 juni 2011 te Sint-Oedenrode meermalen met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag] 1998, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het wrijven over de (gedeeltelijk) (ontblote) borsten van die [slachtoffer 2] ;
2.
hij in de periode van 1 april 2011 tot en met 15 juni 2011 te Sint-Oedenrode meermalen met [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedag] 1996, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het masseren van of knijpen in de borst of buik van die [slachtoffer 3] ;
3.
hij in de periode van 1 januari 2010 tot en met 23 januari 2011 te Sint-Oedenrode, meermalen met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag] 1995), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het betasten of wrijven of masseren over/van de (gedeeltelijk) (ontblote) borsten of tepels of buik van die [slachtoffer 1] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
I.
De verdachte heeft het tenlastegelegde ontkend.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte van de 1. subsidiair, 2. subsidiair en 3. subsidiair ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
A.
Daartoe is op de eerste plaats aangevoerd -zakelijk weergegeven- dat de verklaringen van de aangeefsters onbetrouwbaar en ongeloofwaardig zijn, zodat deze van de bewijsvoering moeten worden uitgesloten. Volgens de raadsman kan het niet anders zijn dan dat de aangeefsters, al dan niet opzettelijk, door hun ouders dan wel door elkaar zijn beïnvloed en/of dat zij hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd, zodat geen sprake meer is van authentieke, oorspronkelijke, geloofwaardige verklaringen.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is geen enkele aanwijzing naar voren gekomen op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat er sprake is geweest van de door de verdediging gestelde beïnvloeding dan wel afstemming van de verklaringen van de aangeefsters. Het enkele feit dat er, gezien het tijdsverloop tussen het moment dat aangeefsters voor het eerst met elkaar over het gebeurde spraken, de informatieve gesprekken met de politie en de daarop volgende aangiftes, feitelijk wel gelegenheid bestond om verklaringen op elkaar af te stemmen, wil nog niet zeggen dat die afstemming ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
Evenmin is gebleken dat er sprake is van een wraakactie jegens verdachte, zoals de verdachte zelf ter terechtzitting heeft geopperd. Een duidelijke contra-indicatie daarvoor is de zich in het dossier bevindende uitdraai van een MSN-gesprek tussen onder andere de aangeefsters d.d. 15 juni 2011, waaruit blijkt dat er bij hen voorafgaand aan de aangiften zelfs sprake was van medelijden met de verdachte en terughoudendheid over het doen van aangifte tegen hem.
De verklaringen van de aangeefsters, voor zover tot het bewijs gebezigd, zijn consistent en vinden op detailpunten ondersteuning in elkaar alsmede in de overige gebezigde bewijsmiddelen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is ook overigens geen enkele aanwijzing naar voren gekomen op grond waarvan aan het waarheidsgehalte van de voor het bewijs gebruikte verklaringen zou moeten worden getwijfeld.
Op grond daarvan acht het hof de verklaringen van de aangeefsters betrouwbaar en geloofwaardig en bezigt het die tot het bewijs.
B.
Ter onderbouwing van het vrijspraakverweer heeft de raadsman op de tweede plaats aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de ten laste gelegde handelingen ontuchtig van karakter waren, omdat -zakelijk weergegeven- deze plaatsvonden in het kader van door verdachte bij de aangeefsters op hun verzoek uitgevoerde massages en hij bij dat masseren nooit enige seksuele, ontuchtige (bij)bedoeling heeft gehad.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Zoals uit het hiervoor onder A. overwogene blijkt hecht het hof geloof aan de door de aangeefsters afgelegde verklaringen, voor zover tot het bewijs gebezigd. Uit die verklaringen volgt dat de verdachte de borsten, de tepel(s) of de buik van de aangeefsters, tijdens meerdere door hem uitgevoerde massages, meerdere malen opzettelijk heeft betast, daarover heeft gewreven of heeft gemasseerd. Dat zulks ‘per ongeluk’ tijdens het masseren van de bovenarmen en/of borstspieren van de aangeefsters zou hebben plaatsgevonden, zoals de verdachte heeft aangevoerd, is op grond van voormelde aangiften volstrekt onaannemelijk. Voorts staat de omstandigheid dat voormelde handelingen gedurende een langere periode meermalen hebben plaatsgevonden in de weg aan de aannemelijkheid van de verklaring dat zulks telkens onopzettelijk gebeurde.
Verdachte had ten tijde van de ten laste gelegde feiten de leeftijd van zevenenvijftig of achtenvijftig jaar en heeft de aangeefsters die destijds in de leeftijdscategorie van 13- tot 15-jarigen vielen, in zijn hoedanigheid van zwemcoach/trainer, gemasseerd in een afgesloten kleedhok van het zwembad van de betreffende zwemvereniging en daarbij hun (gedeeltelijk ontblote) borsten of tepel(s) betast of daarover gewreven of deze gemasseerd.
Dergelijke gedragingen zijn onder de geschetste omstandigheden reeds naar hun aard als ontuchtig aan te merken. Het gaat hier immers om seksueel getinte handelingen, die in strijd zijn met de sociaal-ethische normen, mede gelet op de verklaring van fysiotherapeut [naam] , waaruit blijkt dat dergelijke handelingen niet functioneel en niet noodzakelijk zijn bij het behandelen van een blessure aan de bovenarm en/of borstspier. De hier aan de orde zijnde handelingen van een zwemcoach/trainer jegens zijn pupillen zijn maatschappelijk onaanvaardbaar. Voor zover in het verweer anders wordt betoogd, faalt het.
Bijgevolg wordt het verweer verworpen.
II.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
III.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1., 2.en 3. bewezen verklaarde levert telkens op:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straffen
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich als zwemcoach/hoofdtrainer van een zwemvereniging, schuldig gemaakt aan het ontuchtig betasten van drie vrouwelijke leden van de zwemvereniging, die ten tijde van die feiten 13 tot 15 jaar oud waren. Eén van de slachtoffers is het nichtje van de verdachte. De verdachte was op dat moment 57 dan wel 58 jaar oud zodat er sprake is van een aanmerkelijk leeftijdsverschil tussen hem en de slachtoffers.
De verdachte heeft aldus het door zijn pupillen en hun ouders in hem gestelde vertrouwen ernstig beschaamd en een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers, die vanwege hun leeftijd en hun relatie tot de verdachte in een kwetsbare positie verkeerden.
Door de wetgever is de lichamelijke en geestelijke integriteit van jeugdigen jonger dan 16
jaar uitdrukkelijk beschermd, onder meer op de grond dat zij op seksueel gebied nog niet
volgroeid zijn en dat zij worden geacht niet zelfstandig de emotionele gevolgen van
seksueel contact voldoende te kunnen inschatten. Handelingen als thans bewezen verklaard kunnen, naar de ervaring leert, leiden tot psychische schade. Dat ook in de onderhavige zaak sprake is van dergelijke schade blijkt, naast de aangiften, uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen.
Verdachte heeft kennelijk volstrekt onvoldoende rekening gehouden met de belangen van de slachtoffers en zich hoofdzakelijk bekommerd om zijn eigen lustgevoelens. Voorts kan gedrag zoals is bewezenverklaard gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaken.
Het hof heeft voorts gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 25 februari 2014, waaruit blijkt dat hij niet eerder met politie en/of justitie in aanraking is geweest;
  • zijn overige persoonlijke omstandigheden, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof heeft wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf aansluiting gezocht bij rechterlijke uitspraken met betrekking tot feiten, die met het onderhavige geval (grosso modo) vergelijkbaar zijn. Aan de hand daarvan acht het hof oplegging van de door de advocaat-generaal gevorderde straffen alleszins passend en geboden.
Voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren vervult, zal het hof bevelen dat aan hem vervangende hechtenis zal worden opgelegd voor de hierna te vermelden duur.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij heeft in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg gedane vordering.
De vordering is betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1. bewezen verklaarde rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan de verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan.
Naar maatstaven van billijkheid moet deze schade worden begroot op tenminste € 1000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij kan daarom in dat deel van haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof zal verdachte verwijzen in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [slachtoffer 2] als gevolg van het onder 1. bewezen verklaarde feit, immateriële schade heeft geleden die het hof naar billijkheid begroot op een bedrag van tenminste € 1.000,00.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 1.000,00 te betalen ten behoeve van het slachtoffer, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het hof zal daarbij bepalen dat indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 11.312,89, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering bestaat uit een deel geleden materiële schade tot een bedrag van € 4.312,89 en uit een deel geleden immateriële schade tot een bedrag van € 7.000,00. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij heeft in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg gedane vordering.
De vordering is betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 3. bewezen verklaarde rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan de verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan.
Naar maatstaven van billijkheid moet deze schade worden begroot op tenminste € 1.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering, zowel betreffende materiële als overige immateriële schade, een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij kan daarom in dat deel van haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof zal verdachte verwijzen in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [slachtoffer 1] als gevolg van het onder 3. bewezen verklaarde feit immateriële schade heeft geleden die het hof naar billijkheid begroot op een bedrag van tenminste € 1.500,00.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 1.500,00 te betalen ten behoeve van het slachtoffer, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het hof zal daarbij bepalen dat indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 57 en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1. primair, 2. primair en 3. primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1. subsidiair, 2. subsidiair en 3. subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeeltde verdachte voorts tot een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Schadevergoeding voor [slachtoffer 2]

Wijst toede vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 1. bewezen verklaarde tot een bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro)en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legtaan de verdachte
de verplichting opom aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] ,
te betaleneen bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 15 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Schadevergoeding voor [slachtoffer 1]

Wijst toede vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 3. bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro)en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legtaan de verdachte
de verplichting opom aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] ,
te betaleneen bedrag van
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans, voorzitter,
mr. F.P.E. Wiemans en mr. P.M. Frielink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van R.H. Boekelman, griffier,
en op 2 september 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.[slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] hebben zelfstandig aangifte gedaan. Door [naam] is aangifte gedaan namens [slachtoffer 2] . Eenvoudigheidshalve wordt waar over ‘aangeefsters’ wordt gesproken, mede gedoeld op [slachtoffer 2] .