Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/03/198650/KG ZA 14-643)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met grieven en producties;
- de beslissing van de rolraadsheer tot afwijzing van het verzoek van [appellant] om een spoedbehandeling;
- de memorie van antwoord met producties;
- het op verzoek van [appellant] gehouden pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd;
- de bij brief van 3 juni 2015 door [geïntimeerde] toegezonden productie, die ter pleidooizitting bij akte in het geding is gebracht;
- de bij brief van 5 jun 2015 door [appellant] toegezonden producties 28 en 29, die ter pleidooizitting bij akte in het geding zijn gebracht.
3.De beoordeling
nadathij de hem verweten uitlatingen had gedaan. Nu publicatie van het boek heeft plaatsgevonden in september 2014 gaat dat oordeel voor het onderhavige kort geding niet op. Bovendien heeft de rechtbank in dat vonnis overwogen dat bij de beantwoording van de vraag of [geïntimeerde] wanprestatie heeft gepleegd, groot gewicht moet worden toegekend aan de binnen de beroepsgroep van advocaten vastgestelde gedragsnormen voor zover die gelden voor de relatie tot de (voormalige) cliënt, en heeft het Hof van Discipline inmiddels een ander oordeel uitgesproken over de aard van de contractuele verhouding tussen partijen (de uitspraak van 23 mei 2014).