Op [appellant] rust voorts de plicht om geen nieuwe schulden te laten ontstaan. [appellant] heeft evenwel voor ruim € 6.000,-- aan nieuwe schulden laten ontstaan, hetgeen hij ook niet (voldoende) heeft betwist. [appellant] heeft dan ook voorgesteld om de nieuwe schulden, alsmede de thans bekende boedelachterstand van € 453,42 gedurende de nog maximaal mogelijk resterende verlenging (in casu 18 maanden) in te lopen.
Het hof stelt op de eerste plaats dat ook in dit kader [appellant] tekort is geschoten in één van de kernverplichtingen die in het kader van de schuldsaneringsregeling op hem rustte. [appellant] heeft weliswaar betalingsregelingen getroffen, maar dit neemt niet weg dat hij feitelijk gezien tekort is geschoten.
Het ligt bovendien op de weg van [appellant] om door middel van een concreet plan aan te tonen, hoe hij in staat denkt te zijn om deze achterstanden in te lopen. De bewindvoerder heeft, voor zover hij dit heeft kunnen berekenen (zie in dit kader ook rechtsoverweging 3.6.2), verklaard dat [appellant] circa € 150,-- per maand extra moet gaan aflossen uit het VTLB, hetgeen volgens de bewindvoerder onmogelijk is.
[appellant] heeft op geen enkele wijze aangetoond, dat wil zeggen noch door middel van berekeningen noch door middel van een nadere toelichting, hoe hij in staat denkt te zijn deze € 150,-- per maand te kunnen betalen.
[appellant] heeft enkel aangevoerd dat hij meer inkomen genereert, waardoor hij in staat is om maandelijks een hoger bedrag af te lossen.
Deze redenering gaat niet op. Een hoger inkomen leidt tot een hogere boedelafdracht en de bewindvoerder heeft dan ook terecht gesteld dat [appellant] het bedrag van € 150,-- uit zijn vrij te laten bedrag (alsmede het vakantiegeld) dient te voldoen.
Een verlenging, voor zover [appellant] daar, ondanks de vastgestelde tekortkomingen al een kans op zou moeten worden geboden (het hof acht daar, reeds gelet op hetgeen hierboven in het kader van de informatieplicht werd overwogen, geen of onvoldoende termen voor aanwezig) heeft derhalve geen zin, nu [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij gedurende een maximale verlenging in staat zal zijn om de nieuwe schulden in te lopen en hij derhalve geen zicht heeft op ‘een schone lei’.
Het hof heeft er bovendien, ook voor het overige, gezien het late tijdstip van het toezenden van de ontbrekende stukken, geen vertrouwen in dat [appellant] vanaf heden alle verplichtingen alsnog stipt zal nakomen. [appellant] heeft een tweede kans gekregen, maar hij heeft deze kans niet gegrepen.