In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij hij betrokken was bij een verkeersongeval dat leidde tot zwaar lichamelijk letsel van een fietser. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 72 uren en een rijontzegging van 6 maanden. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het eerdere vonnis en een veroordeling van de verdachte voor roekeloos rijgedrag. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte zich aan de verkeersregels had gehouden en niet te hard had gereden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een inhaalmanoeuvre heeft uitgevoerd zonder voldoende te kijken, wat heeft geleid tot een aanrijding met een fietser.
Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de primair ten laste gelegde overtreding, maar dat de verdachte wel gevaar op de weg had veroorzaakt. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren en een voorwaardelijke rijontzegging van 6 maanden. Het hof hield rekening met de ernst van het letsel van het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder met justitie in aanraking was gekomen voor verkeersfeiten. De redelijke termijn van de strafvervolging was geschonden, maar dit leidde niet tot een andere strafmaat.