ECLI:NL:GHSHE:2015:3436

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 september 2015
Publicatiedatum
2 september 2015
Zaaknummer
20-001329-14
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor verkrachting en vrijspraak van feitelijke aanranding van de eerbaarheid

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren voor twee verkrachtingen, gepleegd op 6 september 2013 en 3 februari 2013 te Eindhoven. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de feitelijke aanranding van de eerbaarheid, in tegenstelling tot de rechtbank die deze aanranding wel had bewezen verklaard. De zaak betreft ernstige strafbare feiten waarbij de slachtoffers onder dwang seksuele handelingen moesten ondergaan. Het hof heeft de verklaringen van de slachtoffers en de bewijsvoering zorgvuldig gewogen. De verdachte heeft in beide gevallen geweld gebruikt om de slachtoffers te dwingen tot seksuele handelingen. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding van € 5.400,56, bestaande uit materiële en immateriële schade. Het hof heeft de opgelegde straf in lijn met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers als passend beoordeeld. De uitspraak is gedaan in het kader van de rechtsgang en de waarborging van de rechtsbescherming van slachtoffers van seksueel geweld.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001329-14
Uitspraak : 2 september 2015
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 14 april 2014 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 01-845765-13 en 01-860142-13, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1980,
thans verblijvende in P.I. Vught - Nieuw Vosseveld 2, HvB te Vught.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van
  • parketnummers 01-845765-13 feit 1: verkrachting;
  • parketnummer 01-845765-13 feit 2: feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
  • parketnummer 01-860142-13: verkrachting,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Voorts heeft de eerste rechter de vordering van [slachtoffer 1] toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende:
  • de verdachte ter zake van de bij parketnummer 01-845765-13 onder 1. en 2., alsmede het bij parketnummer 01-860142-13 ten laste gelegde feit zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
  • de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] zal toewijzen tot een bedrag van
€ 5.410,74, te vermeerderen met de wettelijke rente, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Wetboek van Strafrecht.
De verdediging heeft:
  • primair bepleit dat de verdachte van de gehele tenlastelegging dient te worden vrijgesproken;
  • subsidiair -voor het geval het hof toch tot enige bewezenverklaring zou komen- bepleit dat zal worden volstaan met oplegging van een gevangenisstraf van ten hoogste 3 jaren, althans met een gevangenisstraf van substantieel kortere duur dan door de rechtbank is opgelegd;
  • zich met betrekking tot de beslissing op de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
(parketnummer 01-845765-13:)
1.
hij op of omstreeks 06 september 2013 te Eindhoven meermalen, althans eenmaal, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het (telkens) seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , immers is verdachte met meerdere, althans een, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] gegaan en/of gebleven (vingeren) en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte door het raam van de woning van die [slachtoffer 1] binnen is geklommen en/of (vervolgens) bij die [slachtoffer 1] (welke lag te slapen) in bed is gaan liggen en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] onverhoeds is gaan knuffelen en/of haar borsten en billen is gaan kneden en/of strelen en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] is gaan kussen en/of (vervolgens) (ruw) is gaan vingeren en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt, terug op bed heeft gesmeten, althans geduwd, en haar daarbij heeft gezegd "Sstt, stt" en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, in haar gezicht heeft geslagen en/of (vervolgens) haar onderbroek af heeft gerukt en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] (weer) ruw is gaan vingeren en/of (vervolgens) is gaan tongzoenen en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
hij op of omstreeks 06 september 2013 te Eindhoven, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit knuffelen en/of (tong)zoenen en/of het kneden en/of strelen van haar borsten en billen en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het inklimmen van een raam van de woning van die [slachtoffer 1] en/of het (vervolgens) bij die [slachtoffer 1] (welke lag te slapen) in bed gaan liggen en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] onverhoeds gaan knuffelen en/of haar borsten en billen gaan kneden en/of strelen en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] gaan kussen en/of het (vervolgens) vastpakken van die [slachtoffer 1] , terug op bed smijten, althans duwen, en haar daarbij zeggen "Sstt, stt" en/of (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, in het gezicht slaan van die [slachtoffer 1] en/of het (vervolgens) afrukken van haar onderbroek en/of het (vervolgens) tongzoenen van die [slachtoffer 1] en/of het (aldus) voor die [slachtoffer 1] doen ontstaan van een bedreigende situatie;
(parketnummer 01-860142-13:)
hij op of omstreeks 03 februari 2013 te Eindhoven door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal zijn penis in de mond van die [slachtoffer 2] gebracht/geduwd en/of zijn vinger(s) en/of zijn penis in/tegen de vagina van die [slachtoffer 2] gebracht/geduwd en/of met zijn hand(en) over/tegen de borsten en/of schaamstreek en/of billen van die [slachtoffer 2] gewreven en/of met zijn penis het gezicht en/of lichaam van die [slachtoffer 2] aangeraakt en/of aan de tepel van die [slachtoffer 2] gelikt en/of die [slachtoffer 2] gezoend en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- zich 's nachts jegens die [slachtoffer 2] heeft voorgedaan als taxichauffeur, althans heeft voorgesteld die [slachtoffer 2] naar haar plaats van bestemming/woning te zullen brengen en/of
- die [slachtoffer 2] vervolgens met een personenauto heeft vervoerd naar een afgelegen en (op dat moment) verlaten bospad/bosweg en/of
- vervolgens de deuren van die personenauto op slot heeft gedaan en/of
- in die personenauto op/over die [slachtoffer 2] is gekropen en/of
- de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer 2] naar beneden heeft getrokken en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal in haar gezicht en/of tegen haar hoofd heeft geslagen/getikt en/of
- tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij haar pas naar huis zou brengen als ze hem had gepijpt en hij was klaargekomen
en/of (aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het bij parketnummer 01-845765-13 onder 2. ten laste gelegde.
Het hof overweegt als volgt.
In de tenlastelegging is het begrip ‘dwingen’ kennelijk gebezigd in de betekenis die aan dit begrip in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht toekomt. Van zodanig dwingen kan slechts sprake zijn indien de verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer de in artikel 246 Sr bedoelde handelingen tegen haar wil heeft ondergaan.
Uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen, in het bijzonder de aangifte van [slachtoffer 1] en haar in hoger beroep tegenover de raadsheer-commissaris in dit gerechtshof afgelegde getuigenverklaring, blijkt dat de bij parketnummer 01-845765-13 onder 2. ten laste gelegde handelingen, te weten knuffelen en/of (tong)zoenen en/of het kneden en/of strelen van haar borsten en billen, hebben plaatsgevonden op momenten waarop de aangeefster verkeerde in slapende en/of slaap/waak- toestand en/of op momenten waarop aangeefster in de veronderstelling verkeerde dat de door verdachte bij haar verrichte intieme handelingen werden verricht door haar vriend [betrokkene 2] . Hieruit volgt dat het slachtoffer onder voormelde omstandigheden de handelingen van verdachte weliswaar zijn overkomen maar niet kan worden gezegd dat sprake is van dwang in de zin van art. 246 Sr. Ook overigens kan uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet worden afgeleid dat van zodanige dwang sprake is geweest.
Bijgevolg acht het hof uit het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij parketnummer 01-845765-13 onder 2. ten laste gelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 01-845765-13 onder 1. en in de zaak met parketnummer 01-860142-13 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
(parketnummer 01-845765-13:)
1.
hij op 6 september 2013 te Eindhoven door geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , immers is verdachte met meerdere vingers in de vagina van die [slachtoffer 1] gegaan en gebleven en bestaande dat geweld hierin dat verdachte die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt, terug op bed heeft geduwd en vervolgens die [slachtoffer 1] meermalen in haar gezicht heeft geslagen en vervolgens haar onderbroek af heeft gerukt en aldus voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
(parketnummer 01-860142-13:)
hij op 3 februari 2013 te Eindhoven door geweld en andere feitelijkheden [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte meermalen zijn penis in de mond van die [slachtoffer 2] gebracht en zijn penis tegen de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd en met zijn penis het gezicht en lichaam van die [slachtoffer 2] aangeraakt en die [slachtoffer 2] gezoend en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden hierin dat verdachte
- zich 's nachts jegens die [slachtoffer 2] heeft voorgedaan als taxichauffeur en
- die [slachtoffer 2] vervolgens met een personenauto heeft vervoerd naar een afgelegen en op dat moment verlaten bospad en
- in die personenauto op/over die [slachtoffer 2] is gekropen en
- de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer 2] naar beneden heeft getrokken en
- die [slachtoffer 2] meermalen in haar gezicht of tegen haar hoofd heeft geslagen en
- tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij haar pas naar huis zou brengen als ze hem had gepijpt en hij was klaargekomen en
aldus voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
I.
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het hem bij parketnummer 01-845765-13 onder 1. ten laste gelegde feit indien het hof de verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 31 maart 2014, tot de zijne maakt. Immers ontbreekt in dat geval de ten laste gelegde dwang en/of het geweld en/of het dreigen met geweld, omdat het seksueel contact tussen de verdachte en het slachtoffer [slachtoffer 1] wederzijds vrijwillig van aard is geweest.
Het hof verwerpt het verweer. Het hof hecht geloof aan de door de aangeefster afgelegde verklaringen, voor zover voor het bewijs gebruikt, zodat het verweer wordt weerlegd door de inhoud van de door het hof gebezigde bewijsmiddelen.
Bijgevolg wordt het verweer verworpen.
II.
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het hem bij parketnummer 01-860142-13 ten laste gelegde feit, omdat er voor de strafbare betrokkenheid van de verdachte bij dat feit geen wettig en/of overtuigend bewijs voorhanden is.
Daartoe is aangevoerd -zakelijk weergegeven- dat:
  • niet kan worden bewezen dat de auto waarin [slachtoffer 2] is gestapt dezelfde auto is als die door de politie is aangetroffen bij de toenmalige woning van de verdachte, in het bijzonder omdat niet kan worden uitgesloten dat in de nacht waarin het feit heeft plaatsgevonden meerdere zilverkleurige BMW’s van het type 116i waarvan het kenteken begon met het [cijfer] in Eindhoven rondreden;
  • de auto die op de fotoprints van de camerabeelden van het station Eindhoven staat afgebeeld, niet gelijkgesteld kan worden aan de aangetroffen auto die destijds op naam van de echtgenote van de verdachte was gesteld;
  • er in deze zaak slechts indirect bewijs voorhanden is, aangezien DNA-sporen, vingerafdrukken, historische verkeersgegevens en fotoherkenning ontbreken;
  • het door de aangeefster opgegeven signalement van de dader, in het bijzonder betreffende diens tatoeages, niet past bij het signalement van de verdachte.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt het volgende.
De aangeefster [slachtoffer 2] is in de nacht van 2 op 3 februari 2013 naar het treinstation te Eindhoven gegaan met de bedoeling om met de taxi naar huis te gaan. Op het station zag zij een zilverkleurige personenauto van het merk BMW staan. Op deze BMW was geen taxibord bevestigd. De chauffeur van deze BMW wenkte haar en riep door het half open raampje ‘taxi, taxi’. Hij bood aan haar naar huis te brengen. Nadat de aangeefster in de auto was gestapt, reed de bestuurder naar een donker bospad, in de omgeving van de Grote Beek te Eindhoven, alwaar de aangeefster onder dwang seksuele handelingen bij de bestuurder moest verrichten en zulke handelingen moest ondergaan.
De aangeefster is daarna door de bestuurder afgezet op de kruising van de Boschdijk met de 1e Lieve de Keylaan te Eindhoven. Nadat zij was uitgestapt, heeft zij naar het kenteken van de auto had gekeken. Dit moest volgens haar [kenteken 1] of [kenteken 2] zijn.
De auto werd door de aangeefster omschreven als een zilverkleurige BMW met zwart gestoffeerde stoelen; aan de spiegel hing een bordeaux rode dennenboom. Voorts heeft aangeefster een signalement van de dader gegeven, onder andere dat de man een tatoeage op zijn rechterarm had.
De politie heeft naar aanleiding van de door de aangeefster verstrekte gegevens een onderzoek ingesteld. Na enige kentekencombinaties gemaakt te hebben in de politiesystemen, is men uitgekomen bij een personenauto, merk BMW, type 116i, kleur grijs, voorzien van het kenteken [kenteken 3] , op naam van [betrokkene 1] , wonende aan de [adres] te [woonplaats] . Op dit adres bleek eveneens woonachtig te zijn een man genaamd [verdachte] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteland] , zijnde verdachte.
Vervolgens heeft de politie camerabeelden van het station Eindhoven bekeken, die opgevraagd waren bij de Regionale Toezicht Ruimte. Op deze beelden werd gezien dat op 3 februari 2013, om 04.15 uur, een vrouw, die voldeed aan het signalement van de aangeefster, stil bleef staan bij de voorste personenauto, die geparkeerd stond in een parkeervak langs het trottoir. Dit was een auto van het merk BMW, type 116i, kleur grijs. De vrouw stapte vervolgens in de auto, waarna de auto wegreed.
De politie is vervolgens naar de [straat] in [woonplaats] gereden en trof de BMW met het kenteken [kenteken 3] aan onder in een parkeergarage onder het flatgebouw van de [adres] te Eindhoven. De politie zag dat in deze auto aan de binnenspiegel een roodkleurige geurverfrisser in de vorm van een dennenboom hing en dat de bekleding van donkere stof was.
De echtgenote van de verdachte, [betrokkene 1] , heeft bij gelegenheid van haar verhoor door de politie verklaard dat de verdachte de enige is die van voormelde personenauto gebruik maakt.
Ter terechtzitting van 31 maart 2014 heeft verdachte verklaard dat hij en zijn vrouw niet de
gewoonte hadden om iemand de auto, een zilverkleurige BMW, uit te lenen. Ook heeft hij ter terechtzitting van 31 maart 2014 verklaard dat hij op allebei zijn armen een tatoeage heeft.
Gelet op het vorenstaande en de overige feiten en omstandigheden zoals die uit de gebezigde bewijsmiddelen naar voren komen, een en ander in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat het de verdachte is geweest die het slachtoffer in zijn personenauto vanaf het station te Eindhoven heeft meegenomen naar voormeld bospad en het slachtoffer daar heeft verkracht zoals in de bewezenverklaring is vermeld. Dat er geen direct technisch bewijs voorhanden is, doet daaraan niet af.
Bijgevolg wordt het verweer verworpen.
II.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
III.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 01-845765-13 bewezen verklaarde levert op:

Verkrachting.

Het in de zaak met parketnummer 01-860142-13 bewezen verklaarde levert op:

Verkrachting.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat het in het bij parketnummer 01-845765-13 bewezen verklaarde geval gaat om een verkrachting van een vrouw, nadat de verdachte in de nachtelijke uren via een openstaand raam haar woning was ingeklommen en bij haar in bed was gaan liggen terwijl zij sliep;
  • de omstandigheid dat het in het bij parketnummer 01-860142-13 bewezen verklaarde geval gaat om een verkrachting van een vrouw in de nachtelijke uren, in de auto van verdachte, nadat hij het slachtoffer in zijn auto had vervoerd naar een verlaten bospad;
  • de omstandigheid dat door de bewezen verklaarde feiten de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers ernstig is geschonden en de omstandigheid dat -zoals algemeen bekend is- slachtoffers van dergelijke delicten daarvan nog langdurig nadelige, psychische gevolgen (kunnen) ondervinden;
  • de omstandigheid dat dergelijke feiten tot onrust in de maatschappij leiden;
  • de omstandigheid dat de verdachte zich kennelijk geen enkele rekenschap heeft gegeven van voormelde belangen en zich kennelijk slechts heeft bekommerd om de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 2 oktober 2015, waaruit blijkt dat hij in Nederland niet eerder door de strafrechter is veroordeeld;
  • de inhoud van het hem betreffend psychiatrisch briefrapport van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, d.d. 20 september 2013, opgemaakt door C.G. Huisman, psychiater;
  • de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Op grond van het vorenstaande kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming meebrengt.
Alles overziende acht het hof oplegging van de in eerste aanleg opgelegde straf passend.
Vordering van [slachtoffer 1]
heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 5.410,74, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep geheel toegewezen en duurt daarom van rechtswege voort in hoger beroep.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
De vordering is inhoudelijk niet betwist.
De vordering bestaat uit een deel geleden materiële schade, te weten: tot een bedrag van
€ 410,74, en een deel geleden immateriële schade, te weten: tot een bedrag van € 5.000,00. Onder de opgevoerde materiële schade bevindt zich een post ‘reiskosten’, die nader is gespecificeerd in de van de vordering deel uitmakende bijlage 1. Daaruit blijkt dat de benadeelde partij mede als reiskosten heeft opgevoerd ‘bezoeken advocaat’ en ‘bijwonen zitting rechtbank Oost-Brabant’, ter hoogte van -zo begrijpt het hof- een bedrag van in totaal € 10,18. Dergelijke kosten zijn niet aan te merken als schade die rechtstreeks is geleden door het bij parketnummer 01-845765-13 bewezen verklaarde feit, maar moeten worden beschouwd als proceskosten van de benadeelde partij. Het hof zal deze kosten als zodanig beoordelen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het bij parketnummer 01-845765-13 bewezen verklaarde handelen materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 400,56, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bij parketnummer 01-845765-13 bewezen verklaarde rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan de verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan.
Naar maatstaven van billijkheid moet deze schade worden begroot op het gevorderde bedrag van € 5.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De proceskosten van de benadeelde partij worden tot voormeld bedrag van € 10,18 ten laste van de verdachte gebracht.
Maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [slachtoffer 1] als gevolg van het bij parketnummer 01-845765-13 bewezen verklaarde handelen materiële schade heeft geleden die het hof stelt op een bedrag € 400,56.
Uit het onderzoek is voorts gebleken dat het slachtoffer immateriële schade heeft geleden die het hof naar billijkheid begroot op een bedrag van € 5.000,00.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van totaal € 5.400,56 te betalen ten behoeve van het slachtoffer, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het hof zal daarbij bepalen dat indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Beslag
De hierna te noemen in beslag genomen, niet teruggegeven, voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de verdachte, zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende moet worden aangemerkt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 57 en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-845765-13 onder 2. ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-845765-13 onder 1. en in de zaak met parketnummer 01-860142-13 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toede vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 1] tot het bedrag van
€ 5.400,56(vijfduizend vierhonderd euro en zesenvijftig cent)bestaande uit € 400,56 (vierhonderd euro en zesenvijftig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 26 maart 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 6 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 10,18 (tien euro en achttien cent).
Legtaan de verdachte
de verplichting opom aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] ,
te betaleneen bedrag van
€ 5.400,56(vijfduizend vierhonderd euro en zesenvijftig cent)bestaande uit € 400,56 (vierhonderd euro en zesenvijftig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
62 (tweeënzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 26 maart 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 6 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Gelast de teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een GSM, merk Nokia, goednummer 705111
- een paar sportschoenen, merk Puma, kleur zwart, goednummer 704613;
- een paar schoenen, merk Bottesini, kleur zwart, goednummer 704615.
Aldus gewezen door
mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans, voorzitter,
mr. F.P.E. Wiemans en mr. P.M. Frielink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van R.H. Boekelman, griffier,
en op 2 september 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.