ECLI:NL:GHSHE:2015:3421

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 september 2015
Publicatiedatum
1 september 2015
Zaaknummer
HD 200.144.164_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over vorderingen in verband met aanneming van werk en voorgeschoten bedragen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant], h.o.d.n. [Autoschade], tegen [Technische Groothandel c.s.], die in eerste aanleg vorderingen hebben ingesteld voor betaling van bedragen die zij stellen te hebben voorgeschoten voor de bouw van een bedrijfshal door [appellant]. De rechtbank Oost-Brabant heeft in een tussenvonnis van 5 december 2012 en een deeleindvonnis van 15 januari 2014 geoordeeld over de vorderingen van beide partijen. De rechtbank heeft de vorderingen van [Technische Groothandel] in conventie gedeeltelijk toegewezen en de privé-vordering van [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] afgewezen. [appellant] heeft in hoger beroep vijf grieven aangevoerd, terwijl [Technische Groothandel c.s.] in incidenteel hoger beroep één grief heeft ingediend. Het hof heeft de feiten vastgesteld en de procedure in hoger beroep besproken. Het hof laat [Technische Groothandel c.s.] toe om bewijs te leveren van hun vorderingen en stelt dat [appellant] ook bewijs kan leveren dat hij bedragen heeft terugbetaald. De zaak is verwezen naar de rol voor het opgeven van getuigen en verdere bewijslevering.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.144.164/01
arrest van 1 september 2015
in de zaak van
[appellant] h.o.d.n. [Autoschade] Autoschade,
wonende te [woonplaats] ,
appellant in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. P.J.M. van den Heuvel te Eindhoven,
tegen
Stichting Ontwikkeling Alternatieve Systemen Energievoorziening h.o.d.n. [Technische Groothandel] Technische Groothandel,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[bestuurder 1 van Technische Groothandel] ,wonende te [woonplaats] ,
[bestuurder 2 van Technische Groothandel] ,wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden in principaal hoger beroep,
appellanten in incidenteel hoger beroep,
hierna elk afzonderlijk aan te duiden als [Technische Groothandel] , [bestuurder 1 van Technische Groothandel] en [bestuurder 2 van Technische Groothandel] en tezamen als [Technische Groothandel c.s.] , terwijl [bestuurder 1 van Technische Groothandel] en [bestuurder 2 van Technische Groothandel] tezamen zullen worden aangeduid als [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] ,
advocaat: mr. E.T. van den Hout te Amsterdam,
op het bij exploot van dagvaarding van 18 maart 2014 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 15 januari 2014, gewezen tussen [appellant] als gedaagde in conventie en [Technische Groothandel c.s.] als eisers in conventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/01/251187, rolnr. HA ZA 12-731)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en naar het in dezelfde zaak gewezen tussenvonnis van 5 december 2012.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep met vijf grieven en vijf producties;
  • de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep, met drie producties (genummerd 25 tot en met 27);
  • de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep met een productie (nr. 6);
  • de akte van [Technische Groothandel c.s.] ;
  • de antwoordakte van [appellant] .
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

in principaal en incidenteel hoger beroep
3.1.
De rechtbank heeft in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.13 van het vonnis van 15 januari 2014 een aantal feiten vastgesteld. Het hof zal de door de rechtbank vastgestelde feiten hieronder weergeven in de rechtsoverwegingen 3.2.1 tot en met 3.2.13.
3.2.1.
[bestuurders van Technische Groothandel c.s.] zijn bestuurders van [Technische Groothandel] . Blijkens de omschrijving in het handelsregister van de kamer van koophandel bestaan de activiteiten van [Technische Groothandel] onder meer uit ‘technisch ontwerp en advies voor elektro,- installatietechniek en telematica’, ‘groothandel in verbrandingsmotoren, pompen en compressoren’ en ‘groothandel in verwarming, sanitair, pompen en leidingsystemen’.
3.2.2.
[appellant] woont samen met de dochter van [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] : [de vader van de bestuurders van Technische Groothandel c.s.] . [appellant] drijft sinds 1997 in de vorm van een eenmanszaak een autoschadeherstelbedrijf vanuit een door hem gehuurde ruimte aan de [adres] te [plaats] .
3.2.3.
In 2007 heeft [appellant] besloten om op het aan hem en zijn partner in eigendom toebehorende perceel [perceel] te [plaats] naast de aldaar aanwezige bedrijfswoning een bedrijfshal te realiseren (hierna aan te duiden als: de bedrijfshal), met het doel zijn bedrijf voortaan van daaruit te exploiteren.
3.2.4.
In eerste instantie heeft [appellant] voor de bouw een offerte aangevraagd bij een in [vestigingsplaats] gevestigd aannemingsbedrijf. Vervolgens is op voorstel van [bestuurder 1 van Technische Groothandel] besloten de bouw in eigen beheer te houden om zo de kosten te drukken. Daartoe werd het volgende afgesproken. Een bevriende architect zou [appellant] kosteloos bijstaan bij het verkrijgen van een bouwvergunning, onder meer door een bouwtechnische tekening voor [appellant] op te stellen (die later door mensen uit het netwerk van [appellant] is aangepast/aangevuld). Daarnaast zou [bestuurder 1 van Technische Groothandel] [appellant] bij de bouw van advies voorzien. [Technische Groothandel] zou de benodigde materialen tegen inkoopprijs bij fabrikanten / leveranciers uit haar eigen netwerk bestellen en die zaken vervolgens zonder winstopslag aan [appellant] doorleveren. [Technische Groothandel] zou tevens de uren van de werklieden voorschieten en één-op-één aan [appellant] doorbelasten. [Technische Groothandel] zou zelf een voorschotfactuur aan [appellant] verstrekken, zodat [appellant] gelden kon opnemen uit een bouwdepot van € 275.000,- dat hij voor de bouw bij de SNS Bank had afgesloten. Betaling van de facturen van [Technische Groothandel] vond achteraf plaats, al dan niet vanuit dit bouwdepot.
3.2.5.
Ook had [bestuurder 1 van Technische Groothandel] , mede ten behoeve van het openen van het bedoelde bouwdepot, de volgende kostenraming van de bedrijfshal en inventaris opgesteld:
Staalconstructie 62.500,00
montage staalconstructie 12.500,00
gevelplaatwerk 21.000,00
beton ver vloer 10.700,00
betonvloer en isolatie 13.130,00
verwarming 7.900,00
elektra installatie 13.200,00
trappen 3.500,00
brandslaghaspels 1.500,00
roldeur 6.000,00 spuitcabine 70.000,00
ramen deuren 4.000,00 afzuiging 7.000,00
verharding 9.000,00 auto bruggen 12.000,00
kantoor/kantine 7.500,00 compressor 7.500,00
alarm 2.000,00 vermengmachine1.500,00
onog 10.000,00 inrichting/tel 9.000,00
----------- -----------
184.430,00 107.000,00 291.430
Terrein opruimen 3.120,00
struiken verwijderen 1.500,00
tuinhuis verwijderen 700,00
bomen verwijderen 2.100,00
hekwerk verwijderen 6.100,00
storten van afval 4.050,00
afbreken serre 2.600,00
uitmeten/zetten bouw 1.500,00
grondwerk tbv fundering 2.840,00
ankers voor staalcontr 476.00
beton en storten fund 7.900,00
opmetselen tot peil 8.100,00
riolering in de bouw 4.700,00
meterkasten en meterpu 900,00
-----------
46.586,00
3.2.6.
Op 30 maart 2007 heeft [appellant] de benodigde bouwvergunning verkregen, waarna de bouw is begonnen. In januari 2012 heeft [appellant] de huur van de ruimte aan de [adres] opgezegd. Het bouwdepot was toen reeds beëindigd en volledig benut.
3.2.7.
Vervolgens heeft [Technische Groothandel c.s.] [appellant] begin 2012 nog een aantal facturen doen toekomen in verband met voorgeschoten leveringen / werkzaamheden ten behoeve van het project. Een en ander is uiteindelijk als volgt vervat in een door [Technische Groothandel] opgesteld overzicht:
Overzicht openstaande posten
Factuurnr
Datum
Opdrachtnr./referentie
Totaal
Btw
Factuur
[factuur 1]
01-02-2012
order/werk: gasinstallatie
5.201,11
988,21
6.189,32
[factuur 2]
02-02-2012
order/werk: schuurstofleidingwerk
3.353,36
637,14
3.990,50
[factuur 3]
02-02-2012
order/werk: persluchtleiding installatie
14.368,84
2.730,08
17.098,92
[factuur 4]
01-02-2012
order/werk: leiding spoelgoten /hefbruggen
1.339,89
254,58
1.594,47
[factuur 5]
02-02-2012
order/werk: verwarmingssysteem bron
1.622,62
308,30
1.930,92
[factuur 6]
03-02-2012
order/werk: mantelbuizen/doorvoeren
1.286,04
244,35
1.530,39
[factuur 7]
03-02-2012
order/werk: rioleringssysteem
2.876,96
546,62
3.423,58
[factuur 8]
17-02-2012
order/werk: waterleiding /sanitair
3.572,08
678,70
4.250,78
[factuur 9]
17-02-2012
order/werk: verwarmingsinstallatie
4.004,14
760,79
4.764,93
[factuur 10]
17-02-2012
order/werk: oude huurpand
27.600,00
5.244,00
32.844,00
[factuur 11]
17-02-2012
order/werk: olie/benzineafscheider
19.510,00
3.706,90
23.216,90
[factuur 12]
17-02-2012
order/werk: installatie spuitcabine
38.048,40
7.229,20
45.277,60
[factuur 13]
09-03-2012
order/werk: CREDIT
-39.000,00
-7.410,00
-46.410,00
[factuur 14]
09-03-2012
order/wrk: 25% korting
-9.261,40
-1.759,67
-11.021,07
[factuur 15]
03-05-2012
Afwikkeling t/m 2012
622,97
118,36
741,33
Totaal: €
75.145,01
€ 89.422,57
Eigen voorraad [Technische Groothandel]
(…)
Afwikkeling rekeningen + kasbonnen leveranciers
Zie extra bijlage voor berekening
(…)
Voorschot van jullie (6-1-2009) zonder factuur van [Technische Groothandel]
3.2.8.
[Technische Groothandel] heeft [appellant] bij brief van 18 mei 2012 gesommeerd om het in het overzicht genoemde bedrag van € 89.422,57 binnen 7 dagen te betalen. [appellant] heeft daarop geantwoord dat hij de verschuldigdheid van dit bedrag betwist.
3.2.9.
Voorts heeft [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] bij brief van - eveneens - 18 mei 2012 [appellant] gesommeerd om binnen zeven dagen een bedrag van € 54.384,18 te betalen aan [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] Blijkens een door [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] overgelegd overzicht heeft deze vordering betrekking op een groot aantal bedragen/roerende zaken die [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] naar zij stellen over de afgelopen jaren in privé aan [appellant] zouden hebben voorgeschoten, maar slechts deels terugbetaald zouden hebben gekregen.
3.2.10.
Op 2 augustus 2012 heeft [Technische Groothandel c.s.] met verlof van de voorzieningenrechter ten laste van [appellant] conservatoir beslag doen leggen op de onroerende zaak aan het perceel [perceel] .
3.2.11.
Bij brief van 14 maart 2013 heeft de heer [accountant] van accountantskantoor [accountantskantoor] (het toenmalige accountantskantoor van beide partijen) naar aanleiding van een opdracht van [bestuurder 1 van Technische Groothandel] tot nader onderzoek naar de juistheid van de facturen van [Technische Groothandel] , bericht, voor zover relevant:
“Een aantal posten zijn niet voor de juiste bedragen op de overzichten opgenomen, bijvoorbeeld doordat bedragen inclusief Omzetbelasting waren vermeld of dat een verschrijving heeft plaatsgevonden. Als gevolg hiervan is € 1.057,75 (exclusief Omzetbelasting) te veel gefactureerd. Tevens waren voor een bedrag van € 3.217,30 geen externe bescheiden (bonnen, facturen) aanwezig. Het gefactureerde bedrag van € 75.145,01 (exclusief Omzetbelasting) dient dan ook met € 4.275,05 te worden verlaagd.
Alle bedragen die door [Technische Groothandel] zijn voorgeschoten zijn zonder winstopslag in de facturering opgenomen.
Daarnaast zijn door [Technische Groothandel] materialen uit eigen voorraad geleverd. Deze zijn in eerste instantie gefactureerd met een korting van 10%, later is nog een extra korting verleend van 25%, middels creditnota [factuur 14] van 9 maart 2012.
Op basis van de uitgevoerde controle verklaar ik dat de bedragen welke door [Technische Groothandel] zijn gefactureerd voor een bedrag van € 42.506,32 (exclusief Omzetbelasting) zijn gedocumenteerd met externe documenten. Bovendien zijn deze materialen en/of diensten niet opgenomen in eerder aan [appellant] Autoschade gefactureerde bedragen. Daarnaast is € 28.363,64 gefactureerd aan materialen uit eigen voorraad van [Technische Groothandel] . (…)”
3.2.12.
Een in opdracht van [appellant] opgesteld (concept) expertiserapport van [Expertise en Taxatie B.V.] Expertise en Taxatie B.V. houdt in, voor zover relevant:
“1.Wat is de status van het geleverde werk met betrekking tot de bedrijfsruimte?
Wij stelden vast dat de bedrijfshal in gebruik was genomen ondanks het feit dat deze nog niet geheel gereed was (…). In grote lijnen komt het er op neer dat het navolgende niet gereed was dan wel niet naar behoren was uitgevoerd.
De vloeren waren niet gecoat, niet gekit en de randen waren niet afgewerkt. Daarnaast vertoonde met name de verdiepingsvloer een groot aantal scheuren welke te herleiden waren naar de onderliggende plaatnaden van de kanaalplaten.
De buitengevels waren niet afgerond, het deel boven en direct gelegen tegen de woning ontbrak met name. Daarnaast was er bij de hoofdentree een onnodige extra deelnaad in de gevelbeplating aangebracht.
De binnenkozijnen waren niet naar behoren afgewerkt. Er ontbraken diverse kitnaden bij beglazing, het hang en sluitwerk was plaatselijk niet goed en deugdelijk aangebracht en de binnendeuren waren voornamelijk ter plaatse van de kantine en douche/toiletruimte te klein.
De binnenafwerking was niet overal goed en deugdelijk, diverse stucwerken vertoonden scheuren. Tevens was er plaatselijk sprake van roestvlekken in het stucwerk, schilderwerk van aftimmerwerk was niet gereed en de tegelvloer was niet gereed.
De vaste inrichting was niet geheel gereed. Zo waren de trappen naar de 1e verdieping niet overal voorzien van de rubberdoppen in de treden, de leuningen niet alle geschilderd en een onveilige strook van circa 1,4m(..) waar geen leuning was aangebracht.
De bedrijfsinrichting was nog niet overal naar behoren afgerond. Dit betrof onder meer de afwerking van de autobruggen, de werkplekken/kasten, de spuitcabine en de autolift,
De elektra-installatie was niet gereed. Zo waren door het hele object diverse elektraleidingen niet aangesloten en waren niet alle aangebracht dan wel was er sprake van een aantal teveel aangelegde loze leidingen.
Ventilatievoorzieningen waren niet alle aangesloten en de afwerking daarvan was niet aanwezig.
Verwarmingsinstallatie is niet afgerond.
Diverse onafgeronde en ondeugdelijke terreininrichting.
(…)
CONCLUSIE
(…)
De bedrijfsruimte is in grote lijnen bruikbaar, maar is nog niet gereed voor oplevering.
De nog af te ronden werkzaamheden en de herstelwerkzaamheden ramen wij op circa 10% van het totale werk, hetgeen normaliter binnen een periode van circa 10 werkweken na levering van de materialen afgerond moet kunnen worden.
(…)
SCHADEVASTSTELLING/-RAMING
(…)
De herstelkosten en afrondkosten voor de bedrijfsruimte zijn door ons per onderdeel als omschreven bij het antwoord van vraag 1 geraamd op afgeronde bedragen.
(…)
Totaal, exclusief BTW € 48.950,00
(…)”
3.2.13.
Een schriftelijke verklaring van 7 maart 2013 van de heer [getuige] houdt in, voor zover relevant:
“Op of omstreeks maart 2010 ben ik door [bestuurder 1 van Technische Groothandel] benaderd. [bestuurder 1 van Technische Groothandel] vertelde mij dat zijn schoonzoon [appellant] bezig was met een bouwproject aan zijn huis en werkplaats op het adres [perceel] in [plaats] . [bestuurder 1 van Technische Groothandel] vertelde mij dat hij zijn schoonzoon aan het helpen was bij het bouwproject. [bestuurder 1 van Technische Groothandel] vroeg mij of ik monteur werkzaamheden kon doen voor [appellant] . Ik had tijd en ben kort daarna bij het bouwproject gaan kijken. Daar heb ik [appellant] gesproken. Ik begreep van [bestuurder 1 van Technische Groothandel] en [appellant] dat ik voor [appellant] monteur werkzaamheden gaan doen. [bestuurder 1 van Technische Groothandel] zou mij via [appellant] betalen. Dat vond ik prima.”
3.3.1.
In de onderhavige procedure vorderden [Technische Groothandel c.s.] in eerste aanleg in conventie, na hun eis te hebben gewijzigd, veroordeling van [appellant] tot betaling van kort gezegd:
I. € 84.335,25 aan [Technische Groothandel] , vermeerderd met de wettelijke handelsrente over dat bedrag vanaf de vervaldata van de facturen, per 17 juli 2012 € 2.943,03 belopend (hierna ook aan te duiden als de zakelijke vordering);
II. € 54.384,19 aan [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de inleidende dagvaarding (hierna ook aan te duiden als de privé-vordering);
III. buitengerechtelijke kosten zoals nader gespecificeerd in de inleidende dagvaarding;
met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
3.3.2.
[appellant] heeft een eis in reconventie ingesteld. Die eis in reconventie kan om de hierna in rov. 3.4.2 te melden redenen onbesproken blijven in dit hoger beroep.
3.4.1.
In het tussenvonnis van 5 december 2012 heeft de rechtbank een comparitie van partijen gelast.
3.4.2.
In het deeleindvonnis van 15 januari 2014 heeft de rechtbank de vorderingen van [appellant] in reconventie afgewezen en de kosten van het geding in reconventie tussen de partijen gecompenseerd. Tegen deze beslissingen zijn geen grieven gericht zodat het geding in reconventie in dit hoger beroep verder onbesproken kan blijven.
3.4.3.
In het deeleindvonnis van 15 januari 2014 heeft de rechtbank in conventie, kort samengevat, als volgt geoordeeld:
 [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] hebben in het licht van het partijdebat onvoldoende onderbouwd dat zij privé een vordering op [appellant] hebben. De privé-vordering moet daarom worden afgewezen, evenals de daaraan verbonden nevenvordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (rov. 4.14).
 De zakelijke vordering van [Technische Groothandel] bestaat uit twee delen. Enerzijds (A) betreft het facturen voor zaken waarvan [Technische Groothandel] stelt dat zij die in opdracht van [appellant] vanuit haar eigen voorraad heeft geleverd (de facturen eindigend op [factuur 1] , [factuur 2] , [factuur 3] , [factuur 4] , [factuur 5] , [factuur 6] , [factuur 7] , [factuur 8] en [factuur 9] ) ten behoeve van de bouw van de bedrijfshal, waarop nadien nog een extra korting van 25% is gegeven (creditfactuur [factuur 14] ). Anderzijds (B) betreft het een drietal facturen ( [factuur 10] , [factuur 11] en [factuur 12] ) die geen ‘echte’ facturen zijn maar een samenvatting/restvordering vormen van allerlei achterliggende facturen en bonnen van zaken waarvan [Technische Groothandel] stelt dat zij die in de periode 2008 tot en met 2012 ten behoeve van de bouw voor [appellant] heeft voorgeschoten, maar nog niet (volledig) vanuit de door [appellant] voldane voorschotten terugbetaald heeft gekregen (rov. 4.15).
 De zakelijke vordering moet worden toegewezen voor zover het de onder A bedoelde facturen betreft, omdat [appellant] de verschuldigdheid van die facturen onvoldoende gemotiveerd heeft betwist (rov. 4.16).
 Met betrekking tot onderdeel B van de zakelijke vordering zullen [Technische Groothandel c.s.] worden toegelaten tot bewijslevering (rov. 4.19).
Op grond van deze oordelen heeft de rechtbank:
 De hiervoor in rov. 3.3.1 onder II genoemde privé-vordering van [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] afgewezen;
 [appellant] veroordeeld om aan [Technische Groothandel] € 33.752,73 te betalen (onderdeel A van de zakelijke vordering) en deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
 [Technische Groothandel c.s.] toegelaten te bewijzen dat [appellant] in verband met voor de bouw van de bedrijfshal voorgeschoten facturen nog € 42.506,32 excl. btw verschuldigd is (onderdeel B van de zakelijke vordering);
 iedere verdere beslissing aangehouden.
3.5.1.
[appellant] heeft in principaal hoger beroep vijf grieven aangevoerd. [appellant] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis althans tot gedeeltelijke vernietiging daarvan (voor zover het betreft de toewijzing van onderdeel A van de zakelijke vordering), en tot het alsnog nietig verklaren van de inleidende dagvaarding althans het alsnog niet-ontvankelijk verklaren van [Technische Groothandel c.s.] , althans tot het alsnog afwijzen van onderdeel A van de zakelijke vordering, met veroordeling van [Technische Groothandel c.s.] in de proceskosten.
3.5.2.
[Technische Groothandel c.s.] hebben in incidenteel hoger beroep één grief aangevoerd. Zij hebben geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis voor zover het betreft de afwijzing van de privé-vordering van [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] en tot het, in zoverre opnieuw rechtdoende, alsnog toewijzen van die vordering, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
Naar aanleiding van grief 1 in principaal hoger beroep: de vastgestelde feiten
3.6.1.
Het hof zal eerst grief 1 in principaal hoger beroep behandelen. Door middel van deze grief betoogt [appellant] dat de rechtbank de feiten ten onrechte heeft vastgesteld zoals neergelegd in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.13 van het vonnis.
3.6.2.
Het hof verwerpt deze grief omdat [appellant] in de toelichting op de grief niet heeft aangegeven welk feit door de rechtbank onjuist zou zijn vastgesteld en welke feiten de rechtbank ten onrechte niet in de feitenvaststelling zou hebben opgenomen.
Naar aanleiding van grief 2 in principaal hoger beroep: de inleidende dagvaarding
3.7.1.
Door middel van grief 2 voert [appellant] aan dat de inleidende dagvaarding in eerste aanleg van [Technische Groothandel c.s.] en de daarbij overgelegde producties zodanig onduidelijk en onsamenhangend zijn dat de rechtbank de dagvaarding nietig had moeten verklaren of [Technische Groothandel c.s.] niet-ontvankelijk had moeten verklaren in hun vorderingen.
3.7.2.
Het hof acht de inleidende dagvaarding en de daarbij overgelegde producties niet zodanig onduidelijk en/of onsamenhangend dat dit moet leiden tot nietigverklaring van de dagvaarding of tot niet-ontvankelijkverklaring van [Technische Groothandel c.s.] in hun vorderingen. De grondslagen van de vorderingen in conventie zijn in de dagvaarding voldoende duidelijk omschreven. Dat de grondslagen van de vorderingen aan [appellant] voldoende duidelijk waren, blijkt ook uit de door [appellant] genomen conclusie van antwoord in conventie, waarin [appellant] tegen de diverse onderdelen van de vordering gemotiveerd verweer heeft gevoerd. Voor het nietig verklaren van de inleidende dagvaarding of het niet-ontvankelijk verklaren van [Technische Groothandel c.s.] in hun vorderingen is dus geen reden aanwezig. Het hof verwerpt daarom grief 2 in principaal hoger beroep.
Naar aanleiding van de grief in incidenteel hoger beroep: de privé-vordering
3.8.1.
De grief van [Technische Groothandel c.s.] in incidenteel hoger beroep is gericht tegen de afwijzing van de hiervoor in rov. 3.3.1 onder II genoemde privé-vordering van [bestuurders van Technische Groothandel c.s.]
Aan de betreffende vordering hebben [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] in eerste aanleg ten grondslag gelegd dat zij privé (dus niet via [Technische Groothandel] ) [appellant] gelden hebben voorgeschoten/geleend voor diverse uitgaven zoals gespecificeerd in het als productie 11 bij de inleidende dagvaarding overgelegde overzicht, bestaande uit 104 posten. Deze 104 posten belopen tezamen € 82.334,18. Volgens [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] heeft [appellant] ter aflossing van deze voorgeschoten/ter leen verstrekte bedragen zes aflossingen gedaan zoals opgesomd op het genoemde overzicht (hof: aflossingen van € 1.000,--, € 4.000,--, € 5.000,--, € 7.000,--, € 8.500,-- en € 2.450,--, derhalve tot een totaalbedrag van € 27.950,--). [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] concluderen dat thans nog een aan [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] privé terug te betalen bedrag van € 54.384,18 resteert.
3.8.2.
De rechtbank heeft ten aanzien van deze vordering voorop gesteld dat [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv moeten stellen en zo nodig bij betwisting bewijzen, dát en op welke grondslag [appellant] het gevorderde bedrag verschuldigd is. De rechtbank heeft vervolgens in de rechtsoverwegingen 4.11 tot en met 4.14 van het vonnis, voor zover thans van belang, het volgende overwogen:
“4.11. (…) Ter onderbouwing heeft [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] als productie 11 een door hem opgesteld overzicht overgelegd waarin alle gestelde voorgeschoten en geleende geldbedragen als ook de betaalde bedragen per datum zijn gerubriceerd, met daarbij een omschrijving van het doel waarvoor de gelden zijn verstrekt (bijvoorbeeld ‘warmtepomp’, ‘wasmachine’ ‘voorgeschoten’ of ‘ijzerwerk’). Bij dit overzicht heeft [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] een heel pakket aan achterliggende bonnen, urenbriefjes en kwitanties overgelegd, in lijn met het overzicht genummerd van 1 tot en met 104.
4.12.
De toelichting op dit pakket bonnen blijft echter beperkt tot één enkele beknopte alinea in de dagvaarding. Het is voor de rechtbank op basis van die uiterst summiere stellingen onmogelijk de juistheid van de vordering te beoordelen, te meer nu [appellant] gemotiveerd heeft betwist nog enig bedrag aan [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] verschuldigd te zijn en [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] daartegenover verder ook geen noemenswaardige aanvulling of toelichting op de vordering meer heeft gegeven. Het ontbreken van die toelichting klemt in dit geval te meer, nu de betreffende bonnen goeddeels niet uit facturen bestaan, maar slechts uit handgeschreven kostenopsommingen, urenbriefjes en kassabonnen van detailhandels. Niet toegelicht is waar al die bonnetjes precies betrekking op hebben (de toelichting in het overzicht blijft in het merendeel van de gevallen beperkt tot ‘voorgeschoten’), hoe en wanneer deze zijn betaald, waarom het om betalingen voor [appellant] gaat en wat ter zake van de terugbetaling precies is afgesproken.
4.13.
Daarbij komt dat voor een groot deel van de posten onduidelijk is of het hier om betalingen van [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] of van [Technische Groothandel] gaat, aangezien [appellant] heeft aangevoerd dat diverse posten betrekking hebben op de bouw van de bedrijfshal en ook werkbriefjes van [Technische Groothandel] zijn overgelegd (bijvoorbeeld nr. 12). In dat verband is tevens onduidelijk of en in hoeverre posten dubbel worden gedeclareerd, aangezien [appellant] erop heeft gewezen dat bijvoorbeeld de onder 1 vermelde warmtepomp reeds door [Technische Groothandel] in rekening is gebracht en dus niet als privélening kan worden bestempeld. Op dat verweer is van de zijde van [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] onvoldoende concreet gereageerd.
4.14.
Nu [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] aldus mede in het licht van het partijdebat onvoldoende heeft gesteld dat en zo ja in hoeverre hij in privé een vordering op [appellant] heeft, alsook wat de grondslag daarvan is, zal de in 3.1 onder ii genoemde vordering worden afgewezen. (…)”
3.8.3.
[bestuurders van Technische Groothandel c.s.] zijn met de grief in incidenteel hoger beroep opgekomen tegen de afwijzing van de privé-vordering. In de toelichting op de grief hebben zij niet het oordeel van de rechtbank bestreden dat op hen de bewijslast rust van hun stelling dat [appellant] het gevorderde bedrag verschuldigd is. Voor het hof dient reeds om die reden tot uitgangspunt dat [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] de bewijslast hebben.
3.8.4.
[bestuurders van Technische Groothandel c.s.] hebben in de toelichting op de grief nadere rechtsgronden genoemd voor de privé-vordering. Zij baseren die vordering nu primair op een of meer overeenkomsten van geldlening, subsidiair op ongerechtvaardigde verrijking en meer subsidiair op onverschuldigde betaling. In de toelichting op de grief bieden zij uitdrukkelijk aan om door middel van getuigenverhoren te bewijzen:
 dat [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] ten behoeve van [appellant] rekeningen hebben voorgeschoten;
 dat [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] facturen hebben betaald ten behoeve van [appellant] ;
 dat [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] werkzaamheden hebben verricht en laten verrichten bij [appellant] thuis, welke werkzaamheden door [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] zijn voorgeschoten.
In de toelichting op dit bewijsaanbod hebben [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] gesteld dat zij inzien dat zij zonder erkenning door [appellant] , mogelijk ten aanzien van sommige facturen niet slagen in het bewijs dat zij die facturen voor [appellant] hebben betaald. Volgens [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] kunnen de door hen genoemde getuigen ( [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] en enkele zzp’ers) echter voor een groot deel verklaren dat dit wel het geval is geweest.
3.8.5.
Het hof stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] in elk geval tot een bepaalde mate uitgaven voor [appellant] en [de vader van de bestuurders van Technische Groothandel c.s.] hebben gedaan, waarvan voor de partijen duidelijk was dat [appellant] (en [de vader van de bestuurders van Technische Groothandel c.s.] ) die moesten terugbetalen. Tevens staat op grond van de stellingen van partijen vast dat [appellant] dienaangaande in 2011 bedragen van € 1.000,--, € 4.000,--, € 5.000,--, € 7.000,--, € 8.500,-- en € 2.450,--, derhalve in totaal € 27.950,-- aan [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] heeft terugbetaald. Op grond hiervan kan als vaststaand worden aangenomen dat [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] tot een bedrag van € 27.950,-- uitgaven voor [appellant] en [de vader van de bestuurders van Technische Groothandel c.s.] hebben gedaan (welk bedrag inmiddels is terugbetaald).
3.8.6.
Waar het om gaat is of [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] in privé tot een hoger bedrag dan het al terugbetaalde bedrag van € 27.950,-- uitgaven hebben gedaan ten behoeve van [appellant] bij wege van geldlening/voorschot. [Technische Groothandel c.s.] wensen dat kennelijk door getuigenverhoren te bewijzen. Het hof zal [Technische Groothandel c.s.] tot die bewijslevering toelaten.
3.8.7.
Voor het geval komt vast te staan dat [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] tot een hoger bedrag dan € 27.950,-- bedragen hebben voorgeschoten/ter leen verstrekt aan [appellant] , mag [appellant] bewijzen dat hij ook die bedragen heeft terugbetaald.
3.8.8.
Het hof zal elk verder oordeel over de privé-vordering en de grief van [Technische Groothandel c.s.] in incidenteel hoger beroep aanhouden.
Naar aanleiding van de grieven 3, 4 en 5 in principaal hoger beroep: onderdeel A van de zakelijke vordering
3.9.1.
Het hof zal de grieven 3, 4 en 5 in principaal hoger beroep gezamenlijk behandelen. Met deze grieven komt [appellant] op tegen zijn veroordeling om aan [Technische Groothandel] € 33.752,73 incl. btw te betalen (onderdeel A van de zakelijke vordering). Hoewel [appellant] in paragraaf 4.7 van de appeldagvaarding ook “ten overvloede” onderdeel B van de zakelijke vordering ter sprake brengt, blijkt uit de rest van de appeldagvaarding en ook uit de paragrafen 1.2, 1.3 en 2.18 van de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep duidelijk dat de grieven 3 tot en met 5 uitsluitend betrekking hebben op onderdeel A van de zakelijke vordering.
3.9.2.
Onderdeel A van de zakelijke vordering heeft betrekking op de facturen eindigend op [factuur 1] , [factuur 2] , [factuur 3] , [factuur 4] , [factuur 5] , [factuur 6] , [factuur 7] , [factuur 8] en [factuur 9] , zoals opgenomen op het hiervoor in rov. 3.2.7 weergegeven overzicht, waarop nadien nog een extra korting van (ongeveer) 25% is gegeven (creditfactuur [factuur 14] ). De facturen belopen tezamen € 44.773,81 incl. btw en verminderd met het bedrag van de creditfactuur van € 11.021,07 incl. btw resteert op één cent na het gevorderde bedrag van € 33.752,73 incl. btw (€ 28.363,64 excl. btw). De facturen dateren uit de periode van 1 tot en met 17 februari 2012.
3.9.3.
De rechtbank heeft over onderdeel A van de zakelijke vordering het volgende overwogen in rov. 4.16 van het vonnis:
“Naar het oordeel van de rechtbank ligt de vordering voor zover het de onder A bedoelde facturen betreft voor toewijzing gereed, nu [appellant] de verschuldigdheid van die facturen onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Daartoe wordt overwogen dat in elk van de genoemde facturen gedetailleerd en gespecificeerd is omschreven welke materialen door [Technische Groothandel] aan [appellant] zijn geleverd, in welke hoeveelheid en tegen welke prijs. Aldus had [appellant] concreet en gemotiveerd verweer kunnen en moeten voeren, indien hij van mening was de factuur onjuist, ongegrond of reeds betaald was. Nu hij dat niet heeft gedaan, staat vast dat [appellant] deze facturen moet betalen.”
Naar het oordeel van het hof zijn de tegen dit oordeel gerichte grieven gegrond. Het hof overweegt daartoe het volgende.
3.9.4.
[appellant] heeft in de toelichting op grief 4 gemotiveerd betwist dat de zaken die op de bovenbedoelde facturen zijn genoemd, daadwerkelijk aan hem zijn geleverd.
[appellant] heeft in dat kader (in de toelichting op grief 5) onder meer gewezen op de beslissing die de Accountantskamer op 19 augustus 2013 heeft gegeven op klacht die [appellant] heeft ingediend tegen het accountantskantoor dat de hiervoor in rov. 3.2.11 genoemde brief van 14 maart 2013 heeft opgesteld. De Accountantskamer heeft de klacht van [appellant] op een aantal onderdelen gegrond verklaard en in rechtsoverweging 4.5.5.2 van de beslissing onder meer het volgende overwogen over de passage in die brief over onderdeel A van de zakelijke vordering:
“Voorts ontbreekt iedere onderbouwing voor zijn conclusie dat ‘€ 28.363,64 is gefactureerd aan materialen uit eigen voorraad van [Technische Groothandel] ’. Betrokkene heeft ter zitting erkend dat hij niet heeft vastgesteld en ook niet heeft kunnen vaststellen dat de materialen waarop de facturering zag, feitelijk aan klager zijn geleverd.”
3.9.5.
Gelet op de gemotiveerde betwisting door [appellant] kan niet bewezen worden geacht dat de op de facturen genoemde zaken daadwerkelijk aan [appellant] zijn geleverd. De bewijslast rust op dit punt op [Technische Groothandel] . [Technische Groothandel] heeft in haar memorie van antwoord in principaal hoger beroep (paragrafen 26 en 27) uitdrukkelijk aangeboden om door middel van getuigenverhoren te bewijzen dat de op de negen facturen genoemde zaken daadwerkelijk aan [appellant] zijn geleverd. Het hof zal [Technische Groothandel] tot deze bewijslevering toelaten.
3.9.6.
Verder heeft [appellant] in de toelichting op grief 3 gesteld dat hij reeds € 255.808,-- aan [Technische Groothandel] heeft betaald. Bij memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep heeft [appellant] deze stelling nader aangevuld in die zin dat hij € 256.336,32 per bank aan [Technische Groothandel] heeft betaald. Ter onderbouwing van die stelling heeft [appellant] als productie 6 bij die memorie een overzicht van de betreffende overboekingen alsmede de betreffende bankafschriften overgelegd. [Technische Groothandel] heeft vervolgens bij akte op dit overzicht gereageerd en niet betwist dat [appellant] de betreffende betalingen tot in totaal € 256.336,32 aan haar heeft gedaan. Het hof constateert dat het betalingen betreft uit de periode van april 2007 tot en met augustus 2010. [appellant] heeft gemotiveerd betwist dat [Technische Groothandel] , naast deze reeds gedane betalingen, nog recht heeft op nadere betalingen ter zake door [Technische Groothandel] geleverde materialen en/of voorgeschoten kosten. Voor zover de bij onderdeel A van de zakelijke vordering aan de orde zijnde facturen, die alle uit februari 2012 dateren, betrekking hebben op zaken die ruim daarvoor al zijn geleverd, stelt [appellant] zich op het standpunt dat hij daarvoor al heeft betaald door middel van de overboekingen tot in totaal € 256.336,32.
3.9.7.
Voor zover komt vast te staan dat [Technische Groothandel] aan [appellant] de op de facturen uit februari 2012 genoemde zaken aan [appellant] heeft geleverd en niet komt vast te staan dat die leveringen van ná augustus 2010 dateren, acht het hof voorshands bewezen dat [appellant] de betreffende leveringen al heeft betaald met de door hem verrichte overboekingen tot in totaal € 256.336,32. Als het gaat om leveringen van augustus 2010 of eerder, valt immers voorshands niet in te zien dat (en waarom) [Technische Groothandel] deze leveringen niet bij de reeds door [appellant] betaalde facturen in rekening heeft gebracht. Het staat [Technische Groothandel] echter vrij om tegenbewijs te leveren tegen het door het hof voorshands bewezen geachte feit dat [appellant] de betreffende leveringen, voor zover zij hebben plaatsgevonden in of vóór augustus 2010, al heeft betaald met de door hem verrichte overboekingen tot in totaal € 256.336,32.
3.10.1.
Het hof concludeert dat [Technische Groothandel c.s.] zullen worden toegelaten om:
I. te bewijzen dat [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] in privé tot een hoger bedrag dan het al terugbetaalde bedrag van € 27.950,-- bij wege van geldlening/voorschot uitgaven hebben gedaan ten behoeve van [appellant] ;
II. te bewijzen dat [Technische Groothandel] de zaken die genoemd zijn op de facturen eindigend op [factuur 1] , [factuur 2] , [factuur 3] , [factuur 4] , [factuur 5] , [factuur 6] , [factuur 7] , [factuur 8] en [factuur 9] , zoals opgenomen op het hiervoor in rov. 3.2.7 weergegeven overzicht, aan [appellant] heeft geleverd en/of voor [appellant] heeft betaald;
III. te bewijzen dat en in hoeverre die leveringen ná augustus 2010 hebben plaatsgevonden;
IV. tegenbewijs te leveren tegen het voorshands geleverd geachte bewijs dat op deze facturen genoemde leveringen die in of vóór augustus 2010 hebben plaatsgevonden, al door [appellant] zijn betaald als onderdeel van de door hem verrichte betalingen tot in totaal € 256.336,32;
[appellant] wordt toegelaten om te bewijzen dat hij, als komt vast te staan dat [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] tot een hoger bedrag dan € 27.950,-- bedragen hebben voorgeschoten/ter leen verstrekt aan [appellant] , ook die bedragen heeft terugbetaald.
3.10.2.
Voor zover partijen schriftelijk bewijs willen bijbrengen, dienen zij dat uiterlijk twee weken voor het verhoor aan de raadsheer-commissaris en de wederpartij toe te zenden.
3.10.3.
Het hof zal elk verder oordeel aanhouden.

4.De uitspraak

Het hof:
op het principaal en het incidenteel hoger beroep:
laat [Technische Groothandel c.s.] toe om met betrekking tot onderdeel A van de zakelijke vordering:
te bewijzen dat [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] in privé tot een hoger bedrag dan het al terugbetaalde bedrag van € 27.950,-- uitgaven hebben gedaan ten behoeve van [appellant] bij wege van geldlening/voorschot;
te bewijzen dat [Technische Groothandel] de zaken die genoemd zijn op de facturen eindigend op [factuur 1] , [factuur 2] , [factuur 3] , [factuur 4] , [factuur 5] , [factuur 6] , [factuur 7] , [factuur 8] en [factuur 9] , zoals opgenomen op het hiervoor in rov. 3.2.7 weergegeven overzicht, aan [appellant] heeft geleverd en/of voor [appellant] heeft betaald;
te bewijzen dat en in hoeverre die leveringen ná augustus 2010 hebben plaatsgevonden;
tegenbewijs te leveren tegen het voorshands geleverd geachte bewijs dat op deze facturen genoemde leveringen die in of vóór augustus 2010 hebben plaatsgevonden, al door [appellant] zijn betaald als onderdeel van de door hem verrichten betalingen tot in totaal € 256.336,32;
laat [appellant] toe om te bewijzen:
dat hij, als komt vast te staan dat [bestuurders van Technische Groothandel c.s.] tot een hoger bedrag dan € 27.950,-- bedragen hebben voorgeschoten/ter leen verstrekt aan [appellant] , ook die bedragen heeft terugbetaald;
bepaalt, voor het geval partijen of één van hen bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. W.H.B. den Hartog Jager als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rol van 15 september 2015 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige(n) in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
verstaat dat partijen tevoren overleg plegen over het aantal en de persoon van de getuigen dat tegen deze datum zal worden opgeroepen en de volgorde waarin de getuigen zullen worden voorgebracht;
bepaalt dat de advocaten tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zullen opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
bepaalt dat ieder van partijen het schriftelijk bewijs dat hij/zij wil bijbrengen, uiterlijk twee weken voor het verhoor aan de raadsheer-commissaris en de wederpartij zal toezenden;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.H.B. den Hartog Jager, I.B.N. Keizer, en J.H.C. Schouten en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 1 september 2015.
griffier rolraadsheer