ECLI:NL:GHSHE:2015:3397

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 september 2015
Publicatiedatum
1 september 2015
Zaaknummer
20-002699-14
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens onrechtmatig verkregen bewijs en bewijsuitsluiting in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, waarbij hij een taakstraf van 90 uren opgelegd kreeg. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de verdediging vrijspraak bepleit, onder andere op basis van onrechtmatig verkregen bewijs. Het hof heeft vastgesteld dat de verbalisanten geen bevoegdheid hadden om het dashboardkastje van de auto van de verdachte te doorzoeken, omdat er geen noodzaak was voor een identiteitscontrole. De doorzoeking is derhalve onrechtmatig geschied, wat leidt tot bewijsuitsluiting van de aangetroffen verdovende middelen. Het hof oordeelt dat de resterende bewijsmiddelen onvoldoende zijn om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit te komen. Het hof vernietigt het eerdere vonnis en spreekt de verdachte vrij van alle beschuldigingen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002699-14
Uitspraak : 2 september 2015
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 28 augustus 2014 in de strafzaak met parketnummer 01-106141-14 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 90 uren, subsidiair 45 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest, waarvan 45 uren, subsidiair 22 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen ten laste is gelegd en de verdachte deswege zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 90 uren, subsidiair 45 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest, waarvan 45 uren, subsidiair 22 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Namens verdachte is vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 mei 2014 te Waalre tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1005 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
De verdediging heeft in hoger beroep vrijspraak bepleit op de gronden als in de pleitnota weergegeven. Op de eerste plaats is daartoe aangevoerd dat er sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs omdat er geen bevoegdheid was om de auto van de medeverdachte te doorzoeken, hetgeen dient te leiden tot bewijsuitsluiting van hetgeen bij die doorzoeking is aangetroffen. Voorts kan niet worden bewezen dat de verdachte de in de auto aangetroffen verdovende middelen opzettelijk aanwezig heeft gehad. De verdachte ontkent de tas in handen te hebben gehad en stelt geen wetenschap te hebben gehad van de inhoud daarvan. Ten slotte bevat het dossier onvoldoende bewijs om te komen tot een bewezenverklaring van medeplegen.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof het volgende vast. Op 6 mei 2014 omstreeks 19.44 uur bevonden verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , belast met toezicht in hun bewakingsgebied van Valkenswaard en Waalre, zich op de Brabantialaan te Waalre. Zij hadden van de wijkagent de melding gekregen dat er bij het eerste appartementencomplex op de Brabantialaan zich zaken voordeden die aandacht vereisten. Het zou vooral in de avond te doen zijn. De wijkagent wist niet precies wat daar gebeurde maar hij had deze informatie van een buurtbewoner gekregen.
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door buurtbrigadier [naam buurtbrigadier] (pagina 19 van het dossier), heeft hij op 6 mei 2014 een mail ontvangen van de beheerder van het wooncomplex gelegen aan de Chromerij in Waalre. Uit dit mailbericht is het volgende af te leiden:
“- rondom de Brabantiastaete staan regelmatig auto’s verkeerd geparkeerd, in het bijzonder een tweetal witte bestelbussen.
- achter de flat aan de Eindhovenseweg staat een camper geparkeerd waarin mensen slapen. ’s Avonds gaan ze rijden, er komt continu bezoek en er staan mensen “op de uitkijk”. Ze maken ook gebruik van een opengebroken garagebox achter de flat. De bus rijdt regelmatig dwars over de grasvelden richting de Brabantiastaete.
- de bewoners van de begane grond Brabantiastaete hebben de gewoonte over het balkon te klimmen en op deze wijze de woning te betreden.”
Op 6 mei 2014 bevonden voornoemde verbalisanten zich aldus op de Brabantialaan te Waalre. Zij zagen een personenauto geparkeerd staan en een viertal personen die uit de richting van die auto gelopen kwam. Deze personen liepen het eerste appartementencomplex aan de linkerzijde van de Brabantialaan binnen. De verbalisanten zagen dat een van de vier personen vanuit de hal van het complex schichtig hun kant op keek. Het kenteken van de personenauto werd bevraagd en bleek op naam te staan van ene [medeverdachte] . Omstreeks 19.50 uur zagen de verbalisanten twee van de vier personen weer naar buiten komen lopen. Zij zagen dat een van de personen een zwarte sporttas droeg en dat deze in de kofferbak van de personenauto werd gezet. Vervolgens stapten beide personen in de personenauto en reden daarmee weg. De verbalisanten zijn de auto gevolgd en hebben, nadat de personenauto even was gestopt bij een bushalte en de verbalisanten de auto gepasseerd hadden, een stopteken gegeven ter controle van de naleving van de Wegenverkeerswet. De bestuurder voldeed hieraan. Op vordering van verbalisant [verbalisant 1] overhandigde de bestuurder, [medeverdachte] genaamd, een geldig rijbewijs en kentekenpapieren.
Gevraagd werd of de verbalisanten op basis van vrijwilligheid in de zwarte sporttas mochten kijken maar dat werd door [medeverdachte] en de bijrijder geweigerd. De bijrijder, zijnde de verdachte, werd vervolgens gevraagd of hij een legitimatiebewijs bij zich had maar dat was niet het geval. Vervolgens heeft de bijrijder op vraag van verbalisant [verbalisant 2] zijn personalia opgegeven. Een eveneens gearriveerde collega heeft beide personen middels het integraal bevragingsysteem voor politie geraadpleegd. De verdachte bleek gehoord te zijn in een drugsonderzoek en [medeverdachte] had antecedenten terzake de Opiumwet. Vervolgens werd verdachte gevorderd om inzage in zijn legitimatiebewijs maar hij kon daar niet aan voldoen omdat hij geen identiteitspapieren bij zich had. Na een identiteitsfouillering, welke niets opleverde, heeft verbalisant [verbalisant 1] in het dashboardkastje van de personenauto gekeken op zoek naar een identiteitsbewijs van de bijrijder. Deze moest daarvoor worden geopend. In het dashboardkastje werden twee joints aangetroffen. Vervolgens is de uitgifte van alle goederen gerelateerd aan de Opiumwet gevorderd aan [medeverdachte] en de verdachte. Zij zeiden dat ze deze goederen niet in bezit hadden. Vervolgens is de kofferbak van het voertuig geopend en is op verzoek van de politie door [medeverdachte] de zwarte tas geopend en werd een grote doorzichtige gripzak aangetroffen met daarin henneptoppen.
Het hof overweegt dat uit de melding van de buurtbrigadier niet kan worden afgeleid dat er een verdenking bestond van een overtreding van de Opiumwet. Voorts levert het enkele feit dat een viertal personen uit een personenauto stapt, een flat binnengaat en dat vervolgens slechts twee personen terugkeren in het bezit van een zwarte sporttas evenmin een aanwijzing op voor een redelijke verdenking van een overtreding van de Opiumwet.
Op grond van de Wegenverkeerswet 1994 heeft de verbalisant de bestuurder van de personenauto gevorderd zijn papieren te laten zien, aan welke vordering de bestuurder heeft voldaan. Vervolgens was er voor de verbalisanten geen aanleiding om de identiteit van de bijrijder, zijnde de verdachte, te controleren op grond van de Wegenverkeerswet. Voor een controle op grond van de Opiumwet was, zoals hiervoor overwogen, evenmin aanleiding. Dat iemand ooit eens gehoord is in een drugsonderzoek maakt dat niet anders. Een en ander was onvoldoende voor het aannemen van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De bestuurder en de bijrijder werden op dat moment overigens ook nog niet aangemerkt als verdachten.
Onder deze omstandigheden is het hof, anders dan de advocaat-generaal en met de verdediging, van oordeel dat er geen noodzaak bestond voor de uitoefening van de politietaak om de verdachte te onderwerpen aan een identiteitscontrole. De verbalisanten hadden derhalve geen bevoegdheid om het dashboardkastje te doorzoeken. De doorzoeking van het dashboardkastje is derhalve onrechtmatig geschied en het bewijs, te weten het aantreffen van de joints in het dashboardkastje en het daarop vervolgens aantreffen van de henneptoppen in de zwarte tas in de kofferbak, is onrechtmatig verkregen. Dit levert een onherstelbaar vormverzuim op als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. In het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor voor verdachte wordt veroorzaakt, vindt het hof aanleiding om van het bewijs uit te sluiten van al hetgeen als rechtstreeks gevolg van het verzuim is verkregen, te weten de in de auto aangetroffen verdovende middelen. Het verweer wordt mitsdien gehonoreerd. De resterende bewijsmiddelen leveren onvoldoende wettig bewijs op om te kunnen komen tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Het hof zal de verdachte dan ook hiervan vrijspreken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. A.R.O. Mooy, voorzitter,
mr. E.F.G.M. Gelderman en mr. H.A. Marquart Scholtz, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van der Velden, griffier,
en op 2 september 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. H.A. Marquart Scholtz en mr. E.F.G.M. Gelderman zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.