ECLI:NL:GHSHE:2015:3353
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- A.P. Zweers-van Vollenhoven
- R.R.M. de Moor
- J.H.Th. Veldman
- Rechtspraak.nl
Toelating tot de schuldsaneringsregeling en de beoordeling van te goeder trouw zijn bij schulden
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toelating van een vrouw tot de schuldsaneringsregeling. De vrouw, hierna te noemen [appellante], had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Limburg, dat op 16 juni 2015 was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat niet voldoende aannemelijk was dat [appellante] de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling zou nakomen, en dat zij niet te goeder trouw was geweest ten aanzien van het ontstaan van haar schulden. Het hof heeft de zaak in hoger beroep behandeld na een mondelinge zitting op 19 augustus 2015, waarbij [appellante] werd bijgestaan door haar advocaat, mr. K.M.C. Jansen.
Het hof heeft vastgesteld dat [appellante] een totale schuldenlast heeft van € 9.670,86, waaronder een clusterschuld aan het CJIB van € 4.909,00 en een schuld aan een andere schuldeiser van € 2.381,70. Het hof heeft ook kennisgenomen van het feit dat er een bewind is ingesteld over de goederen van [appellante]. De rechtbank had geoordeeld dat [appellante] niet voldoende had onderbouwd dat zij in staat was om haar schulden te voldoen, mede gezien haar licht verstandelijke handicap en het ontbreken van aanvullende medische rapportages.
In hoger beroep heeft [appellante] betoogd dat zij te goeder trouw is geweest en dat zij haar situatie onder controle heeft. Het hof heeft echter geconcludeerd dat [appellante] niet voldoet aan de vereisten van artikel 288 lid 1 sub b van de Faillissementswet, omdat er onvoldoende bewijs is dat haar schulden te goeder trouw zijn ontstaan. Het hof heeft ook opgemerkt dat de clusterschuld aan het CJIB meer dan de helft van haar totale schuldenlast vormt en dat er onvoldoende onderbouwing is voor de overige schulden. Het hof heeft het beroep op de hardheidsclausule afgewezen, omdat [appellante] niet voldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe haar omstandigheden bepalend zijn geweest voor het ontstaan van haar schulden.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarmee het verzoek van [appellante] tot toelating tot de schuldsaneringsregeling werd afgewezen.