In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin een zorgregeling voor de minderjarige [de zoon 1] was vastgesteld. De moeder verzocht om uitbreiding van de zorgregeling, zodat zij op alle woensdagen in de even weken contact kon hebben met [de zoon 1]. De vader verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken en stelde een incidenteel appel in om de bestaande zorgregeling te handhaven. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 juli 2015 zijn beide ouders gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof overweegt dat de huidige zorgregeling, die in onderling overleg is uitgebreid, in het belang van [de zoon 1] is. Het hof wijst het verzoek van de moeder tot verdere uitbreiding van de zorgregeling af, maar past de juridische situatie aan op de feitelijke situatie door de zorgregeling te bevestigen zoals deze in de praktijk al wordt uitgevoerd. De beslissing van het hof is dat de zorgregeling wordt gewijzigd, waarbij de moeder en de vader om de veertien dagen contact hebben met [de zoon 1] van woensdagmiddag tot maandagochtend, en dat de ouders in onderling overleg de zorgregeling verder kunnen afstemmen.