Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 26 augustus 2014;
- de akte van [appellant];
- het proces-verbaal van de op 6 november 2014 gehouden comparitie van partijen.
6.De verdere beoordeling
“8 tot 12 uur”), 5 juli 2011 (0,5 dag), 6 juli 2011 (0,5 dag), 20 juli 2011 (0,5 dag), 17 oktober 2011 (0,5 dag) en 24 oktober 2011 (0,4 dag) en is hij op 28 december 2011 tevergeefs bij SWS op kantoor geweest om zijn beklag te doen (
“woonwinkel geweest 12tot 13uur”0,25). Het is juist dat [appellant] onder 1 van zijn akte stelt dat hij niet meer exact kan vaststellen op welke dagen hij tevergeefs bij SWS op kantoor is geweest en op welke dagen hij tevergeefs thuis heeft gewacht op medewerkers van SWS. Echter, ter zitting heeft [appellant] – onbetwist – verklaard dat hij productie 3 bij zijn akte heeft opgesteld naar aanleiding van een logboek dat hij altijd al bijhield in verband met zijn bedrijf. Volgens zijn – ook in zoverre onbetwiste – verklaring is [appellant] dat logboek wat beter gaan bijhouden toen er problemen ontstonden met SWS en heeft hij na 2011 het logboek niet meer bijgehouden. Ter zitting heeft SWS verklaard dat zij pas sinds 2012 een klantvolgsysteem heeft, dat voor die tijd klachten van huurders niet werden bijgehouden en dat uit de getuigenverklaringen in eerste aanleg blijkt wat er aan reparatiepogingen is gedaan. Een en ander is echter een onvoldoende gemotiveerde betwisting van het gedetailleerde overzicht van [appellant] en hetgeen hij daarover ter zitting heeft verklaard. Het hof zal daarom uitgaan van ((8 x 0,5) + 0,4 + 0, 25) = 4,65 dagen, af te ronden op 5 dagen als periode dat de winkel van [appellant] dicht was omdat hij thuis tevergeefs heeft zitten wachten op reparatie van het raam door SWS of omdat hij bij SWS is geweest om zich te beklagen over het uitblijven van de reparatie.
april2012). SWS zal als de in ongelijk gestelde partij in de kosten van het incidenteel appel worden veroordeeld.