5.6.Indien de verzekerde niet binnen 1 jaar na een schriftelijke mededeling van Assuradeuren, waarin zij mededelen uit hoofde van een schadegeval geen verplichtingen (meer) te hebben, hiertegen in verzet komt, vervalt zijn recht op uitkering ter zake van dit schadegeval (…)”
c. [Bouwbedrijf] heeft in 1993 voor [varkensboer] c.s. (hierna [varkensboer] , enkelvoud) te [vestigingsplaats 4] een zeugenstal gebouwd. De tussenwanden van het ondergrondse gedeelte van die zeugenstal werden opgetrokken uit kalkzandsteen. De vloer van het bovengrondse gedeelte bestond uit betonnen delen, zogeheten voergangen, met daar tussenin roosters. De door de varkens geproduceerde mest viel door de roosters in de verschillende compartimenten van de gierkelder. De vloer van het bovengrondse gedeelte werd gedragen door de tussenmuren die die compartimenten van elkaar scheidden.
d. Op 18 april 2002 is een deel van de roostervloer in de gierkelder gevallen omdat een daar onder staande tussenmuur was ingestort. Daarbij is een aantal zeugen in de gierkelder gevallen en overleden c.q. verwond.
e. [varkensboer] heeft [Bouwbedrijf] aansprakelijk gesteld voor de door de instorting ontstane schade. [Bouwbedrijf] heeft aansprakelijkheid ontkend alsmede de hoogte van de door [varkensboer] gepretendeerde schade. In het daarna tussen beiden ontstane debat zijn er diverse deskundigen, onder meer door [Bouwbedrijf] , ingeschakeld om de oorzaak van het incident te achterhalen.
f. Het in augustus 2002 door [X.] Poort expertisebureau bv op verzoek van [varkensboer] opgemaakte rapport (productie 5 bij dagvaarding in de hoofdzaak) houdt in:
“(…)
Oorzaak schade: Mest hoogte verschil van naastgelegen kelder. Door zijwaartse druk op de wand is deze omgeslagen (ingestort)
(…)
Helaas valt er op te merken dat alle wanden m.b.t. de mestkelder ongeschikt zijn voor mestdruk, en kunnen we vaststellen dat de omstandigheden omtrent de werkzaamheden in de kelders als levensgevaarlijk beschouwd kunnen worden.
Bij elk hoogtedruk verschil van 0,50 cm of meer zullen alle muren vroeg of laat bezwijken. Dat houd in dat alle muren opnieuw vervangen moeten worden zoals de berekening van de mestbassins HBRM aangeeft. Deze dienen dan gestort te worden in gewapend beton.
Een oplossing om tegen de kalkzandsteen muur een nieuwe muur aan te zetten zal niet voldoende zijn (…)
Bouwbedrijf [Bouwbedrijf] bv:
(…)
heeft als constructeur opgetreden, en heeft zelf een berekening van de mestkelder opgemaakt. Echter wijkt deze geheel van de bestek tekening van CHV, t.a.v. de muurdikte kelders, af
heeft de berekening gemaakt, maar heeft de zijwaartse druk bij minimale of maximale mestdruk op de kelderwanden niet mee opgenomen
heeft aangegeven aan de opdrachtgever dat de betonwanden bestaande uit gewapend beton even sterk zijn als kalkzandsteen. De uiteindelijke uitgevoerde constructie bestaat dan ook uit kalkzandsteen. Dit was de keuze van Bouwbedrijf [Bouwbedrijf] , niet die van opdrachtgever [varkensboer] . (…)
heeft zich voorgedaan als bouwconstructeur die eigenlijk berekeningen opmaken voor sterkte berekeningen van bouwelementen. Dit terwijl hij aannemer is. (…)”
g. [Bouwbedrijf] heeft de aansprakelijkstelling van [varkensboer] c.s. op 28 augustus 2002 via haar tussenpersoon [tussenpersoon] Assurantiën (hierna [tussenpersoon] ) gemeld bij Aon. Daags hierna heeft Aon de schade gemeld bij Amlin c.s.
h. Het in opdracht van Aon Risico Management door [expertise] opgemaakte voorlopig rapport van expertise van 26 september 2002 (productie 8 bij dagvaarding in de hoofdzaak) houdt in:
“(…) Algemeen
(…)
Op deze bestektekeningen wordt vermeld dat de put (= gierkelder) volgens de Handleiding Bouwtechnische Richtlijnen Mestbassins (H.B.R.M.) en Bouwtechnische Richtlijnen Mestbassins (B.R.M.) moet worden uitgevoerd.
Tevens werd op de bestektekeningen vermeld dat de hout, staal en betonconstructies volgens nadere berekeningen van de constructeur dienen te worden bepaald. Er zijn geen berekeningen door een constructeur gemaakt.
Wij vernamen van verzekerde c.q. wederpartij dat verzekerde op eigen initiatief de door de architect getekende betonwanden heeft omgezet in kalkzandsteen wanden. (…)
i. Op 15 oktober 2002 (productie 6 conclusie van antwoord) deelt Aon namens Amlin c.s. aan [tussenpersoon] mee, voor zover hier van belang:
“(…)
Verzekeraars stellen zich vooralsnog op het standpunt dat er vooralsnog niet is gebleken dat er sprake is van enige gedekte materiele gevolgschade. Verzekeraars zijn dan ook van mening dat de schade die is ontstaan schade betreft als genoemd in artikel 4.1.6 te weten vervanging van een ondeugdelijke prestatie. Dit artikel impliceert dat schade aan, of waardevermindering van de door of onder verantwoordelijkheid van verzekerde geleverde of opgeleverde goederen, alsmede de vervanging, de verbetering of de herstelling van de door of onder verantwoordelijkheid van verzekerde geleverde of opgeleverde goederen zijn uitgesloten van de dekking op de aansprakelijkheidsverzekering. (…)
Voorts merken verzekeraars op dat verzekerde in deze een aantal werkzaamheden heeft verricht welke niet binnen de verzekerde hoedanigheid van bouwbedrijf vallen. Uit de ontvangen stukken valt af te leiden dat verzekerde namelijk ook, onder andere, constructeurwerkzaamheden heeft verricht. (…)”
j. Bij faxbrief van 11 februari 2003 (productie 7 conclusie van antwoord) deelt Aon aan [tussenpersoon] mee, voor zover hier van belang:
“(…)
In reactie op uw telefoontje van gistermiddag zenden wij u bijgaand een afschrift van het bericht van de expert.
Helaas moeten wij u mededelen dat wij van verzekeraars hebben vernomen dat er sprake blijft van een niet gedekte schade.
Enerzijds is er de uitsluiting voor schade aan het eigen werk, anderzijds is er het probleem met de hoedanigheid in deze kwestie. Zoals bekend heeft verzekerde in deze ook constructeurswerkzaamheden verricht. (…)”
k. De rechtbank Breda heeft in het kader van een voorlopig deskundigenbericht als deskundige benoemd Exlan Consultants. Deze deskundige heeft in november 2003 rapport uitgebracht (productie 18 bij dagvaarding in de hoofdzaak). Dit rapport houdt in, voor zover relevant:
“(…)
De meest waarschijnlijke oorzaak is dat de wand is omgevallen als gevolg van een verschil in mestnivo tussen de 2 putten. (…)
De schade is ontstaan door 2 feitelijk oorzaken:
De putwanden zijn te dun uitgevoerd.
In de putmuren zijn te weinig openingen aangebracht.
(…)”.
l. Ook VDZ Bouwmanagement B.V. heeft een deskundigenonderzoek uitgevoerd, waarbij de deskundige inzage heeft gehad in de rapporten van [X.] Poort (sub f), [expertise] (sub h) en Exlan (sub k). Het van dat onderzoek opgemaakte rapport (productie 27 bij dagvaarding in de hoofdzaak) houdt in, voor zover relevant:
“(…)
Er zijn m.i. maar twee mogelijke oorzaken voor het bezwijken van de mestkelderwand
Doordat een verstopping heeft plaatsgevonden in de mestdoorlaat naar de centrale gang is mestniveauverschil ontstaan tussen de linker en de rechterzijde van de betreffende mestkelderwant. Dit niveauverschil is oorzaak geweest dat deze wand is ingestort.
Doordat er een opeenhoping van gassen in de mestkelder door een vonk (ontstaan door lassen, roken of iets dergelijks) is geëxplodeerd.
De verstopping van de mestdoorlaat kan zijn veroorzaakt door:
Gebruik van stro en/of zaagsel
Diverse bijproducten in het voeren
Een zeer sterke vermindering van het gebruik van water (ergo een verhoging van het drogestofgehalte van de zeugenmest
Het onjuist leegzuigen van de kelder
Een combinatie van bovengenoemde oorzaken
(…)
X. Résume:
Geen enkele kelder onder varkensstallen is berekend en of ontworpen met de mogelijkheid dat de doorstroom- of doorlaatopeningen voor de drijfmest naar de afzuigpunten (…) verstopt raken. Dat dit ook nooit is voorzien, blijkt uit het gegeven dat bij varkensstallen nergens wordt gewezen(op; toevoeging hof)
optredende niveauverschillen. (…) Bij een juist gebruik van de mestkelders en het op een juiste manier leegzuigen van de kelder zou de verstopping niet hebben plaatsgevonden. Ik sluit echter niet uit dat een gasexplosie de oorzaak van de instorting zou zijn geweest. (…)”.
m. Bouwtechnisch Adviesbureau [Adviesbureau] heeft op verzoek van de raadsman van [Bouwbedrijf] een berekening gemaakt van een kalkzandsteenwand in een mestkelder. Deze berekening van 18 oktober 2005(productie 29 bij conclusie van dupliek van [Bouwbedrijf] in de hoofdzaak tussen [varkensboer] en [Bouwbedrijf] ) vermeld, voor zover relevant:
“(…)
Uit de berekening blijkt dat de uiterste opneembare normaalkracht 88kN is (t.o.v. de optredende 8,8 kN). Voor een berekening van de oplegspanning in het metselwerk verwijzen we naar computeruitvoer bladzijde 2. Uit de berekening blijkt dat de uiterste opneembare kracht 166 kN is (t.o.v. de optredende kracht van 4,4 kN).
Conclusie: de wand voldoet.
(…)
Gezien het feit dat ook de spanningen in de muur zelf relatief laag zijn moet er een externe factor een rol gespeeld hebben die tot het bezwijken heeft geleid. (…)”.
n. Tussen [Bouwbedrijf] enerzijds en [varkensboer] anderzijds zijn diverse procedures gevoerd, zowel kort-gedingen als bodemzaken. De procedures zijn gevoerd zowel bij de rechtbank als bij het gerechtshof. [Bouwbedrijf] heeft zich daarbij bediend van rechtskundige bijstand.
De laatste tussen deze partijen gewezen beslissing is het arrest van dit hof van 18 mei 2010 (productie 31 akte wijziging eis d.d. 31 januari 2012). Bij dit arrest is [varkensboer] toegelaten te bewijzen dat:
- de opdracht aan [Bouwbedrijf] aanvankelijk betrekking had op de bouw van een gierkelder overeenkomstig het ontwerp van [ontwerper] ;
- het [Bouwbedrijf] was die met het initiatief kwam om de gierkelder uit te voeren in kalkzandsteen (met als bijkomend gevolg dat het gewijzigd ontwerp uitging van muren die grotendeels dunner waren dan 200 mm);
- [Bouwbedrijf] [varkensboer] heeft verzekerd dat een in kalkzandsteen uitgevoerde gierkelder net zo stevig en deugdelijk is als een kelder in ongewapend beton.
[Bouwbedrijf] is toegelaten te bewijzen dat:
- zij op verzoek van [varkensboer] heeft afgezien van het aanbrengen van sparingen in bepaalde muren dan wel dat [varkensboer] die sparingen later hebben dichtgemaakt;
- [varkensboer] onvoldoende zorgvuldig mest heeft afgezogen;
- de instorting zou kunnen zijn veroorzaakt door een gasexplosie.
o. Na het in n. genoemde tussenarrest van 18 mei 2010 is het tussen die procespartijen tot een vaststellingsovereenkomst gekomen, waarbij afgesproken is, dat [Bouwbedrijf] aan [varkensboer] tegen finale kwijting een bedrag betaalt van € 12.500,- (“lumpsum”). Tevens heeft [Bouwbedrijf] een vaststellingsovereenkomst gesloten met de producent van de gebruikte kalkzandsteen, welke producent eveneens betrokken was in de procedure. De uitkomst van deze laatste vaststellingsovereenkomst is dat deze producent € 5.000,- betaalt in mindering op genoemd bedrag van € 12.500,-. Vervolgens is de procedure bij dit hof doorgehaald.
p. Op 28 januari 2005 schrijft [tussenpersoon] als tussenpersoon van [Bouwbedrijf] aan Aon een brief met, zakelijk weergegeven, de uitnodiging om tot afwikkeling van de schade over te gaan (productie 9 bij conclusie van antwoord). Hierop reageert Aon op 2 februari 2005 met de mededeling dat de zaak reeds lang gearchiveerd is, de dekking voor de claim immers reeds in februari 2003 werd afgewezen en dat krachtens de toepasselijke polisvoorwaarden de verzekerde gedurende een jaar de tijd heeft om in verzet te komen tegen een dekkingsafwijzing, welke termijn ongebruikt verstreken is (productie 10 conclusie van antwoord).