ECLI:NL:GHSHE:2015:3018

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 augustus 2015
Publicatiedatum
7 augustus 2015
Zaaknummer
F 200.163.419_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hoofdverblijfplaats en zorgregeling van een minderjarig kind

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Limburg van 24 oktober 2014, waarin de hoofdverblijfplaats van het kind bij de moeder is vastgesteld en een zorgregeling is vastgesteld. De vader verzoekt om wijziging van de hoofdverblijfplaats van het kind naar hem en om een wijziging van de zorgregeling. De moeder verzet zich tegen deze verzoeken en vraagt om bekrachtiging van de eerdere beschikking. De mondelinge behandeling vond plaats op 30 juni 2015, waarbij beide ouders en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De vader stelt dat de moeder tekortschiet in de opvoeding en dat hij meer betrokken wil zijn bij de zorg voor het kind. De moeder betwist deze claims en stelt dat het goed gaat met het kind. De Raad adviseert dat de ouders hun communicatie moeten verbeteren. Het hof oordeelt dat de vader onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn verzoeken en dat het in het belang van het kind is om de huidige situatie te handhaven. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en wijst de verzoeken van de vader af.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 6 augustus 2015
Zaaknummer: F 200.163.419/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/192083/ FA RK 14-1626
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats 1],
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. N.J.M. Kammers,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats 2],
verweerster,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. V.C.C. Luijten.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: Maastricht
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg van 24 oktober 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 20 januari 2015, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de bestreden beschikking te wijzigen en:
Primair:
  • te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de hierna nader te noemen [kind] bij de vader zal zijn;
  • te bepalen dat [kind] bij de moeder zal verblijven gedurende:
o iedere woensdag van 12.30 tot 19.00 à 19.15 uur;
o een weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag na school tot zondagavond 19.00 à 19.15 uur, en;
o gedurende de helft van de vakanties en feestdagen,
althans een verdeling van zorg- en opvoedingstaken vast te stellen die het hof juist acht.
Subsidiair:
- in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te bepalen dat [kind] bij de vader zal verblijven gedurende:
o iedere woensdag van 12.30 tot 19.00 à 19.15 uur;
o een weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag na school tot zondagavond 19.00 à 19.15 uur, en;
o gedurende de helft van de vakanties en feestdagen,
althans een verdeling van zorg- en opvoedingstaken vast te stellen die het hof juist acht.
Primair en subsidiair:
Het verzoek van de moeder tot verlening van vervangende toestemming voor inschrijving van [kind] op een school in de buurt van de nieuwe woning van de moeder af te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 9 maart 2015, heeft de moeder verzocht de verzoeken van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 juni 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Kammers;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Luijten;
  • de raad, vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger van de raad].
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 19 augustus 2014;
  • het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 17 juni 2015;
  • het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 29 juni 2015.
Het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 29 juni 2015 is ingekomen buiten de in het procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven gestelde termijn.
De vader heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Gelet op het feit dat deze stukken kort en eenvoudig te doorgronden zijn, heeft het hof echter beslist dat deze stukken worden toegelaten.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn op [huwelijksdatum] 2009 met elkaar gehuwd.
Vóór het huwelijk van partijen is geboren:
- [kind] (hierna: [kind]), op [geboortedatum] 2008 te [woonplaats 2].
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [kind] uit.
3.2.
Bij beschikking van 20 april 2011, hersteld bij beschikking van 18 mei 2011, heeft de rechtbank Maastricht tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 23 december 2011 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Bij deze beschikking heeft de rechtbank Maastricht voorts, voor zover thans van belang, bepaald dat [kind] zijn hoofdverblijf bij de moeder heeft en een zorgregeling vastgesteld waarbij [kind] bij de vader zal verblijven gedurende een weekend per 14 dagen van vrijdag 14.00 uur tot zondag 18.00 uur, waarbij de overdracht zal plaatsvinden door een in onderling overleg tussen partijen overeen te komen neutrale derde, en gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, waarbij een en ander in onderling overleg door partijen zal worden vastgesteld en waarbij de overdracht eveneens zal plaatsvinden door een in onderling overleg tussen partijen overeen te komen neutrale derde.
Het hof heeft bij beschikking van 22 november 2011 de zorgregeling bekrachtigd en aangevuld in die zin dat [kind] met ingang van 1 februari 2012 bij de vader zal verblijven iedere woensdagmiddag na school tot 18.00 uur, waarbij de overdracht zal plaatsvinden door een in onderling overleg tussen partijen overeen te komen neutrale derde.
3.3.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank de moeder vervangende toestemming verleend om [kind] in te schrijven op een school in de buurt van de nieuwe woning van de moeder en heeft de rechtbank de verzoeken van de vader betreffende de wijziging van de beschikking van de rechtbank van 20 april 2011 en het hof van 22 november 2011, voor zover het betreft de daarin bepaalde hoofdverblijfplaats van [kind] en verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, afgewezen.
3.4.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De vader voert, kort samengevat, het volgende aan. De vader maakt zich zorgen om de ontwikkeling en de gezondheid van [kind] en stelt daartoe dat zijn zorgen worden ondersteund door verschillende instanties. Volgens de vader schieten de moeder en haar nieuwe partner tekort in de opvoeding van [kind] en probeert de moeder de vader buiten te sluiten van de opvoeding en de wekelijkse activiteiten van [kind]. Van belang acht de vader dat de moeder weigert met hem te communiceren en dat zij hem weigert te informeren over relevante zaken aangaande de opvoeding. [kind] heeft hier last van. De vader zou graag de communicatie met de moeder willen verbeteren. In het verlengde hiervan vindt de vader dat [kind] gebaat is bij een wijziging van de hoofdverblijfplaats. De vader stelt in staat te zijn om [kind] een veilige en stabiele thuissituatie te bieden. De vader acht het in het belang van [kind] dat de raad een onderzoek instelt.
Subsidiair verzoekt de vader, gelet op de leeftijd van [kind], een wijziging van de zorgregeling. Hierbij vindt hij het van belang dat bij de verdeling van de vakanties rekening wordt gehouden met de ‘omgangsweekenden’ ter voorkoming van onnodige wisselingen.
Voorts vindt de vader een wijziging van basisschool niet in het belang van [kind]. Nu de moeder heeft aangegeven geen gebruik te hebben gemaakt en te zullen maken van de ontvangen vervangende toestemming, heeft de vader het verzoek tot afwijzing daarvan ter zitting ingetrokken.
3.6.
De moeder voert, kort samengevat, het volgende aan. Zij is van mening dat de vader zijn stelling dat zij niet voldoende voor [kind] zou zorgen niet onderbouwt. De moeder stelt dat zij niet tekortschiet in de opvoeding en dat het met [kind] goed gaat. Volgens de moeder wil de vader haar in een kwaad daglicht stellen. Partijen verwijten elkaar over en weer van alles. De moeder tracht dit zo veel mogelijk te beperken, maar de vader blijft strijd voeren met de moeder. [kind] is hiervan de dupe. De moeder heeft er geen vertrouwen in dat haar verstandhouding met de vader zal verbeteren.
Voorts stelt de moeder dat het subsidiaire verzoek van de vader moet worden afgewezen, omdat dit slechts een verruiming van de eindtijden betreft met een uur. De moeder vindt de huidige eindtijd van 18.00 uur in het belang van [kind], zodat hij bij thuiskomst nog even rustig kan acclimatiseren en zijn verhaal kan doen.
De moeder stelt de door de rechtbank verleende vervangende toestemming om [kind] in te schrijven op een nieuwe school niet te hebben gebruikt en evenmin in de toekomst nog te zullen gebruiken.
3.7.
De raad heeft ter zitting verklaard dat de verantwoordelijkheid om in het belang van [kind] de verstandhouding tussen de vader en de moeder te herstellen, bij de ouders ligt. De raad heeft de ouders geadviseerd regels op te stellen over hoe zij wensen te communiceren over [kind]. Verder acht de raad het in het belang van [kind] dat de vader de moeder ruimte en vertrouwen geeft in de opvoeding van [kind], zodat er bij de moeder mogelijkerwijs ruimte komt om aan het verbeteren van de verstandhouding met de vader te gaan werken.
De raad vindt de bestaande contactregeling redelijk en ziet geen reden om hierin wijzigingen aan te brengen. Dit geldt eveneens voor de hoofdverblijfplaats van [kind]. De raad verwacht dat een onderzoek niet zal bijdragen aan een oplossing.
3.8.
Het hof acht zich, voor zover de vader heeft verzocht om een onderzoek door de raad, op grond van de stukken en mondelinge behandeling voldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te nemen. De vader heeft de door hem genoemde zorgen niet, althans onvoldoende onderbouwd, zodat het hof, met de raad, geen reden ziet om een onderzoek te gelasten.
Hoofdverblijfplaats
3.9.
Ten aanzien van het hoofdverblijf overweegt het hof als volgt.
3.9.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. Daartoe behoort ook, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub b BW, het geschil bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.9.2.
Het hof is evenals de rechtbank en op dezelfde gronden, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, van oordeel dat een wijziging van de hoofdverblijfplaats van [kind] niet in zijn belang is. Ook in hoger beroep heeft de vader geen nadere onderbouwing gegeven van de zorgen die hij heeft ten aanzien van [kind]. De belangen die de vader overigens heeft bij wijziging van het hoofdverblijf, met name zijn wens om meer betrokken te zijn bij de verzorging en opvoeding, acht het hof ondergeschikt aan de belangen van [kind] bij handhaving van het hoofdverblijf bij de moeder.
Zorgregeling
3.10.
Ten aanzien van de zorgregeling overweegt het hof als volgt.
3.10.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd.
In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:377e BW in samenhang met artikel 1:253a lid 4 BW, een eerdere beslissing dienaangaande wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd.
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.10.2.
Het hof stelt vast dat het verzoek van de vader ziet op een marginale verruiming van de eindtijden van de contactmomenten met [kind] en wel met een uur. Het hof overweegt dat de raad ter zitting heeft verklaard dat de huidige zorgregeling redelijk is en geen verandering behoeft. Het hof ziet dan ook – met de raad – bij gebreke aan een nadere onderbouwing en bij gemotiveerde betwisting door de moeder, geen aanleiding om de bestaande zorgregeling te wijzigen. Het hof zal dat verzoek dan ook afwijzen.
Vervangende toestemming inschrijving school
3.11.
De vader heeft zijn verzoek tot afwijzing van het verzoek van de moeder tot verlening van vervangende toestemming om [kind] in te schrijven op een nieuwe school, ingetrokken, zodat dit bij gebrek aan belang geen bespreking meer behoeft.
3.12.
In het licht van het vorenstaande overweegt het hof ten overvloede dat het in het belang van [kind] wenselijk is dat de ouders met elkaar in gesprek gaan teneinde hun communicatie en verstandhouding te verbeteren, zoals ook de raad ter zitting heeft geadviseerd. Momenteel lijkt iedere motivatie hiervoor te ontbreken. De moeder ervaart de opstelling van de vader als dwingend, waardoor de moeder zich steeds verder terugtrekt, hetgeen een patstelling veroorzaakt, waarvan met name [kind] last zal krijgen. Dat acht het hof niet in het belang van [kind] en zou dan ook door de ouders moeten worden voorkomen door het onder begeleiding van daartoe opgeleide professionals aangaan van oudergesprekken.
3.13.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg van 24 oktober 2014;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, M.J. van Laarhoven en M.K. de Menthon Bake en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2015.