In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de partneralimentatie tussen een man en een vrouw, die in 2000 zijn gehuwd. De vrouw heeft de Sri Lankaanse nationaliteit en de man de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had op 15 september 2014 een beschikking gegeven waarin de man werd verplicht om een bijdrage van € 94,- per maand te betalen aan de vrouw, met ingang van de inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand. De man is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij stelt dat hij geen draagkracht heeft om deze bijdrage te voldoen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 30 juni 2015 is de man, bijgestaan door zijn advocaat mr. M.A. Breewel-Witteveen, en de vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. W.H.P. de Jongh, gehoord. De man heeft verklaard dat zijn netto besteedbaar inkomen ongeveer € 1.295,- per maand bedraagt, en dat hij na aftrek van zijn lasten geen draagkracht heeft om bij te dragen in het levensonderhoud van de vrouw. Het hof heeft kennisgenomen van de financiële situatie van de man, inclusief zijn schulden en lasten, en heeft geconcludeerd dat de man niet in staat is om de vastgestelde alimentatie te betalen.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover het betreft de bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw en heeft het verzoek van de vrouw om vaststelling van een bijdrage afgewezen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze uitspraak is gedaan door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 augustus 2015.