ECLI:NL:GHSHE:2015:3017

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 augustus 2015
Publicatiedatum
7 augustus 2015
Zaaknummer
F 200.161.271_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake partneralimentatie en draagkracht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de partneralimentatie tussen een man en een vrouw, die in 2000 zijn gehuwd. De vrouw heeft de Sri Lankaanse nationaliteit en de man de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had op 15 september 2014 een beschikking gegeven waarin de man werd verplicht om een bijdrage van € 94,- per maand te betalen aan de vrouw, met ingang van de inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand. De man is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij stelt dat hij geen draagkracht heeft om deze bijdrage te voldoen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 30 juni 2015 is de man, bijgestaan door zijn advocaat mr. M.A. Breewel-Witteveen, en de vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. W.H.P. de Jongh, gehoord. De man heeft verklaard dat zijn netto besteedbaar inkomen ongeveer € 1.295,- per maand bedraagt, en dat hij na aftrek van zijn lasten geen draagkracht heeft om bij te dragen in het levensonderhoud van de vrouw. Het hof heeft kennisgenomen van de financiële situatie van de man, inclusief zijn schulden en lasten, en heeft geconcludeerd dat de man niet in staat is om de vastgestelde alimentatie te betalen.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover het betreft de bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw en heeft het verzoek van de vrouw om vaststelling van een bijdrage afgewezen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze uitspraak is gedaan door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 augustus 2015.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 6 augustus 2015
Zaaknummer: F 200.161.271/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/275493 FA RK 14-76
in de zaak in hoger beroep van:
[de man],
wonende te [woonplaats]
,
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. M.A. Breewel-Witteveen,
tegen
[de vrouw],
wonende te
[woonplaats],
verweerster,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. W.H.P. de Jongh.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 15 september 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 15 december 2014, heeft de man verzocht voormelde beschikking te vernietigen, naar het hof begrijpt voor zover het betreft de opgelegde bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw, en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat de man geen draagkracht heeft een bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw te voldoen en derhalve deze bijdrage te bepalen op nihil met ingang van de dag dat de echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Er is geen verweerschrift ingekomen ter griffie.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 juni 2015. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de man, bijgestaan door mr. Breewel-Witteveen. Voor de man is de heer S. Schmidt opgetreden als tolk in het Tamil, nadat hij daartoe op de bij de wet voorgeschreven wijze de belofte heeft afgelegd;
  • de vrouw, bijgestaan door mr. De Jongh. Voor de vrouw is de heer S. Schmidt opgetreden als tolk in het Tamil taal, nadat hij daartoe op de bij de wet voorgeschreven wijze de belofte heeft afgelegd.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 17 juni 2015.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn op [huwelijksdatum] 2000 gehuwd.
3.2.
De vrouw heeft de Sri Lankaanse nationaliteit en de man de Nederlandse nationaliteit.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking ten tijde van de mondelinge behandeling van het hof nog niet was ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Bij deze beschikking heeft de rechtbank – uitvoerbaar bij voorraad – voorts, voor zover thans van belang, bepaald dat de man als bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw een bedrag dient te voldoen van € 94,- per maand met ingang van de dag dat de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.4.
De man kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De grieven van de man richten zich tegen de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de draagkracht van de man en lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
3.6.
Het internationale karakter van de zaak vraagt een beoordeling van de rechtsmacht van de Nederlandse rechter en het toepasselijk recht. Het hof verwijst hiervoor naar de daaraan gewijde overwegingen van de rechtbank waartegen geen grieven zijn gericht en die het hof onderschrijft. De Nederlandse rechter komt rechtsmacht toe met betrekking tot de onderhavige verzoeken en daarop is Nederlands recht van toepassing.
Ingangsdatum
3.7.
De ingangsdatum van de vastgestelde onderhoudsbijdrage, zijnde de dag dat de echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, is tussen partijen niet in geschil, zodat ook het hof die datum als uitgangspunt zal nemen.
Behoefte vrouw
3.8.
De behoefte van de vrouw is in ieder geval € 250,- per maand en is in hoger beroep niet in geschil.
Draagkracht
3.9.
De man stelt dat zijn draagkracht ontoereikend is om de vastgestelde bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw van € 94,- per maand te voldoen.
3.10.
Met betrekking tot de financiële situatie van de man gaat het hof uit van de volgende gegevens. Voor zover die gegevens in hoger beroep zijn betwist, zal het hof daarop gemotiveerd ingaan bij het desbetreffende onderdeel.
A. Inkomen van de man
Het inkomen van de man bedraagt blijkens de inkomensspecificaties van januari 2015 t/m mei 2015 gemiddeld € 1.447,58 bruto per maand, te vermeerderen met vakantietoeslag.
Het hof houdt rekening met de door de man af te dragen (aanvullende) pensioenpremie.
De man heeft recht op de volgende heffingskortingen:
- de algemene heffingskorting;
- de arbeidskorting, voor zover hij arbeid in loondienst verricht.
B. Lasten van de man
Normbedrag Participatiewet
Het hof houdt rekening met het op de Participatiewet gebaseerde normbedrag, exclusief de ondergrens woonkostencomponent, voor een zelfstandig wonende alleenstaande, inclusief de maximale toeslag, ter voorziening in de noodzakelijke kosten van levensonderhoud.
Woonlasten
Het hof houdt rekening met de navolgende maandelijkse lasten:
€ 431,65 aan huur, te verminderen met € 53,50,- aan huurtoeslag.
Ziektekosten
Het hof houdt rekening met de navolgende maandelijkse lasten:
€ 100,50 aan basispremie ZVW en € 26,05 aan aanvullende premie;
€ 31,- aan verplicht eigen risico;
minus € 39,- zijnde het in het normbedrag Participatiewet begrepen nominale deel premie ZVW voor een alleenstaande;
en minus € 72,50, zijnde de zorgtoeslag.
Rente en aflossing schulden
Het hof houdt evenals de rechtbank rekening met de schuld aan CZ waarvoor de man € 30,- per maand voldoet. Dit is niet in geschil. De man heeft de schuld aan UWV inmiddels afbetaald, zodat het hof daarmee geen rekening houdt.
Voorts acht het hof redelijk rekening te houden met de volgende huwelijkse schulden, nu deze van invloed zijn op de draagkracht van de man:
  • terugvordering huurtoeslag 2012 ad € 1.651,-;
  • terugvordering zorgtoeslag 2012 ad € 382,-;
  • terugvordering huurtoeslag 2013 ad € 1.123,-;
  • terugvordering zorgtoeslag 2013 ad € 439,-.
Ter zitting heeft de man verklaard ter aflossing van deze schulden een bedrag van € 129,- per maand te moeten voldoen.
Vaststelling van de alimentatie
3.11.
Bovengenoemd inkomen van de man resulteert in een netto besteedbaar inkomen van ongeveer € 1.295,- per maand, waarbij rekening is gehouden met de volgende fiscale aspecten:
de hiervóór genoemde toepasselijke heffingskortingen.
3.12.
Na aftrek van voormelde lasten van het bovenstaande netto besteedbaar inkomen heeft de man geen draagkracht om bij te dragen in het levensonderhoud van de vrouw.
3.13.
De beschikking waarvan beroep dient dus te worden vernietigd, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 15 september 2014, voor zover het betreft de daarbij vastgestelde bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst alsnog af het verzoek van de vrouw om vaststelling van een door de man aan haar te betalen bijdrage in haar levensonderhoud;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, M.J. van Laarhoven en M.K. de Menthon Bake en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2015.