In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door Noba Normteile GmbH tegen [geïntimeerde]. Noba, een groothandel in automaterialen, heeft een relatiebeding in de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde], die als verkoper werkzaam was. Na beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft [geïntimeerde] een eigen onderneming gestart, wat aanleiding gaf tot een geschil over de geldigheid van het relatiebeding. Het hof heeft in een tussenarrest van 24 februari 2015 een comparitie gelast en op 4 augustus 2015 uitspraak gedaan. Het hof oordeelt dat er voorshands geen redenen zijn om te oordelen dat het relatiebeding voor de duur van één jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de rechter zal worden vernietigd. Het hof heeft de vorderingen van Noba in hoger beroep gedeeltelijk toegewezen, waarbij het hof oordeelt dat [geïntimeerde] zich moet houden aan het relatiebeding en het geheimhoudingsbeding uit de arbeidsovereenkomst. Tevens is [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling van een voorschot op verbeurde boetes wegens overtreding van het verbod op nevenwerkzaamheden. Het hof heeft de proceskosten aan [geïntimeerde] opgelegd, aangezien hij als de hoofdzakelijk in het ongelijk gestelde partij wordt beschouwd.