Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Custodian Vesteda Fund I (kvk [kvk nr 1] )als rechtsopvolger van:Dutch Residential Fund II B.V.,
Stichting Dutch Residential Fund I(kvk [kvk nr 2] )
als rechtsopvolger van
Dutch Residential Fund II B.V.(kvk [kvk nr 3] )
die is omgezet in:
Stichting Dutch Residential Fund II(kvk [kvk nr 3] ),
voornoemde rechtspersonen alle gevestigd te [vestigingsplaats] ,
Q-Park Real Estate Netherlands I(kvk [kvk nr 4] )
als rechtsopvolger onder bijzondere titel van:
Q-Park Exploitatie B.V.(kvk [kvk nr 5] ),
Q-Park Operations Netherlands II B.V.(kvk [kvk nr 5] ),
voorheen genaamd
:Q-Park Exploitatie B.V.(kvk [kvk nr 5] ),
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/03/169396 HA ZA 12-91)
2.Het geding in hoger beroep
- appeldagvaarding van 18 maart 2014
- memorie van grieven met producties 16 tot en met 24
- memorie van antwoord, tevens van grieven in het incidenteel appel, tevens houdende wijziging van eis, met producties 1 tot en met 8
- de antwoordakte in principaal appel tevens memorie van antwoord in incidenteel appel, met producties 25 tot en met 27
- de bij gelegenheid van het pleidooi door geïntimeerden 2 tot en met 5 in het geding gebrachte producties 1 tot en met 5.
3.De beoordeling
De gemeente Maastricht voert een restrictief parkeervergunningenbeleid op straatniveau. De dichtstbijzijnde andere parkeergarage is gesitueerd in de [adres 2] op (volgens QP) ongeveer 200 meter dan wel (volgens de VvE) ongeveer 400 meter van het RIB-gebouw.
Bij een “Akte van hoofdsplitsing in appartementsrechten” van 16 augustus 1999 zijn appartementsrechten A1 tot en met A7 gevestigd. Vooralsnog zijn appartementsrecht 1, betreffende de parkeergarage, en appartementsrecht 4, betreffende het RIB-gebouw La Résidence, van belang.
De naam van Q Park Exploitatie B.V. is op enig moment gewijzigd in Q Park Operations Netherlands II B.V. (dit bracht geen wijziging in identiteit en KvK-nummer mee) en eveneens op enig moment is Q Park Real Estate Netherlands I B.V. opgericht waarbij Q Park Exploitatie B.V. inbracht haar (erfpachts-) rechten op appartementsrecht A1 betreffende de parkeergarage.
Tenzij anders aangeduid zal het hof hierna de geïntimeerden gezamenlijk aanduiden als “de VvE”.
- te verklaren voor recht dat QP gehouden is parkeerplaatsen in de parkeergarage tegen marktconforme prijzen te huur aan te bieden en QP zich verbonden heeft om aan de bewoners de parkeerplaatsen aan te bieden voor fl. 1.645,00 incl. btw (prijspeil 2000) per jaar per parkeerplaats, te indexeren op basis van de CPI;
- QP te veroordelen om de parkeerplaatsen aan de leden van de VvE tegen marktconforme prijzen te huur te blijven aanbieden en wel op basis van fl. 1.645,00 incl. btw (prijspeil 2000) per jaar per parkeerplaats, te indexeren op basis van de CPI;
- met wettelijke rente en kostenveroordeling.
- voor recht te verklaren dat de zinsnede
- voor recht te verklaren dat QP niet in strijd handelt met de Bepaling
- voor recht te verklaren dat de CPI niet geschikt is voor berekening van marktconforme huurprijzen;
- met wettelijke rente en kostenveroordeling.
- oordeelde ten aanzien van de door de VvE gevorderde verklaring voor recht dat parkeerplaatsen tegen marktconforme prijzen te huur moeten worden aangeboden, dat niet was gebleken dat de VvE en QP daaromtrent van mening verschillen, en dat zij enkel van mening verschillen over de vraag wat moet worden verstaan onder de term “marktconform”;
- wees de door de VvE gevorderde verklaring voor recht dat op basis van de Bepaling de parkeerplaatsen aangeboden moeten worden voor fl.1.645,00 incl. btw geïndexeerd met de CPI af, omdat de tekst van de Bepaling geen maatstaf geeft voor de prijs, anders dan dat deze marktconform bij aanbod moet zijn en geen aanknopingspunt bevat voor het al dan niet (moeten) hanteren van een prijsindexcijfer;
- wees in het voetspoor daarvan de vordering van de VvE dat QP het prijspeil van 2000 geïndexeerd met de CPI, bij elk nieuw aanbod moet hanteren eveneens af;
- wees de in reconventie door QP gevorderde verklaring voor recht dat de CPI (consumentenprijsindex alle huishoudens) niet geschikt is voor berekening van marktconforme huurprijzen ter eveneens af omdat QP die stelling niet met feiten, argumenten, documenten of anderszins heeft onderbouwd;
- wees daarentegen de in reconventie gevorderde verklaring voor recht dat QP niet gehouden is op basis van de Bepaling aan [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 4] elk in 2012 een parkeerplaats in de parkeergarage aan te bieden tegen het prijspeil van 2000, geïndexeerd volgens de CPI, toe.
De VvE heeft incidenteel appel ingesteld en haar vorderingen gewijzigd aldus dat zij haar vordering in conventie heeft gehandhaafd als primaire vordering, maar daar in verschillende modaliteiten subsidiaire vorderingen aan heeft toegevoegd, welke het het hof mogelijk maken om, in voorkomend geval, een andere huurprijs vast te stellen dan primair door de VvE voorgesteld.
Uit de toelichting van partijen ter zitting in hoger beroep blijkt dat bedoeld is dat enkel als partijen met de auto bij de liften (in de buurt) willen komen, zij dat via de parkeergarage moeten doen. Vanzelfsprekend kunnen zij buitenlangs, te voet, de toegang tot het appartementengebouw bereiken. Zij kunnen echter niet met de auto bij de ingang van dat gebouw komen en zich daar ook niet laten afzetten, en derhalve ook niet – bijvoorbeeld boodschappen(tassen) – laden en lossen.
De feiten zijn in zoverre hiervoor reeds aangevuld.
Uiteindelijk gaat het in al die grieven om de uitleg van het begrip “marktconform” dat is opgenomen in de notariële akten van hoofd- en ondersplitsing, en om de vraag of de bewoners aanspraak kunnen maken op een huurtarief dat jaarlijks (ten hoogste) stijgt met een percentage overeenkomstig de CPI (of enig ander percentage).
De garage Oud Wyck wordt overigens ook geëxploiteerd door QP. Dat de aldaar gevraagde prijzen voor de VvE niet aanvaardbaar zouden zijn, is gesteld noch gebleken.
De prijs is door QP voorgesteld en gepresenteerd als de op dat moment marktconforme prijs, die is vastgelegd in een stallingsovereenkomst; er is (naar tussen partijen vaststaat) niet over onderhandeld met de eigenaars van de appartementen van La Résidence of met de VvE. Uit de summiere toelichting bij gelegenheid van het pleidooi leidt het hof af dat destijds, bij het vaststellen van de initiële huurprijs, ook is gekeken naar wat in de buurt aan huurprijzen parkeerplaatsen in andere complexen werd gevraagd.
De genoemde huurprijs is aanvaard door de appartementsrechteigenaren, die een stallingsovereenkomst zijn aangegaan, als op dat moment marktconform, althans niet onredelijk, en is daarmee gebaseerd op een overeenkomst die na aanbod en aanvaarding tot stand is gekomen.
Een algemene definitie van het begrip “marktconform” valt niet te geven maar behoeft ook niet te worden gegeven. Het gaat immers slechts om datgene waartoe de rechthebbende van het parkeergarage-appartement en de rechthebbenden van een woonappartement zich krachtens de in de splitsingsakte opgenomen kwalitatieve verhuurverplichting over en weer jegens elkaar hebben verplicht.
Nu de bepaling voorkomt in een notariële akte welke ook bedoeld is om te gelden tussen rechtsopvolgers van de partijen aan weerszijden, komt het aan op de in de akte tot uiting gebrachte partijbedoeling van de bij die akte betrokken partijen, welke bedoeling moet worden uitgelegd naar objectieve maatstaven. Uit de akte blijkt niet dat het de bedoeling van partijen is geweest om de term “marktconform” te definiëren c.q. om de prijs te fixeren op een (van te voren bepaald, al dan niet op vooraf vastgestelde wijze te indexeren) bedrag. Een toelichtende tekst in de akte ontbreekt en niet is gebleken van een (toelichtende) bijlage bij de akte of afspraken in de vergadering van appartementsrechteigenaren en de VvE.
Dit standpunt is, naar het oordeel van het hof, in zijn algemeenheid onjuist. Een dergelijke concrete wijze van aanpassing en het genoemde indexcijfer zijn niet in de akte aldus opgenomen en liggen daarin ook niet besloten. De VvE heeft haar stelling dat jaarlijkse indexering met de CPI volgt uit de Bepaling op geen enkele wijze onderbouwd.
Bovendien miskent zulks de mogelijkheid dat – zoals QP heeft gesteld en door de VvE niet gemotiveerd is weersproken – in den lande de parkeertarieven gemiddeld in een bepaald tijdsbestek harder zijn gestegen dan de overige consumentenprijzen. QP merkte overigens desgevraagd op dat er geen landelijke “parkeerprijsindex” bestaat.
Het feit dat QP, zoals de VvE stelt, gedurende acht jaar de huurprijs voor nieuwe gevallen niet heeft aangepast en in bestaande gevallen de CPI dan wel enigerlei “eigen” indexering heeft gehanteerd, doet er niet aan af dat de Bepaling de ruimte laat om op enig moment de marktconforme prijs per jaar, of zelfs per individueel aanbod, vast te stellen.
Het hof oordeelt als volgt. Wat daarvan in zijn algemeenheid ook zij, in de relatie tussen partijen kan niet worden aanvaard dat QP aldus geheel eenzijdig de prijs kan vragen en kan blijven verhogen naar gelang haar goed dunkt, en dat uit de enkele omstandigheid dat die hogere prijs in de praktijk wordt aanvaard – immers doordat er feitelijk toch wordt geparkeerd en afgerekend – kan worden afgeleid dat die hogere prijs dus feitelijk marktconform is. In het woord marktconform ligt een objectivering en prijsvergelijking besloten. Ook haar monopoliepositie speelt daarbij een rol. Haar kan niet worden verweten dat zij monopolist is, doch in het kader van de uitvoering van de Bepaling in de splitsingsakten kan haar de wijze waarop zij van haar monopoliepositie gebruik maakt wel worden getoetst.
De door QP gemaakte vergelijking met een binnenstad van een oude stad gaat niet geheel op. Voor een oude binnenstad geldt dat er vaak gewoonweg geen parkeerruimte ìs, ook niet in parkeergarages (waarvan de prijzen zijn afgestemd op kortparkeren). De bewoner die daar gaat wonen weet dat en neemt die onvermijdelijke consequentie op de koop toe. In het onderhavige geval is er echter wel parkeerruimte, zelfs specifiek toegesneden op gebruik door de bewoners van de bovengelegen appartementen, maar deze wordt door de exploitant mogelijk te duur gehouden.
- omtrent prijzen van bewonersabonnementen (hetzij voor vaste plaatsen, hetzij voor “zwerfplaatsen”) binnen commercieel uitgebate parkeergarages welke zowel door bewoners als door kortparkeerders worden benut
- omtrent prijzen van bewonersabonnementen (hetzij voor vaste plaatsen, hetzij voor “zwerfplaatsen”) binnen commercieel uitgebate parkeergarages welke uitsluitend of vrijwel uitsluitend door bewoners worden benut
- omtrent een voor de eerstkomende vijf jaren te hanteren praktisch toepasbare indexering, rekening houdend met het gegeven waarop de prijzen voor bewonersabonnementen in de gekozen referentiesteden zich de afgelopen vijf jaren hebben ontwikkeld.
Bij deze stand van zaken is geen sprake van een (op verzoek van één partij uitgebracht) deskundigenrapport dat bij gebreke van deugdelijk gemotiveerde betwisting gevolgd dient te worden.