4.1Het hof gaat in deze zaak uit van de volgende vaststaande feiten.
a. Tussen [geïntimeerde] en [appellant] bestond een vennootschap onder firma, genaamd [Pakketservice] Logistiek Parketservice. Aanvankelijk was er ook een derde vennoot, te weten de heer [vennoot] . Zijn onderneming had contracten met TNT Post voor het vervoer van post. Die contracten konden zonder haar toestemming niet worden overgedragen. Daarom was de betrokkenheid van [vennoot] bij [Pakketservice] van belang.
b. De overeenkomst waarbij [Pakketservice] als v.o.f. is opgericht (productie 1 bij memorie van grieven) houdt in, voor zover relevant:
“(…)
Artikel 3: Duur en opzegging
(…)
Ieder van de vennoten heeft het recht de vennootschap door opzegging te beëindigen.
Dit dient te geschieden bij aangetekende brief aan de andere vennoot met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden en niet anders dan tegen het einde van het boekjaar.
(…)
Artikel 12: Einde vennootschap
De vennootschap eindigt:
a: indien de vennoten daartoe in onderling overleg besluiten (…). Dit besluit moet schriftelijk worden vastgelegd en ondertekend;
b: door opzegging door een van de vennoten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3;
(…)”
c. [appellant] zegde aan [geïntimeerde] de vennootschap onder firma op bij brief van 8 november 2010. Als de grond daarvoor voerde hij aan wanprestatie en het niet navolgen van afspraken.
d. [geïntimeerde] en [appellant] sloten op 15 november 2010 een schriftelijke overeenkomst, door hen aangeduid als finale beëindigingsovereenkomst (overgelegd als productie 1 bij dagvaarding in eerste aanleg, hierna “de beëindigingsovereenkomst”). Deze overeenkomst houdt in, voor zover relevant:
“Finale beëindigingsovereenkomst
(…)
(…) [appellant] (…) hierna te noemend partij A en/of partij 1
En
(…) [geïntimeerde] (…) hierna te noemend partij B en/of partij 2
En
(…) [Pakketservice] Pakketservice V.O.F. (… hierna te noemen partij C en/of partij 3
En
(…) De onderneming die door partij A wordt gedreven, met de goederen en zaken van partij C, hierna te noemen partij C Nieuw en/of 3 Nieuw (en/of elke andere partij of partijen welke een voortzetting is van één van de hiervoor genoemde partijen (…), welke rechtsgeldig wordt vertegenwoordigd door partij A (…)
Nemen in aanmerking
1
Vanwege verschil van inzicht, zijn beide partijen (A en B) overeengekomen om de samenwerking in partij C te beëindigen.
(…)”.
e. Een zekere [werknemer] stelde tegen [Pakketservice] , [appellant] , [geïntimeerde] en [vennoot] een vordering in tot betaling van loon met nevenvorderingen. Na een tussenvonnis waarbij de gedaagden werden veroordeeld tot betaling werd de procedure doorgehaald.
4.2.1[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg en na wijzigingen van eis gevorderd, zakelijk weergegeven:
a. hoofdelijke veroordeling van [appellant] en [Pakketservice] tot betaling van de tot het eindvonnis verschuldigde vergoeding conform de finale beëindigingsovereenkomst, daarin aangeduid als schadevergoeding, vast te stellen op basis van de door hen deugdelijk (dat wil zeggen: de definitieve omzetaangifte en IB-aangifte en jaarrekening voorzien van een accountantsverklaring) aan te tonen omzet van [Pakketservice] tot het aantonen waarvan zij eveneens hoofdelijk worden veroordeeld met veroordeling om over de contractuele "schadevergoeding" de overeengekomen rente van 8% (de kantonrechter heeft hieraan toegevoegd “per jaar”) te voldoen indien en voor zover na september 2011 wordt betaald, dit alles te verhogen met de hierover verschuldigde wettelijke rente,
b.1 voor recht te verklaren dat partijen zijn overeengekomen dat ook de vorderingen van [Pakketservice] op het bedrijf van [vennoot] , genaamd [Logistics] Logistics, aan [geïntimeerde] zullen worden gecedeerd en
b.2 [appellant] en [Pakketservice] hoofdelijk te gelasten hun medewerking te verschaffen binnen zeven dagen nadat [geïntimeerde] hen daartoe zal verzoeken ter zake alles wat nodig is om deze cessie uit te voeren, waaronder het tekenen van een akte van cessie en het verschaffen van de bewijsstukken van de vorderingen op [vennoot] / [Logistics] Logistics die nodig zijn voor de invordering ervan en die in bezit zijn van [appellant] en [Pakketservice] (waaronder de schadeverklaringen, ondertekende verklaringen van werknemers betreffende voertuigen en afschriften van e-mailcorrespondentie met [vennoot] c.s.),
c. een verklaring voor recht dat [geïntimeerde] uit hoofde van de finale beëindigingsovereenkomst is gevrijwaard voor alle aanspraken die voortvloeien uit zijn hoedanigheid van voormalig vennoot van [Pakketservice] ,
d.1 een verklaring voor recht dat onder de onder c bedoelde vrijwaring ook is begrepen dat [geïntimeerde] is gevrijwaard ter zake van de door [werknemer] ingestelde procedure,
d.2 hoofdelijke veroordeling van [appellant] en [Pakketservice] tot betaling aan [geïntimeerde] van € 1.949,64 wegens zijn advocaatkosten in de door [werknemer] ingestelde procedure,
e. hoofdelijke veroordeling van [appellant] en [Pakketservice] tot betaling van € 1.500,- wegens buitengerechtelijke incassokosten,
f. hoofdelijke veroordeling van [appellant] en [Pakketservice] tot betaling van de wettelijke rente over het onder d2 en e gevorderde,
g. hoofdelijke veroordeling van [appellant] en [Pakketservice] tot betaling van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat zij in gebreke blijven met de juiste nakoming met het onder b2 gevorderde, met de bepaling dat de dwangsommen het totaal van € 100.000,- niet te boven gaan,
h. te bepalen dat dit vonnis dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van cessie indien [appellant] en [Pakketservice] in gebreke blijven te voldoen aan het onder b2 gevorderde,
i. de hoofdelijke veroordeling van [appellant] en [Pakketservice] in de proceskosten met nakosten en wettelijke rente.
4.2.2De kantonrechter heeft bij eindvonnis:
i. [appellant] en [Pakketservice] hoofdelijk veroordeeld om tegen bewijs van kwijting aan [geïntimeerde] te betalen een bedrag van:
- € 6.879,52 wegens vergoeding over 2010 en 2011 als bedoeld in art. 6 van de beëindigingsovereenkomst vermeerderd met een rente van 8 % per jaar over een bedrag van € 1.867,06 vanaf 1 oktober 2011 en over een bedrag van € 5.012,46 vanaf 1 oktober 2012 telkens tot de dag der voldoening,
- € 1.949,64 wegens advocaatkosten van [geïntimeerde] in verband met de procedure tegen [werknemer] vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 maart 2011 tot de dag der voldoening,
- € 700,- wegens buitengerechtelijke kosten vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 maart 2011 tot de dag der voldoening;
ii. [appellant] en [Pakketservice] hoofdelijk veroordeeld om binnen zeven dagen nadat [geïntimeerde] hen daartoe zal verzoeken aan hem te verschaffen digitale en niet ondertekende verklaringen van werknemers waaruit blijkt dat geen schade bestond aan de bedrijfsauto's;
iii. [appellant] en [Pakketservice] hoofdelijk veroordeeld om tegen bewijs van kwijting aan [geïntimeerde] te betalen een dwangsom van € 100,- per dag waarop na betekening van dit vonnis niet zal zijn voldaan aan de uitgesproken veroordeling inhoudende - kort gezegd - tot het verschaffen van verklaringen van werknemers.
iv. bepaald dat geen dwangsom wordt verbeurd boven het bedrag van € 10.000,-;
v. [appellant] en [Pakketservice] hoofdelijk veroordeeld in de kosten van de akten na de comparitie van 4 september 2012 welke aan de zijde van [geïntimeerde] tot de dag van de einduitspraak zijn begroot op € 125,- wegens salaris van de gemachtigde van [geïntimeerde] , vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten;
vi. voor recht verklaard dat [geïntimeerde] uit hoofde van de finale beëindigingsovereenkomst is gevrijwaard voor alle aanspraken die voortvloeien uit zijn hoedanigheid van voormalig vennoot van [Pakketservice] .
De veroordelingen i tot en met v. zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Onder afwijzing van het meer of anders gevorderde is tenslotte bepaald dat ieder van partijen overigens de eigen proceskosten moet dragen.