4.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. Op 10 januari 2008 is tussen partijen een overeenkomst (productie 2 dagvaarding eerste aanleg, hierna “de overeenkomst”) gesloten waarbij Tresfort zich heeft verbonden te bemiddelen bij de verkoop van de door Manager gehouden aandelen in d.e. Schoonmaker (noot hof: in de stukken ook genoemd “d.e. schoonMaker”) en d.e. Glazenwasser (noot hof: in de stukken ook genoemd “d.e. glazenWasser”).
De overeenkomst luidt voor zover relevant als volgt:
“Geachte heer [vertegenwoordiger Manager] ,
Conform afspraak sturen wij u hierbij een voorstel inzake de advisering van en de begeleiding bij de verkoop van d.e. Schoonmaker en d.e. Glazenwasser. (…)
We hebben het verkoopproces in vier fasen verdeeld.
I. Analysefase
(…)
II. Zoek- en selecteerfase
(…)
III. Intentiefase
(…)
IV. Transactiefase
(…)
Onze kosten voor het uitvoeren en begeleiden van de eerste fase bedragen € 12.500. (…)
De tweede tot en met de vierde fase omvatten het zoeken en selecteren van kandidaten, de onderhandelingen en het tekenen van een intentieverklaring met de meest gerede kandidaat, met als uiteindelijk doel: het afsluiten van de transactieovereenkomst. Deze fases willen wij u graag aanbieden op basis van een no-cure no-pay fee. De betaling van deze fee zal plaatsvinden bij het tekenen van de definitieve koopovereenkomst, dan wel bij het passeren van de notariële akten.
Rekenvoorbeeld:
Het afrondingshonorarium is gerelateerd aan de transactiewaarde. Stel een transactiewaarde van 2,5 mio, dan bedraagt het afrondingshonorarium:
3% over de eerste 700.000
21
5% over het meerdere tot 900.000
10
10% over het meerdere tot 1.000.000
10
Totaal
41.000.
Voor de transactiewaarde boven de € 1.000.000 bedraagt het extra honorarium 25% van het bedrag boven de € 1.000.000.’
b. Tresfort heeft naar kandidaten gezocht en gesprekken gevoerd met onder andere GWS (noot hof: ook aangeduid als GWO). De gesprekken met GWS hebben niet tot resultaat geleid omdat GWS een te lage prijs bood. Daarna is onderhandeld met De Nederrijn Groep, welke onderhandelingen hebben geleid tot het ondertekenen van een intentieovereenkomst op 7 juli 2008. Met De Nederrijn Groep is het niet tot een overeenkomst gekomen omdat De Nederrijn Groep geen rekening-courantfaciliteit kreeg van de bank. Vervolgens zijn in de periode november 2008-januari 2009 de onderhandelingen met GWS heropend, maar dit heeft opnieuw niet tot resultaat geleid omdat GWS de aandelen te laag bleef waarderen. Hierna bleef Tresfort zoeken naar nieuwe kandidaten, terwijl Manager zelf in gesprek met GWS bleef over de mogelijkheden van een fusie.
c. Tresfort heeft vervolgens vanaf april 2009 onderhandeld met [kandidaat] . Op 25 mei 2009 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Manager en [kandidaat] , waarbij [kandidaat] heeft laten weten dat hij bereid was dezelfde prijs te betalen als De Nederrijn Groep zou hebben betaald. Op die datum is nog geen overeenkomst gesloten omdat [kandidaat] nog was gebonden aan een non-concurrentiebeding in zijn arbeidsovereenkomst.
d. Op 16 juli 2009 heeft Manager aan Tresfort een waardering van de aandelen door GWS toegezonden. Naar aanleiding hiervan heeft Tresfort een vergelijking opgesteld tussen een verkoop aan [kandidaat] en een fusie met GWS, welke bij e-mailbericht van 20 juli 2009 aan Manager is verzonden (productie 17 conclusie van antwoord in reconventie).
e. Op 28 juli 2009 heeft Manager conceptcontracten van de fusie met GWS toegezonden aan Tresfort (productie 18 en 19 conclusie van antwoord in reconventie). Naar aanleiding hiervan heeft Tresfort (per abuis heeft de rechtbank hier “d.e. Manager” vermeld) opnieuw een overzicht opgesteld waarin het verschil tussen het bod van [kandidaat] en het bod van GWS uiteen is gezet en wat per e-mailbericht van 29 juli 2009 aan Manager is verzonden (productie 20 conclusie van antwoord reconventie).
f. In de avond van 29 juli 2009 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen Tresfort en Manager. Tijdens die bespreking heeft Manager besloten de aandelen van d.e. schoonMaker en d.e. glazenWasser te verkopen aan [kandidaat] . Tresfort heeft daartoe een koopovereenkomst (hierna “de koopovereenkomst”) opgesteld die op 31 juli 2009 is ondertekend door Manager en [kandidaat] (productie 6 dagvaarding eerste aanleg).
g. Tussen 29 juli 2009 en ondertekening van de koopovereenkomst op 31 juli 2009 heeft een e-mailwisseling plaatsgevonden tussen Tresfort en Manager (Productie 4 en 5 dagvaarding eerste aanleg).
Op 30 juli 2009 om 23.14 uur schrijft [vertegenwoordiger Manager] van Manager aan [vertegenwoordiger Tresfort 1] van Tresfort:
‘
Ik heb met [vertegenwoordiger Tresfort 2] afgesproken dat er vrijdag getekend zou worden. Dat is wat ik begrepen had.
Sta enorm onder druk op dit moment en heb heel weinig meer ruimte om e.e.a. netjes op te lossen met GWS voor zover dit al kam.
Dus als het ff kan morgen de handtekening van [kandidaat]( [kandidaat] , hof)
op papier.’
Op 31 juli 2009 om 7.58 uur schrijft [vertegenwoordiger Manager] van Manager aan [vertegenwoordiger Tresfort 1] vanTresfort:
‘
Nog even voor de goede orde:
Ik wil echt dat er vandaag getekend wordt. Baal er beetje van dat er iedere keer weer vertraging is. (...)
Tis tekenen of fuseren!
Ik heb geen ruimte meer, loop op een heel smal paadje op dit moment en zal al alle zeilen bij moeten zetten om ook nog zonder kleerscheuren van GWS af te komen.
Volgende week zijn ze bij GWS op vakantie en moet dus vandaag daar gaan af zeggen maar niet eerder dan dat de handtekening van [kandidaat] op papier staat.’
h. Nadat Manager aan GWS had laten weten dat zij de aandelen had verkocht en dat de fusie niet doorging heeft GWS beslag gelegd op de aandelen waardoor deze niet aan [kandidaat] geleverd konden worden.
i. Op 11 augustus 2009 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen de heer [vertegenwoordiger Tresfort 2] van Tresfort, de heer [vertegenwoordiger Manager] van Manager, mr. [advocaat] en de heer [kandidaat] . Tijdens die bespreking is één van de drie getekende exemplaren van de koopovereenkomst verscheurd, en wel door [vertegenwoordiger Tresfort 2] (aldus Tresfort) dan wel door [kandidaat] (aldus Manager).
j. Manager heeft de besprekingen met GWS voortgezet, wat in het voorjaar van 2010 tot overeenstemming heeft geleid. Op 6 april 2010 heeft [kandidaat] beslag gelegd op de te leveren aandelen. In de procedure die daarop is gevolgd is een minnelijke regeling tot stand gekomen inhoudende dat het beslag wordt opgeheven en Manager aan [kandidaat] € 55.000,- betaalt. Op 1 juni 2010 is de fusie met GWS gerealiseerd.
k. Manager heeft aan Tresfort € 12.500,00 betaald voor de eerste fase van de werkzaamheden. Voor de tweede tot en met vierde fase heeft Tresfort aan Manager een bedrag van € 64.311,17 in rekening gebracht (productie 17 dagvaarding in eerste aanleg).
l. Op 11 juni 2010 is door Tresfort na daartoe verkregen verlof beslag gelegd op de aandelen van d.e. schoonMaker en d.e. glazenWasser (productie 9 dagvaarding in eerste aanleg).
4.2.1Tresfort heeft in eerste aanleg in conventie gevorderd, samengevat - veroordeling van Manager tot betaling van € 70.237,19, subsidiair € 66.952,91, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente over € 64.311,17 vanaf 25 juni 2010 en de kosten van dit geding inclusief de kosten van het beslag, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.2Manager heeft in reconventie gevorderd, samengevat - veroordeling van Tresfort tot betaling van de door Manager als gevolg van de toerekenbare tekortkoming van Tresfort geleden schade, in elk geval te begroten op € 55.000,-, te vermeerderen met kosten voor advies en rechtsbijstand en de kosten van dit geding.
4.2.3De rechtbank heeft geoordeeld dat ook volgens Manager is afgesproken dat als de fusie niet tot stand zou komen, alsnog de (doorgescheurde) koopovereenkomst zou worden nagekomen, en heeft hieraan de uitleg verbonden dat aan de koopovereenkomst alsnog de opschortende voorwaarde is verbonden dat de fusie niet doorgaat. Volgens de rechtbank heeft Manager de vervulling van die voorwaarde belet, waarna de primaire vordering van Tresfort op grond van art. 6:23 lid 1 BW is toegewezen, met veroordeling van Manager in de beslagkosten en de proceskosten.
De rechtbank heeft de reconventionele vordering afgewezen omdat Manager onvoldoende heeft onderbouwd dat zij niet de mogelijkheid had om de onderhandelingen met GWS af te breken. Manager is ook veroordeeld in de proceskosten in reconventie.