Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ilitrans A.G.,gevestigd te [vestigingsplaats 1] , Zwitserland,
[appellant 2] ,wonende te [woonplaats 1] , België,
[appellant 3] ,wonende te [woonplaats 2] , België,
[appellant 4] ,wonende te [woonplaats 2] , België,
[appellant 5] ,
1.Zeeland Refinery N.V., voorheen Total Raffinaderij Nederland NV,gevestigd te Nieuwdorp,
Tankmatch B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
[Transport] Transport B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats 3] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 75949/HA ZA 2010-551)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met productie;
- de memorie van antwoord van Tankmatch en BFT, met productie;
- de memorie van antwoord van ZR;
- het pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd;
- de bij brieven van 1 respectievelijk 2 april 2015 door ZR respectievelijk Ilitrans c.s. toegezonden producties, die bij het pleidooi bij akte in het geding zijn gebracht.
3.De beoordeling
Tussen Ilitrans en appellanten 2 t/m 5 is een bareboat charter (productie 1 bij akte d.d. 11 april 2011) opgemaakt d.d. 1 maart 2009, met een looptijd van een jaar. In dit stuk is onder meer opgenomen:
"Applicable law and language: Switzerland – English/German"
In dit stuk wordt Tankmatch als "bevrachter" en Ilitrans als "reder" aangeduid, wordt de Stanleystad door Ilitrans aan Tankmatch beschikbaar gesteld, en is als artikel 2 onder a het volgende opgenomen:
"Tankmatch B.V. verplicht zich het schip zo economisch mogelijk in te delen voor het vervoer van de ladingen die volgens de stoffenlijst in het schip mogen, en zal voor aanvang van iedere reis een origineel charter overhandigen waarin alle (betalings) condities staan vermeld, die Tankmatch heeft gesloten met zijn opdrachtgever. Hiervoor zal Tankmatch B.V. een provisie van 7,5% van de door Reder ontvangen netto vrachtopbrengst van deze verrichte reis, voor zijn bevrachtingswerkzaamheden in rekening brengen. Onder netto vrachtopbrengst wordt verstaan, de door de opdrachtgever betaalde gelden."In artikel 8 wordt onder meer bepaald dat op de overeenkomst Nederlands recht van toepassing is.
the above mentioned cargo tanks were inspected by us as far as possible from decklevel accessible points and found to be suitable/notsuitable clean to load the above named product"; het product is aangeduid als "gas oil red dyed".
Voorts is onder meer opgenomen: "
Our acceptance of the tank(s) is limited to the cleanliness of the coating only and does not extend to the ability of the coating to protect or damage the cargo".
"Our inspection was limited to a visual inspection from the decklevel via tank hatches (and to manual sounding residues on tank bottoms). From these observations and considering obtained previous cargo information and cleaning procedures used the cargotank(s) were found SATISFACTORY CLEAN. ( )This statement covers the cleanliness of the cargotanks of the above named vessel at time of inspection only.For the cargotanks that are coated, this statement of opinion covers only the cleanliness of the coating and offers no judgement as to whether the coating will protect or damage the cargo."
Aan deze vordering heeft Ilitrans c.s., kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. De schade aan de coating van de tanks moet zijn toegebracht door een zuur of loog ter gelegenheid van de belading in Vlissingen bij ZR, tevoren waren de tanks in orde. De schade moet in de eerste fase van de belading zijn toegebracht. In de eerste plaats is ZR aansprakelijk, omdat het schadetoebrengende zuur of loog door haar in haar bedrijf aan de lading nafta is toegevoegd en door haar in de Stanleystad is gepompt. Tankmatch en BFT zijn aansprakelijk als exploitanten/bevrachters/vervoerders omdat zij geen zuivere nafta hebben geladen maar een gecontamineerd schadetoebrengend product.
De rechtbank heeft daarbij in het midden gelaten wie van thans appellanten vorderingsgerechtigd is.
Met betrekking tot de vordering jegens ZR heeft zij geoordeeld dat tegenover enig indirect bewijs de gemotiveerde betwisting van ZR staat zodat de stellingen van Ilitrans c.s niet bewezen zijn. De rechtbank heeft het bewijsaanbod van Ilitrans c.s. gepasseerd "omdat het niet gericht was op het ontbrekende stuk van de puzzel, namelijk de stoffen die zijn aangetroffen bij het schoonmaken van de tanks van de Stanleystad".
Ter zake van de vordering tegen Tankmatch en BFT is het volgens de rechtbank onduidelijk wat hen wordt verweten. Tussen [appellanten 2,3,4,5] en deze geïntimeerden bestaat geen contractuele band zodat de vordering alleen kan zijn gebaseerd op onrechtmatige daad, maar daarvoor is te weinig gesteld. Tussen Ilitrans en Tankmatch bestaat volgens de rechtbank wel een contractuele band; die wordt bevrachtingsovereenkomst genoemd maar uit de inhoud ervan blijkt dat het om bemiddeling door Tankmatch gaat tegen betaling van provisie door Ilitrans. Gelet op de rol die Tankmatch blijkens die overeenkomst heeft, heeft Ilitrans onvoldoende gesteld wat Tankmatch te verwijten valt. Ilitrans had ook geen contractuele band met BFT, zodat aansprakelijkheid zou moeten voortvloeien uit onrechtmatige daad en daarvoor heeft ZR echter weinig gesteld.
Partijen hebben zich hierover verder niet uitgelaten.
3.8.1 Op de tussen Tankmatch en Ilitrans gesloten"bevrachtingsovereenkomst" is, gelet op artikel 8 van die overeenkomst, Nederlands recht van toepassing.
overeenkomstvan vervoer over de binnenwateren (waartoe ook de Westerschelde behoort) betekent dat dat – nu voor zowel Nederland, als België als Zwitserland het CMNI-verdrag geldt – als nationaal recht van de desbetreffende staat in ieder geval het CMNI-verdrag moet worden toegepast, welk verdrag bepalingen van eenvormig privaatrecht bevat.
Gelet op artikel 29 van dat Verdrag wordt, als in het verdrag zelf een regeling ontbreekt, de vervoerovereenkomst beheerst door het recht van de door de partij gekozen staat, en is bij gebrek aan een dergelijke keuze het recht van de staat van toepassing waarmee de vervoerovereenkomst de nauwste banden heeft. Daarbij wordt vermoed dat de overeenkomst de nauwste banden heeft met de staat waar de vervoerder op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst zijn hoofdvestiging heeft, indien zich in deze staat ook de laadhaven of plaats van inontvangstneming of de loshaven bevindt.
3.8.4 Voor zover Ilitrans c.s. de vordering baseert op
onrechtmatige daadzijn ofwel rechtstreeks ofwel op grond van artikel 10:159 BW de bepalingen van de Verordening 'Rome II' van (overeenkomstige) toepassing. Op grond van artikel 4 van deze Verordening is toepasselijk het recht van het land waar de schade zich voordoet, derhalve Nederland, België of Zwitserland, nu moet worden aangenomen dat de situaties van artikel 4 lid 2 en 3 zich niet voordoen.
3.8.5 Inzake het materiele bewijsrecht (waaronder begrepen de bewijslastverdeling), dat zoals reeds overwogen wordt beheerst door het overigens op het geschil toepasselijke recht, overweegt het hof als volgt.
In het CMNI-verdrag ontbreekt een bepaling over bewijslastverdeling, zodat die wordt bepaald door het overeenkomstig artikel 29 CMNI-verdrag toepasselijke recht.
Zoals uit rechtsoverweging 3.8.2 en 3.8.4 blijkt is derhalve in ieder geval ofwel Nederlands, ofwel Belgisch, ofwel Zwitsers recht van toepassing op de bewijslastverdeling.
3.8.6 Naar Nederlands recht (artikel 150 Rv) moet de partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten die feiten bewijzen.
Naar Belgisch recht moet volgens artikel 1315 BW de partij die de uitvoering van een verbintenis vordert, daarvan het bestaan bewijzen, terwijl volgens artikel 870 Gerechtelijk Wetboek iedere partij het bewijs moet leveren van de feiten die zij aanvoert.
Naar Zwitsers recht (artikel 8 ZGBin verbinding met artikel 42 OR) geldt hetzelfde.
3.8.7 Derhalve rust de bewijslast dat de schade aan de Stanleystad is veroorzaakt door (een of meer van) geïntimeerden in alle gevallen op Ilitrans c.s.
Door partijen zijn met betrekking tot de oorzaak van de schade acht rapporten in het geding gebracht; te weten:
• (I)
het rapport van [deskundige 1]d.d. 20 september 2009 (productie 5 bij akte d.d. 17 november 2010), uitgebracht op verzoek van [appellanten 2,3,4,5] . Het betreft een algemeen onderzoek naar de schade aan de tanks, de oorzaak daarvan en de gevolgschade daarvan;
• (II)
het rapport [deskundige 2], van maart 2009 (productie 5 bij akte d.d. 17 november 2010), uitgebracht op verzoek van [appellanten 2,3,4,5] . Het betreft een onderzoek naar de conditie van de tanks; (productie 5 bij akte d.d. 17 november 2010);
• (III)
het rapport van Bodycote RPCd.d. maart 2009, uitgebracht op verzoek van [deskundige 1] (in overeenstemming met een afspraak tussen de experts van partijen). Dit rapport betreft een onderzoek naar de laagdikte van de tanks van de Stanleystad, die per tank gedeelte van die tank is gespecificeerd;
• (IV)
het rapport van [deskundige 3]d.d. 4 juni 2009 (productie 5 bij akte d.d. 17 november 2010, opgemaakt ten behoeve van Tankmatch (productie 1 bij conclusie van antwoord Tankmatch en BFT). Dit rapport betreft een algemeen onderzoek naar de schade aan de tanks en de oorzaak daarvan;
• (VI)
Het rapport "Certificate of Analysis" van Chemical Laboratory Dr. [deskundige 4]d.d. 22 mei 2009, opgemaakt op verzoek van de experts van partijen (productie 5 bij akte houdende producties d.d. 17 november 2010). Het rapport heeft betrekking op de samenstelling van de aan het laboratorium voor onderzoek verstrekte nafta;
• (VII)
Het rapport van [deskundige 5]d.d. 23 augustus 2012 (productie 1 bij memorie van grieven), opgemaakt in opdracht van [advocaat Ilitrans c.s.] (de advocaat van Ilitrans c.s.) ; het betreft een algemeen onderzoek naar de schade aan de tanks en de oorzaak daarvan;
• (VIII)
Het rapport van [deskundige 6] Marined.d. 1 juli 2013 (productie 3 bij memorie van antwoord van ZR); naar het hof begrijpt opgemaakt op verzoek van ZR. Het betreft een onderzoek naar de oorzaak van de schade aan de tanks (in reactie op het rapport van [deskundige 5] )
Daarbij constateert het hof dat ook tussen de rapporten van de door Ilitrans c.s. zelf ingeschakelde deskundigen verschil van inzicht blijkt inzake de oorzaak van de beschadiging: terwijl in het rapport van [deskundige 1] (rapport I) als conclusie is opgenomen dat de schade aan de coating is ontstaan als gevolg van een verontreiniging in de lading nafta, vermoedelijk afkomstig van producten uit de onderzijde van de landtank, wordt in het rapport van [deskundige 5] (rapport VII) opgemerkt dat tijdens de belading van het schip voortdurend vers product in de landtank werd bijgevoegd, hetgeen naar het hof begrijpt wijst op een andere wijze van belading van het schip vanuit de landtank dan verondersteld in het rapport van [deskundige 1] , omdat de landtank steeds wordt bijgevuld en bij het overhevelen van de landtank naar de tanks op de Stanleystad de onderzijde van de landtank dus niet wordt bereikt.
Daarmee staat echter nog niet vast
(a) dat die beschadiging is veroorzaakt door de zwarte substantie (en niet zijn oorzaak vindt in een te dik aangebrachte coating (rapport [deskundige 7] ), achtereenvolgende beschadigingen door loog respectievelijk zuur (rapport [deskundige 6] Marine) dan wel eerdere transporten waarbij schade is toegebracht) en
(b) dat de smurrie of moed pas is ontstaan tijdens het transport van Vlissingen naar Antwerpen of met de nafta tijdens het laden in de tanks is gebracht.
Het eerste deel van deze stelling dient naar het oordeel van het hof bewezen te worden door een deskundigenonderzoek; bij het tweede deel van het onderzoek kan, naast eventueel een deskundigenonderzoek, mogelijk nader bewijs bijgebracht worden door getuigen, maar een dergelijk nader onderzoek heeft pas zin als het onderzoek naar de aantasting van de tankbodems iets heeft opgeleverd.
Anders dan de rechtbank heeft overwogen betekent het feit dat het bewijsaanbod in eerste aanleg van Ilitrans c.s. niet mede inhield een onderzoek naar de zwarte substantie niet dat – zoals de rechtbank heeft overwogen – het bewijsaanbod van Ilitrans c.s. moet worden gepasseerd; in zoverre slaagt grief 5.
Wel blijft het feit dat onderzoek aan smurrie en spoelwater niet meer mogelijk is voor risico van Ilitrans c.s. als partij die de bewijslast draagt. Hetzelfde geldt voor het feit dat thans geen onderzoek meer mogelijk is aan de aangetaste bodems van de tanks; Ilitrans c.s. heeft die immers doen repareren.
Een onderzoek door een of meer deskundigen zal zich dus moeten beperken tot commentaar op de eerdere, hiervoor gerelateerde, rapporten, eventueel literatuuronderzoek, alsmede, indien deze deskundige(n) dit van belang acht(en), onderzoek aan het schip zelf en onderzoek naar de wijze waarop de belading plaats heeft gehad op de terminal in Vlissingen. De desbetreffende partij zal de deskundige(n) daartoe toegang moeten verlenen tot het schip dan wel de terminal.
Bij het onderzoek kan er door de deskundige(n) van worden uitgegaan dat er na de reis van Vlissingen naar Antwerpen daadwerkelijk schade aanwezig was aan de tanktops en dat de coating van de tanks de dikte had als aangegeven in het rapport van Bodycote (welk rapport immers op verzoek van de deskundigen van alle partijen is opgemaakt).
(1) beschikt u over voldoende gegevens om een gefundeerd oordeel te kunnen geven over de hierna te formuleren onderzoeksvragen met betrekking tot het partijen verdeeld houdende geschilpunt of de in de tanktops van de Stanleystad aanwezige schade is veroorzaakt door de belading van de Stanleystad op 13 en 14 maart 2009 met nafta en het vervoer door de Stanleystad van die nafta op 14 maart 2009 van Vlissingen naar Antwerpen?
(2) Nadat de tanks van de Stanleystad in Antwerpen waren gelost, is in meerdere tanks een zwarte substantie aangetroffen.
Is, zonder dat u over een monster van deze substantie beschikt, een beredeneerd oordeel te geven over de vragen
(a) waaruit deze substantie bestaat,
(b) of deze substantie bij de belading van de Stanleystad in Vlissingen kan zijn meegekomen met de geladen nafta dan wel
(c) of deze substantie tijdens het vervoer in verband met deze belading door nafta kan zijn ontstaan, en
(d) of deze substantie het gevolg heeft gehad dat de zinken bodems van de tanks van de Stanleystad zijn aangetast op een wijze zoals beschreven en op foto's weergegeven in de in het geding gebrachte rapporten?
(3) In de diverse reeds op verzoek van een of meer partijen uitgebrachte rapporten door de alternatieve oorzaken aangegeven en alternatieve conclusies getrokken. Kunt u gemotiveerd aangeven waarom u het al dan niet eens bent met deze gestelde oorzaken en deze conclusies?
Het hof verzoekt partijen dan ook
(niet in de hiervoor genoemde akte maar pas)in de memorie na deskundigenbericht tevens in te gaan deze vraag en daarbij te betrekken hetgeen het hof heeft overwogen in rechtsoverweging 3.8.
Daarbij wijst het hof er – gelet op de discussie tussen partijen – reeds thans op dat volgens artikel 1 aanhef en onder 1 van het CMNI-verdrag onder vervoerovereenkomst wordt verstaan elke overeenkomst – ongeacht hoe deze wordt aangeduid – waarbij een vervoerder zich verbindt tegen betaling vrachtgoederen te vervoeren over de binnenwateren.
Voorts wijst het hof erop dat dit verdrag moet worden uitgelegd aan de hand van de maatstaven van de artikelen 31 en 32 van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht van 23 mei 1969 (vgl. HR 28 februari 2014, NJ 2015/192).