ECLI:NL:GHSHE:2015:2920

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 juli 2015
Publicatiedatum
31 juli 2015
Zaaknummer
20-000077-15
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor verduistering met bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 31 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor verduistering en kreeg een voorwaardelijke geldboete van € 1.500,- met een proeftijd van twee jaar. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die vroeg om bevestiging van het vonnis, maar met een andere strafmaat. De advocaat-generaal stelde voor om de verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, met dezelfde proeftijd en een bijzondere voorwaarde die inhield dat de verdachte binnen veertien dagen na het onherroepelijk worden van het arrest alle stukken die aan hem waren overhandigd door de aangeefster, aan haar zou teruggeven. De raadsman van de verdachte pleitte voor vrijspraak. Het hof heeft het beroep op de vrijspraak verworpen en het vonnis van de politierechter in grote lijnen bevestigd, maar heeft enkele aanpassingen gedaan in de formulering van de bijzondere voorwaarden en de bewijsvoering. Het hof heeft de geldboete en de hechtenis bevestigd, maar de bijzondere voorwaarden aangepast. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de verdachte om de overhandigde papieren terug te geven binnen de gestelde termijn. Het arrest is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer : 20-000077-15
Uitspraak : 31 juli 2015
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 9 januari 2015 in de strafzaak met parketnummer
01-122201-13 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1945,
wonende te [woonplaats] .
Hoger beroep
Bij het beroepen vonnis is de verdachte ter zake van verduistering veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 1.500,-, subsidiair 25 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren en een bijzondere voorwaarde, zoals in het vonnis omschreven.
De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaren, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde dat de verdachte binnen veertien dagen na het onherroepelijk worden van dit arrest alle stukken die mevrouw [aangeefster] aan hem heeft overhandigd, aan haar zal teruggeven.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, met dien verstande dat het hof:
 in de bewijsoverweging op pagina 7 van het vonnis de zinsnede “niet door verdachte aannemelijk gemaakt” vervangt door “niet aannemelijk geworden” en daaraan, ten overvloede, toevoegt dat het retentierecht niet ingeroepen kan worden met betrekking tot de aan de verdachte door aangeefster overhandigde stukken die door hem niet zijn bewerkt;
 de bijzondere voorwaarde die is verbonden aan de door de politierechter opgelegde voorwaardelijke geldboete anders zal formuleren; het hof zal daarom het vonnis vernietigen ten aanzien van de strafoplegging en in zoverre opnieuw rechtdoen;
 artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht elimineert uit de door de politierechter vermelde toepasselijke wetsartikelen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het beroepen vonnis ten aanzien van strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat:
 de verdachte zich voor het einde van een
proeftijd van 2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of
 ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel
 de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de verdachte binnen vier weken na het onherroepelijk worden van dit arrest alle papieren die mevrouw [aangeefster] aan hem heeft overhandigd, aan haar zal teruggeven.
Bevestigt het vonnis voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. F. van Es, voorzitter,
mr. B.F. de Poorter en mr. J. Huurman-van Asten, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. P. van Glabbeek, griffier,
en op 31 juli 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.