ECLI:NL:GHSHE:2015:292

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 januari 2015
Publicatiedatum
3 februari 2015
Zaaknummer
20-001973-14
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak met immateriële schadevergoeding voor slachtoffer dat inbrekers bij thuiskomst heeft overlopen

In deze zaak gaat het om een woninginbraak die plaatsvond in de nacht van 30 op 31 maart 2013 te Goes. De verdachte, geboren in 1994, werd samen met een medeverdachte aangehouden na dat zij door de benadeelde partij, [slachtoffer], bij thuiskomst werden overlopen. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, maar de verdachte ging in hoger beroep. Het hof heeft het beroep behandeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte en zijn mededader de inbraak hebben gepleegd. Het hof achtte bewezen dat de verdachte samen met een ander een digitaal fototoestel, een laptop, sieraden en andere goederen uit de woning heeft weggenomen. De verdachte ontkende betrokkenheid en stelde dat hij de camera had gevonden, maar het hof geloofde deze verklaring niet. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden en de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd gedeeltelijk toegewezen, maar de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot vergoeding van immateriële schade in hoger beroep. Het hof legde een schadevergoedingsmaatregel op ter compensatie van de immateriële schade die de benadeelde partij had geleden.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer : 20-001973-14
Uitspraak : 13 januari 2015
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 2 juli 2014 in de strafzaak met parketnummer 02-700115-13 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
wonende te [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van - kort gezegd - het samen met een ander plegen van een woninginbraak veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de politierechter beslist over een vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij en over in beslag genomen voorwerpen.
De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
- de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van voorarrest;
- de vordering van de benadeelde partij geheel zal toewijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- het in beslag genomen breekijzer zal onttrekken aan het verkeer en de teruggave aan de rechthebbende zal gelasten van de in beslag genomen sjaal.
De raadsman van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd. Voorts is verweer gevoerd tegen de vordering van de benadeelde partij.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter. Anders dan de politierechter acht het hof namelijk bewezen dat de verdachte en zijn mededader ook de in de tenlastelegging genoemde sieraden uit de woning hebben weggenomen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:hij op een tijdstip in of omstreeks de nacht van 30 op 31 maart 2013 te Goes tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [A-straat], heeft weggenomen een digitaal fototoestel (merk Casio) en/of een laptop (merk Toshiba) en/of twee paar schoenen (sneakers) en/of een pet en/of zes, althans een of meer, (goudkleurige) slavenarmbanden en/of een (goudkleurig) horloge en/of een (goudkleurig) medaillon, in elk geval een hoeveelheid sieraden, en/of een (blauwe Curver) krat en/of een baseballpet, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair:hij op of omstreeks 31 maart 2013 te Goes, in elk geval in Nederland, een digitaal fototoestel (merk Casio) en/of een baseballpet heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat fototoestel en/of die baseballpet wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
meer subsidiair:hij op of omstreeks 31 maart 2013 te Goes opzettelijk een digitaal fototoestel (merk Casio) en/of een baseballpet, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als gevonden voorwerp, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op een tijdstip in de nacht van 30 op 31 maart 2013 te Goes tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [A-straat], heeft weggenomen een digitaal fototoestel (merk Casio) en een laptop (merk Toshiba) en twee paar schoenen (sneakers) en een pet en zes goudkleurige slavenarmbanden en een goudkleurig horloge en een goudkleurig medaillon en een blauwe Curver krat, toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders primair is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijs [1]
Vastgestelde feiten en omstandigheden
Op zondag 31 maart 2013 om 01:50 uur heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van diefstal uit de woning [A-straat] [nummer] te Goes. Deze aangifte houdt het volgende in. Aangeefster kwam op 31 maart 2013 tussen 00:30 uur en 00:38 uur thuis en hoorde een geluid in de slaapkamer. In de slaapkamer zag zij twee handen aan de binnenzijde van de vensterbank en nadat zij de lamellen opzij had geschoven, zag zij een man uit het raam van de slaapkamer naar buiten klimmen. Zij zag dat de man grijze stoffen handschoenen droeg. Zij zag voorts buiten een tweede man die wilde wegrennen en daarbij over een fiets struikelde. Aan het slaapkamerraam zag zij braakschade. De twee uitzetijzers van het raam waren verbogen en afgebroken. Uit de woning zijn weggenomen een zwart digitaal fototoestel van het merk Casio in een stoffen hoesje met opschrift Exilim, een zwarte laptop van het merk Toshiba, twee paar sneakers en een zwarte pet van de Chicago Bulls. Deze goederen zijn eigendom van aangeefster [slachtoffer]. [2] Op 3 april 2013 heeft [slachtoffer] gemeld dat ook nog een blauwe Curver krat is weggenomen. [3]
Naar aanleiding van de melding om 00:38 uur dat er vermoedelijk inbrekers waren overlopen in de wijk [A-straat] ging verbalisant [A] ter plaatse. Op het [B-straat], dat grenst aan de [A-straat], zag [A] twee personen lopen. De voorste persoon droeg een zwarte pet met rode accenten. De tweede persoon draaide zich om en rende weg. [A] hield de eerste persoon, zijnde de verdachte, aan. Verbalisant [B] hield de tweede persoon staande. [4]
De aanhouding van de verdachte vond plaats op 31 maart 2013 om 00:40 uur op het [B-straat]. [5] Verbalisant [B] hield op 31 maart 2013 omstreeks 00:42 uur op het [B-straat] de medeverdachte [medeverdachte] aan. [6]
Verbalisant [C], surveillancehondengeleider, ontving op 31 maart 2013 omstreeks 00:38 uur de opdracht te gaan naar het perceel [A-straat] [nummer].
[C] kwam om 00:40 uur ter plaatse. Hij begaf zich naar het [B-straat]. Zijn surveillancehond gaf in het struikgewas, ter hoogte van de achterzijde van de woningen, een verwijzing naar verse menselijke geur op een aantal gouden sieraden, te weten een zestal goudkleurige (slaven)armbanden, een goudkleurig horloge en een goudkleurig medaillon.
In een later stadium heeft verbalisant [C] nogmaals vanaf de plaats waar het misdrijf had plaatsgevonden een zoekslag gemaakt. De surveillancehond leidde hem naar een parkeerplaats bij een zijstraat van de [A-straat]. De hond gaf een verwijzing naar verse menselijke lucht op een lichtblauwe krat met daarin een zwarte laptop van het merk Toshiba en twee paar damesschoenen. Vervolgens is [C] de [C-straat] ingelopen, waar de surveillancehond een verwijzing naar verse menselijke geur gaf op een kentekenbewijs op naam van [medeverdachte]. [7]
De verdachte werd op 31 maart 2013 omstreeks 00:53 uur overgebracht naar het politiebureau. Hij droeg toen een zwarte pet met rode klep en het opschrift Chicago Bulls. Bij de insluitingsfouillering bleek dat hij een cameratasje met daarin een zwarte fotocamera, Casio Exilim, in zijn broekzak had. [8]
Op 31 maart 2013 omstreeks 04:09 uur heeft de politie aan [slachtoffer] een zwarte digitale fotocamera van het merk Casio, type Exilim, en een zwarte pet met rode klep en het opschrift Chicago Bulls getoond (het hof begrijpt: de camera die de verdachte bij zijn aanhouding bij zich had en de pet die hij toen droeg). [slachtoffer] heeft deze goederen herkend als haar eigendom en als de goederen die zondag 31 maart 2013 uit haar woning zijn weggenomen. [9] Ook de door verbalisant [C] aangetroffen gouden sieraden werden herkend door [slachtoffer] en aan haar teruggegeven. [10]
[medeverdachte] had bij zijn aanhouding een schroevendraaier en een grijze handschoen in zijn rechterjaszak. [11] De bij [medeverdachte] aangetroffen grijze handschoen is in beslag genomen en een foto daarvan is per e-mail aan [slachtoffer] verzonden.
Op 4 april 2013 heeft [slachtoffer] per e-mail aan de politie geschreven: “Wat ik me herinner komen deze grijze handschoenen (het hof leest: komt deze grijze handschoen) overeen met de handschoenen die die jongen afgelopen zaterdagnacht (het hof leest: in de nacht van zaterdag op zondag) droeg. Ik zag ze toen hij naar buiten klom en nog vasthield aan de vensterbank bij mij binnen.” [12] Op de aan [slachtoffer] verzonden foto van de grijze handschoen is het merkteken van Adidas zichtbaar, zo is waar te nemen op de zich in het dossier bevindende foto. [13]
[medeverdachte] heeft in een verhoor van 31 maart 2013 te 12:00 uur verklaard dat hij “vannacht” (hof: in de nacht van 30 op 31 maart 2013) met [verdachte] (hof: de verdachte) was en dat hij, [medeverdachte], die nacht grijze stoffen Adidas handschoenen droeg. [14] In zijn verhoor van 5 april 2013 haalt [medeverdachte] uit zijn rechterjaszak een grijze handschoen soortgelijk aan die welke per foto is getoond aan en herkend door aangeefster en zegt daarbij “jullie hebben de andere”. [15]
Verbalisant Walraven, forensisch onderzoeker, heeft op 31 maart 2013 te 11:55 uur een onderzoek naar sporen verricht aan de woning [A-straat] [nummer] te Goes. Walraven zag dat met een breekwerktuig in de sluitnaad van het houten uitzetraam van de slaapkamer was gewrikt. Hij heeft geconcludeerd dat de dader(s) waarschijnlijk met een breekwerktuig het uitzetraam van de slaapkamer van het appartement heeft/hebben open gewrikt en waarschijnlijk het appartement heeft/hebben verlaten via de weg van binnenkomst. [16]
Bewijsoverwegingen
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde bepleit.
Daartoe is aangevoerd dat de verdachte betrokkenheid bij de inbraak ontkent, dat hij heeft verklaard dat hij het bij die inbraak gestolen fototoestel kort voor zijn aanhouding had gevonden en dat het petje dat hij tijdens zijn aanhouding droeg van hemzelf was. Er bestaat een alternatief scenario waarin de inbraak door anderen is gepleegd. De raadsman heeft in het bijzonder gewezen op de mogelijke betrokkenheid van een bromfietser die in de buurt rondreed en de bestuurder van een in de buurt geparkeerde Ford Transit.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden blijkt dat de daders van de woninginbraak op 31 maart 2013 tussen 00.30 en 00.38 uur werden overlopen, waarna de verdachte om 00.40 uur in de zeer directe omgeving van de woning werd aangehouden. De verdachte was daar samen met [medeverdachte]. Tijdens zijn aanhouding was de verdachte in het bezit van een fotocamera in een stoffen hoesje en een Chicago Bulls pet die door aangeefster als haar gestolen eigendommen werden herkend. [medeverdachte] rende weg en werd twee minuten na de verdachte aangehouden. Hij was in het bezit van een schroevendraaier, zijnde een voorwerp dat als inbrekersgereedschap kan dienen, en een grijze handschoen die volgens aangeefster overeenkomt met de handschoenen die zij heeft gezien bij de dader die vanuit het raam van haar slaapkamer naar buiten klom.
Gelet op het zeer korte tijdsverloop tussen de ontdekking door aangeefster en de aanhouding van de verdachte en [medeverdachte] in de directe omgeving van de woning en op de hiervoor genoemde bij hen aangetroffen goederen, is het hof - mede gelet op de hierna te noemen tegenstrijdige verklaringen van de verdachte en [medeverdachte] en op de verklaring van [medeverdachte] dat hij die nacht in Goes continu bij verdachte is geweest [17] - van oordeel dat het niet anders kan dan dat de verdachte en [medeverdachte] in de betreffende woning hebben ingebroken. Zij zijn daarbij door aangeefster gestoord en hebben de woning moeten verlaten.
Gelet op de grijze stoffen Adidas handschoenen die [medeverdachte] die nacht droeg, is aannemelijk dat aangeefster hem door het raam naar buiten heeft zien klimmen. Voorts is ook aannemelijk dat de verdachte en [medeverdachte] de in de nabijheid van de woning aangetroffen goederen uit de woning van aangeefster, te weten de blauwe krat met inhoud en de sieraden, op hun vlucht hebben achtergelaten.
Uit het bovenstaande leidt het hof eveneens af dat er sprake is geweest van een zodanige samenwerking tussen tenminste verdachte en medeverdachte [medeverdachte] dat kan worden geoordeeld dat verdachte zich tezamen met (in ieder geval) [medeverdachte] heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde woninginbraak.
Het hof hecht geen geloof aan de verklaring van de verdachte dat hij het fototoestel kort voor zijn aanhouding had gevonden.
[medeverdachte] heeft op vragen van de politie verklaard (p. 64):
“V: Ben je vanaf het moment dat je bent afgezet in Goes continu bij [verdachte] geweest?
A: Ja.
(…)
V: Is er nog niets gebeurd onderweg is Goes?
A: Nee.
V: Hebben jullie nog iets gevonden op straat?
A: Ik niet. Ik weet niet of [verdachte] iets heeft gevonden.
V: Je hebt niet gezien dat hij iets vond?
A: Nee.
V: En je was continu bij hem?
A: Hij liep weleens voor of achter mij. Soms scheelde het wel een paar meter. (…)”
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij niet tegen [medeverdachte] heeft gezegd dat hij de camera had gevonden (p. 91).
[medeverdachte] heeft blijkens zijn verklaring niet gezien dat de verdachte een camera heeft gevonden, terwijl zij vanaf hun aankomst in Goes continu in elkaars aanwezigheid zijn geweest. Voor zover zij op enige afstand van elkaar hebben gelopen, bedroeg die afstand immers kennelijk niet meer dan een paar meter. Het feit dat [medeverdachte] de beweerdelijke vondst van de camera niet heeft gezien, doet reeds afbreuk aan de geloofwaardigheid van de verklaring van de verdachte. Daarbij komt dat de verdachte tegen [medeverdachte], een vriend van hem, niets heeft gezegd over die vondst. Het hof acht onaannemelijk dat de verdachte, indien hij op straat een fotocamera had gevonden, over een dergelijke bijzondere gebeurtenis niets zou hebben gezegd tegen zijn vriend.
Het hof hecht evenmin geloof aan de verklaring van de verdachte dat het petje dat hij droeg van hemzelf was. Nu aangeefster dit petje heeft herkend als haar eigendom en als een goed dat bij de inbraak is weggenomen, terwijl de verdachte tevens in het bezit was van een fototoestel dat bij diezelfde inbraak werd weggenomen, acht het hof de verklaring van aangeefster geloofwaardiger en daarmee bewezen dat het petje eveneens bij de betreffende inbraak is buitgemaakt.
Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van verdachte neemt het hof mede in aanmerking dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] bij de politie op essentiële punten tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd. Over de wijze van vervoer naar Goes heeft de verdachte immers verklaard dat zij met de trein zijn gekomen (p. 86 en 90), terwijl de medeverdachte verklaarde dat zij door een derde met een auto zijn gebracht (p. 63). De verdachte heeft bovendien verklaard dat zij omstreeks 22:00 uur in Goes zijn aangekomen, vanaf het station naar het centrum zijn gelopen en in enkele cafés zijn geweest (p. 86), terwijl de medeverdachte verklaarde dat zij zijn afgezet in de buurt waar zij zijn aangehouden en dat zij voor hun aanhouding een “kwartiertje of zo” in Goes waren (p. 63).
Gelet op het voorgaande zijn de verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachte dat zij niets met de inbraak te maken hebben, niet geloofwaardig.
De door de verdediging opgeworpen alternatieve scenario’s zijn naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden. Het hof is met de politierechter van oordeel dat aan het aantreffen in de nabije omgeving van een Ford Transit met schone en ijsvrije ruiten, terwijl de ruiten van de ongeveer vijftien andere voertuigen in die straat beslagen of bevroren waren, geen relevante betekenis toekomt, aangezien de betreffende auto op 31 maart 2013 omstreeks 07:00 uur is aangetroffen (p. 42), dat wil zeggen ruim zes uur na de inbraak.
Dit wordt niet anders door de door de raadsman genoemde omstandigheid dat de eigenaar van deze auto een bekende van de politie zou zijn in verband met diefstallen. Het geschetste scenario dat de bestuurder van de bromfiets, die vanaf 01:15 uur meerdere keren door de politie is gezien en uiteindelijk om 03:30 uur is staande gehouden (p. 43-45), betrokken zou zijn bij de inbraak, acht het hof geheel speculatief en onvoldoende onderbouwd.
De omstandigheid dat, zoals de raadsman heeft aangevoerd, op de afvalcontainer die bij de inklimming in de woning zou zijn gebruikt een schoenafdruk is aangetroffen die niet overeenkomt met de schoenafdrukken van de verdachte en [medeverdachte] brengt het hof niet tot een ander oordeel. Deze omstandigheid doet immers niet af aan het belastende bewijsmateriaal tegen de verdachte en [medeverdachte] en de tegenstrijdigheden tussen de verklaringen van de verdachte en [medeverdachte], terwijl niet kan worden uitgesloten dat de betreffende schoenafdruk afkomstig is van een derde dader die niet door aangeefster is gezien.
De verweren worden derhalve verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 311, eerste lid, aanhef en onder 4° en 5°, van het Wetboek van Strafrecht en wordt gekwalificeerd als:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Een dergelijk feit veroorzaakt niet alleen materiële schade, maar zorgt ook voor overlast, ergernis en een gevoel van onveiligheid bij de slachtoffers, die zich geconfronteerd zien met een inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer. De verdachte en zijn mededader zijn bovendien bij de inbraak overlopen door één van de bewoners, hetgeen een indringende en bedreigende ervaring voor haar is geweest. Dit is de verdachte aan te rekenen.
Blijkens een Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 7 november 2014 werd de verdachte in 2009 en 2011 reeds onherroepelijk veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten, te weten (medeplichtigheid aan) gekwalificeerde diefstallen. Deze veroordelingen hebben hem er kennelijk niet van weerhouden zich opnieuw aan vermogenscriminaliteit schuldig te maken.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, en de recidive niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de duur van drie maanden met zich brengt.
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte, te weten dat hij een opleiding detailhandel aan het ROC volgt, zijn van onvoldoende gewicht om af te zien van oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van deze duur.
Schadevergoeding
Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ingesteld. Blijkens het voegingsformulier strekt deze vordering tot vergoeding van € 349,92 ter zake van de schadeposten omschreven als “zondag 31-3-’13 recherche + alles opruimen” en “reparatie raam 4 dagdelen”. Voorts vermeldt het voegingsformulier de schadepost “mentale schade [slachtoffer]” zonder vermelding van een bedrag.
De politierechter heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 350,= aan immateriële schade en de benadeelde partij voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard. Het hof merkt daarbij op dat de politierechter ten onrechte heeft overwogen dat de vordering strekt tot vergoeding van een bedrag van € 928,60. Dit bedrag is blijkens het voegingsformulier reeds vergoed door de verzekering en wordt niet door de benadeelde partij gevorderd.
De vordering duurt, voor zover zij in eerste aanleg is toegewezen, van rechtswege voort in hoger beroep.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw in het strafproces gevoegd. Bij schrijven van 12 oktober 2014 is in hoger beroep vergoeding gevraagd van de volgende schadeposten:
- de post “2 dagen opruim-, schoonmaak-, herstelwerkzaamheden kozijn” tot een bedrag van € 250,=, welk bedrag blijkens de verklaring van de benadeelde partij ter terechtzitting in hoger beroep moet worden gelezen als € 240,=
- de post “mentale schade [slachtoffer]” tot een bedrag van € 350,=.
De raadsman van de verdachte heeft in verband met de bepleite vrijspraak aangevoerd dat de benadeelde partij niet in haar vordering kan worden ontvangen. Voor het geval het ten laste gelegde zou worden bewezen verklaard, is niet betwist dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden die kan worden begroot op een bedrag van € 350,=.
De andere post - kort gezegd: de opruimkosten - acht de raadsman niet toewijsbaar omdat niet vaststaat dat daadwerkelijk sprake is van loonderving.
Het hof overweegt als volgt.
Opruimkosten (€ 240)
Nu deze schadepost blijkens bijlage 5 bij het voegingsformulier betrekking heeft op schade (bestaande uit loonderving) van de moeder van de benadeelde partij - en niet van de benadeelde partij zelf - kan de benadeelde partij in zoverre niet in haar vordering worden ontvangen.
Immateriële schade (€ 350)
De benadeelde partij heeft noch in het voegingsformulier, noch ter terechtzitting in eerste aanleg een bedrag opgegeven van de door haar gevorderde immateriële schadevergoeding.
Ingevolge artikel 421, derde lid, eerste volzin, van het Wetboek van Strafvordering kan de benadeelde partij zich in hoger beroep voegen binnen de grenzen van haar eerste vordering. De in deze wetsbepaling opgenomen beperking moet aldus worden uitgelegd dat de benadeelde partij in hoger beroep niet alsnog schadeposten mag opvoeren die zij in eerste aanleg niet heeft opgevoerd en evenmin het bedrag van de in eerste aanleg gevorderde schadevergoeding mag verhogen.
Nu de benadeelde partij in eerste aanleg geen bedrag aan immateriële schade heeft opgegeven, kan zij niet worden ontvangen in haar vordering tot vergoeding van het in hoger beroep gevorderde bedrag van € 350,=.
Gelet op het voorgaande dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
Schadevergoedingsmaatregel
Het hof ziet aanleiding om ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat door de bewezen verklaarde woninginbraak aan het slachtoffer immateriële schade is toegebracht die door het hof naar billijkheid wordt begroot op € 350,=. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat [slachtoffer] de verdachte en zijn mededader heeft overlopen toen zij in het begin van de nacht thuiskwam. Zij werd aldus in haar eigen woning onverwacht en ongewild met hen geconfronteerd. Blijkens de toelichting in het voegingsformulier en de inhoud van het hiervoor genoemde schrijven van 12 oktober 2014 is zij hierdoor erg geschrokken en heeft zij hiervan stress ondervonden en slapeloze nachten gehad. De verdachte en zijn mededader hebben inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de immateriële schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Het hof zal bepalen dat de betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2013 - zijnde het moment waarop de schade, die het gevolg is van de onrechtmatige daad van de verdachte en zijn mededader, is ingetreden - tot aan de dag der algehele voldoening.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders primair is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de volgende in beslag genomen voorwerpen: een zwarte sjaal (nr. 265028) en een rood breekijzer (nr. 265355).
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] in haar vordering tot schadevergoeding
niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], een bedrag te betalen van
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro)als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Aldus gewezen door
mr. Y.G.M. Baaijens-van Geloven, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. H. Harmsen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. P. van Glabbeek, griffier,
en op 13 januari 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.De hierna vermelde pagina’s verwijzen naar de paginanummering van het dossier van de regiopolitie Zeeland, registratienummer PL193E 2013020698, sluitingsdatum 26 juni 2013, doorgenummerde pagina’s 1-134.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 31 maart 2013 met bijlage weggenomen goederen (p. 12-15)
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 april 2013 (p. 34)
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 maart 2013 (p. 18)
5.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 31 maart 2013 (p. 75)
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 maart 2013 (p. 19-20) en proces-verbaal van aanhouding d.d. 31 maart 2013 (p. 49)
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 maart 2013 (p. 24-25)
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 maart 2013 (p. 38-39)
9.Proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 31 maart 2013 (p. 16)
10.Proces-verbaal van relaas d.d. 26 juni 2013 (p. 9)
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 maart 2013 (p. 28)
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 april 2013 met fotoblad (p. 30-31)
13.Fotoblad (p. 31), bovenste foto
14.Proces-verbaal van verhoor d.d. 31 maart 2013 (p. 63 en 65)
15.Proces-verbaal van verhoor d.d. 5 april 2013 (p. 68 met op p. 70 als bijlage een foto van die handschoen)
16.Proces-verbaal van sporenonderzoek (p. 110-112)
17.Proces-verbaal van verhoor d.d. 31 maart 2013 (p. 64)