Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[LMB] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/02/259713/ HA-ZA 13-103)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met productie;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep;
- het pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd;
- de bij brief van 15 juni 2015 door LMB en DWI toegezonden producties, die LMB en DWI bij het pleidooi bij akte in het geding hebben gebracht;
- de akte overlegging productie ten behoeve van pleidooi van NFNvB met productie.
3.Vooraf
‘de gedaagde in hoger beroep’(artikel 339 Rv), hetgeen niet op GFIS van toepassing is. Het hof verstaat daarom dat het incidenteel appel heeft te gelden als niet te zijn ingesteld.
4.De beoordeling
energy drinksmet het merk “Go Fast”.
share purchase agreementgesloten met NFNvB en GFSE, waarbij NFNvB de 2.821 aandelen van Threehundredsixty Degrees in GFSE heeft gekocht. De aandelen zijn door Threehundredsixty Degrees geleverd aan NFNvB. De koopprijs van € 100.000,- is betaald door verrekening met een lening van NFNvB aan Threehundredsixty Degrees.
share purchase agreement(hierna: de SPA) gesloten met GFIS en GFSE. De SPA is door [directeur NFNvB] , [directeur LMB] en [bestuurder GFSE] ondertekend en houdt samengevat in als volgt:
Letter of Intentopgesteld door (de advocaten van) The Sanctuary Investment and Trading Company ten aanzien van het voornemen van Sanctuary om een lening van € 15.000.000,- te verstrekken aan een nader te noemen onderneming die wereldwijd Go Fast wilde verkrijgen. Bij de later door onder meer [directeur LMB] en [bestuurder GFSE] verstrekte
Guarantee, Indemnity & Undertakingis de identiteit van de geldverstrekker gewijzigd in Sanctuary Finance (hierna: Sanctuary).
share purchase agreementtussen Threehundredsixty Degrees en NFNvB en de (concept-)SPA. Aan de e-mail was verder toegevoegd het
Agreement for Secured Loanopgesteld tussen GFIH (als “
the Company”), een zestal “
Guarantors” (waaronder [bestuurder GFSE] en [directeur LMB] ) en Sanctuary (als “
the Lender”), waarin Sanctuary toezegt een bedrag van € 15.000.000,- ter beschikking te zullen stellen.
power of attorney) toegezonden die behoren bij de SPA, met het verzoek om deze te tekenen en aan hem toe te sturen. [bestuurder GFSE] heeft [directeur NFNvB] , [directeur LMB] en [directeur DWI] voorts bericht dat hij de POA’s zal scannen en zal doorsturen naar de notaris. Bij de e-mail zijn ook de concept-akte van overdracht en de nota’s gevoegd.
Heren, Vandaag hebben we van het fonds vernomen dat zij maandag het geld op de rekening zetten en dat wordt vrijgegeven zodra de leningovereenkomst en de garantiebrieven (..) zijn getekend (..)”.
subsidiairGFIS, LMB en DWI te veroordelen om binnen twee weken na de betekening van het vonnis en op eerste afroep van NFNvB alle medewerking te verlenen die vereist zal zijn om bij notariële akte de levering te bewerkstelligen van het gehele belang dat NFNvB houdt in GFSE aan GFIS, op straffe van een dwangsom;
primair en subsidiairGFIS, LMB en DWI ieder hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan NFNvB van
€ 350.000,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119 a BW vanaf
1 september 2011 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van GFIS, LMB en DWI in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.
Letter of Intentvan 15 april 2011 was voorwaardelijk, in die zin dat daarin de vanzelfsprekende clausule
“subject tot contract”was opgenomen. Daarnaast bevatte de
Letter of Intentnog een uitdrukkelijk financieringsvoorbehoud en was deze ook in dit opzicht voorwaardelijk. De definitieve overeenkomst van geldlening is pas gesloten op 17 juni 2011. Ten tijde van het aangaan van de SPA mochten [directeur LMB] en [directeur DWI] er niet op vertrouwen dat deze overeenkomst daadwerkelijk zou worden gesloten.
Letter of Intentis inderdaad summier. Op het moment dat deze tot stand kwam, waren de gesprekken echter al verder gevorderd en waren ook al afspraken gemaakte over rente en over zekerheden in de vorm van borgstellingen.
closing datewordt gedefinieerd als
“a date, to be agreed upon by the Parties but not later than 20 May 2011”.Volgens NFNvB volgt uit deze laatste bepaling dat partijen ernaar
streefdenom de levering uiterlijk op 20 mei 2011, dus binnen 16 dagen na de ondertekening van de SPA, te doen plaatsvinden (dagvaarding randnummer 12). LMB en DWI hebben deze zienswijze niet bestreden. Op enkele plaatsen in de processtukken lijkt NFNvB vervolgens te willen stellen dat GFIS de SPA binnen de termijn van 16 dagen had
moetennakomen. NFNvB heeft niet uitgelegd waarom zij - kennelijk - van zienswijze is veranderd en heeft deze stelling ook niet verder feitelijk onderbouwd. Het hof zal NFNvB daarom niet in deze laatste opvatting volgen en ervan uitgaan dat de genoemde SPA-bepaling uitsluitend een streven uitdrukt.
Guarantee, Indemnity & Undertaking(r.o. 4.1. onder k.) en de
Agreement for Secured Loan(r.o. 4.1 onder m.) zijn van latere datum dan de SPA. Naar LMB en DWI onweersproken hebben gesteld, zijn beide documenten namelijk door Sanctuary eerst getekend op 17 juni 2011. Het hof leidt hieruit af dat [directeur LMB] en [directeur DWI] op 4 mei 2011 over geen andere informatie hebben beschikt dan dat slechts de
Letter of Intentzijdens Sanctuary was getekend. Het hof gaat ervan uit dat [directeur LMB] en [directeur DWI] ook op de hoogte zijn geweest van de inhoud van de
Letter of Intent(zo niet, dan zouden [directeur LMB] en [directeur DWI] reeds daarom zijn tekortgeschoten in hun plicht om zich ervan te vergewissen dat de externe financiering voldoende zeker was). Het hof deelt vervolgens de opvatting van NFNvB (zie r.o. 4.8.1. en 4.8.2.) dat de
Letter of Intent, gelet op zijn inhoud en gelet op de herkomst van de gelden, de nodige vragen oproept en dat [directeur LMB] en [directeur DWI] op basis daarvan toen niet mochten menen dat een reëel perspectief bestond op het rondkomen van de financiering. Gelet hierop mochten [directeur LMB] en [directeur DWI] er op 4 mei 2011 ook niet op vertrouwen dat GFIS tijdig (zie het slot van de vorige r.o.) de beschikking zou krijgen over de koopprijs ad € 350.000,-.
schadeals gevolg van de niet-tijdige betaling van de koopprijs van de aandelen moet worden gesteld op de
handelsrente. Het hof zal LMB en DWI daarom veroordelen tot het betalen van de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW en de rentevordering voor het overige afwijzen. Aanspraak op wettelijke rente bestaat in situaties als de onderhavige vanaf de dag dat de onrechtmatige daad is begaan, althans vanaf de (daarna gelegen) dag dat de door de onrechtmatige daad veroorzaakte schade feitelijk is geleden. De door NFNvB gehanteerde datum 1 november 2011 ligt na de datum waarop NFNvB in redelijkheid nakoming van de SPA en daarmee betaling van de koopprijs had kunnen verwachten (zie r.o. 4.10.) en kan daarom door het hof worden gevolgd.
De door NFNvB gevorderde wettelijke rente over de proceskostenveroordeling zal, met het oog op de redelijke termijn voor nakoming als bedoeld in artikel 6:82 lid 1 BW, eerst vanaf veertien dagen na de dag van deze uitspraak worden toegewezen.