ECLI:NL:GHSHE:2015:2827

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 juli 2015
Publicatiedatum
27 juli 2015
Zaaknummer
HR 200.170.115-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot de schuldsaneringsregeling na aantoonbaar duurzame beheersbaarheid van psychosociale problematiek

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toelating van een vrouw tot de schuldsaneringsregeling. De vrouw, hierna te noemen appellante, had eerder een verzoek ingediend dat was afgewezen. Het hof heeft in een tussenarrest van 25 juni 2015 de behandeling van de zaak aangehouden om appellante de gelegenheid te geven om aanvullende documenten en verklaringen in te dienen, waaronder een verklaring van haar behandelend psycholoog. Tijdens de voortgezette mondelinge behandeling op 15 juli 2015 heeft appellante, bijgestaan door haar advocaat mr. F. Bouyaghjdane, haar situatie toegelicht en rapportages overgelegd die haar psychosociale problematiek documenteren.

Het hof heeft vastgesteld dat appellante's psychosociale problematiek inmiddels beheersbaar is en dat zij in staat is om haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling na te komen. Tevens is er een belastingschuld aan de Belastingdienst, die is ontstaan door het niet tijdig verstrekken van inkomensgegevens. Het hof oordeelt dat deze schuld, gezien de persoonlijke omstandigheden van appellante, niet in de weg staat aan haar toelating tot de schuldsaneringsregeling. Het hof vernietigt het eerdere vonnis en wijst het verzoek van appellante tot toelating tot de schuldsaneringsregeling toe, met de bepaling dat de griffier van het hof de rechtbank Limburg op de hoogte stelt van deze uitspraak voor de benoeming van een rechter-commissaris en bewindvoerder.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak : 23 juli 2015
Zaaknummer : HR 200.170.115/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/03/200295/FT RK 14/1/723
in de zaak in hoger beroep van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: [appellante] ,
advocaat: mr. F. Bouyaghjdane.
als vervolg op het door dit hof op 25 juni 2015 gewezen tussenarrest.

5.Het tussenarrest van 25 juni 2015

Bij dit arrest heeft het hof de behandeling van de zaak aangehouden teneinde [appellante]
in de gelegenheid te stellen om, ruimschoots voor de nieuwe zittingsdatum van 15 juli 2015, alsnog haar verklaring ex artikel 285 Fw inclusief alle onderliggende bescheiden alsmede een eventuele nieuwe verklaring van haar behandelend psycholoog mevrouw [behandelend psycholoog] , hierna te noemen: [behandelend psycholoog] , in het geding te brengen.

6.De verdere loop van de procedure

6.1.
De voortgezette mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 juli 2015. Bij die gelegenheid is [appellante] , bijgestaan door mr. Bouyaghjdane, gehoord.
6.2.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de brieven met bijlagen van de advocaat van [appellante] d.d. 7 juli 2015 en 9 juli 2015.
6.3.
Hieraan is door en namens [appellante] ter voortgezette zitting in hoger beroep - zakelijk weergegeven - het volgende toegevoegd. [appellante] benadrukt dat zij [behandelend psycholoog] nadrukkelijk en bij herhaling heeft verzocht om een verklaring als bedoeld in artikel 5.4.3. van het toepasselijke procesreglement op te stellen, maar dat [behandelend psycholoog] zulks, om haar moverende redenen, evenwel heeft nagelaten. Wel heeft [behandelend psycholoog] [appellante] een kopie van de rapportage van de huisarts van begin april 2015, alsmede een kopie van de eindrapportage d.d. 19 juni 2015 ter hand gesteld, welke rapportages door [appellante] thans zijn overgelegd. [appellante] geeft aan zich te kunnen vinden in de inhoud van voornoemde rapportages. Het gaat naar haar idee op dit moment goed met haar, zij werkt bij wijze van opbouwfase inmiddels al weer driemaal vier uren per week. [appellante] voegt hieraan toe te begrijpen dat zij, in geval van een toelating tot de schuldsaneringsregeling, aanvullend zal dienen te solliciteren. Desgevraagd merkt [appellante] met betrekking tot haar belastingschuld op dat deze schuld inderdaad in één bepaald jaar is ontstaan. De schuld ziet op terugvordering van onterecht ontvangen toeslagen, omdat [appellante] haar netto inkomsten had opgegeven terwijl dit haar bruto inkomsten hadden moeten zijn. Op basis van dit lagere, netto inkomen (dat door de Belastingdienst immers als bruto inkomen werd beschouwd) heeft [appellante] vervolgens te ruime toeslagen ontvangen. [appellante] stelt dat zij destijds grote privéproblemen kende waardoor zij het overzicht tijdelijk enigszins kwijt was en mede daardoor ook onjuiste, of althans de verkeerde, inkomensgegevens aan de Belastingdienst heeft verstrekt.

7.De beoordeling

7.1.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
7.2.
Het hof is van oordeel dat uit de door [appellante] overgelegde rapportages van haar huisarts en [behandelend psycholoog] voldoende aannemelijk is geworden dat haar psychosociale problematiek al enige tijd beheersbaar is in die zin dat [appellante] zich in maatschappelijk opzicht staande weet te houden waarbij er tevens voldoende hulp of een voldoende sociaal vangnet aanwezig is. Het hof is op grond hiervan dan ook van oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat [appellante] de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal (kunnen) nakomen en dat zij zich zal (kunnen) inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
7.3.
Voorts is het hof gebleken dat er sprake is van een schuld aan de Belastingdienst. Een belastingschuld die is ontstaan als gevolg van het niet (tijdig) verstrekken van (inkomens)gegevens dient naar zijn aard in beginsel te worden aangemerkt als een schuld welke niet te goeder trouw is ontstaan. In onderhavig geval is evenwel sprake van een belastingschuld welke in één enkel jaar is ontstaan en waarvoor door [appellante] bij gelegenheid van de voortgezette mondelinge behandeling in hoger beroep ook een aannemelijke en afdoende verklaring is gegeven. Bovendien vormt deze belastingschuld slechts een beperkt gedeelte van de totale schuldenlast van [appellante] . Naar het oordeel van het hof hoeft deze belastingschuld, mede gelet op de persoonlijke situatie van [appellante] destijds -die thans aanmerkelijk verbeterd is-, niet aan een toelating tot de schuldsaneringsregeling in de weg te staan.
7.4.
Het vonnis waarvan beroep zal derhalve worden vernietigd en het verzoek van [appellante] tot toelating tot de schuldsaneringsregeling zal alsnog worden toegewezen. Nu de toepassing van de schuldsaneringsregeling voor het eerst in hoger beroep wordt uitgesproken, zal het hof toepassing geven aan het bepaalde in artikel 292 lid 9 Fw.

4.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
verklaart de schuldsaneringsregeling van toepassing ten aanzien van:
[appellante]
[adres]
[postcode] [woonplaats]
bepaalt dat de griffier van dit hof onverwijld aan de griffier van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, kennis geeft van deze uitspraak in verband met de benoeming van een rechter-commissaris en een bewindvoerder.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.Th.L.G. Pellis, A.P. Zweers-van Vollenhoven en J.H.Th. Veldman en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2015.