In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Bewindvoeringen B.V. tegen het college van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Steenbergen. De zaak betreft de verhaalsbijdrage die [appellant 2] moet betalen voor zijn minderjarige zoon [zoon] in het kader van de Wet werk en bijstand. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder bepaald dat [appellant 2] een verhaalsbijdrage van € 3.576,77 voor de periode van 12 december 2013 tot en met 30 april 2014 en € 770,- per maand vanaf 1 mei 2014 moest betalen. Appellante, vertegenwoordigd door mr. C.G.M. Baas, heeft in hoger beroep verzocht deze beschikking te vernietigen, stellende dat [appellant 2] niet in staat is om deze bedragen te betalen vanwege zijn financiële situatie en schulden.
De mondelinge behandeling vond plaats op 2 juli 2015, waarbij de gemeente verweer voerde en stelde dat [appellant 2] geen medewerking had verleend aan het verhaalsonderzoek. Het hof heeft kennisgenomen van de ingediende stukken en de verklaringen van de betrokken partijen. Het hof overweegt dat [appellant 2] op grond van de wet onderhoudsplichtig is jegens zijn zoon, maar dat uit de overgelegde stukken blijkt dat hij niet de draagkracht heeft om de verhaalsbijdrage te voldoen. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant 2] een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt en aanzienlijke schulden heeft, waardoor hij niet in staat is om de verhaalsbijdrage te betalen.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de gemeente afgewezen, waarmee het hof de belangen van [appellant 2] en zijn zoon heeft gewogen tegen de wettelijke verplichtingen.