Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 3865648, rolnummer 15/1660)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met grieven en producties;
- de memorie van antwoord met producties.
3.De beoordeling
“Mocht u onverhoopt de passende arbeid niet verrichten dan zal de werkgever de loonbetaling opschorten. Hervatting van de loonbetaling zal dan pas plaatsvinden op het moment dat u de passende arbeid gaat verrichten. Tenslotte herhaal ik nogmaals dat als u het niet eens bent met het oordeel van de bedrijfsarts, u een deskundigenoordeel kunt aanvragen bij het UWV.”.Op diezelfde dag heeft de advocaat van [appellant] daarop gereageerd en op 9 januari 2015 heeft de zus van [appellant] met een e-mail een uitvoerige reactie gegeven op deze brief. Op 9 januari 2015, heeft de gemachtigde van [geïntimeerde] per e-mail (samengevat) aan [appellant] medegedeeld dat hij er meerdere malen op is aangesproken dat hij geen nevenactiviteiten mag verrichten, dat dit tijdens de zitting in december 2014 wederom duidelijk is gemaakt, dat toen werkafspraken zijn gemaakt, dat op 7 januari 2014 toch weer is geconstateerd dat hij pakketten verzendt via een account van PakketBode voor eigen klanten, dat daarvan bewijsstukken zijn ontvangen, dat [geïntimeerde] erover zal denken wat met de situatie te doen, dat zij een schriftelijke verklaring van hem verwacht uiterlijk maandag 12 januari 2015 8.00 uur en dat een onmiddellijk ontslag om dringende reden niet wordt uitgesloten Op 11 januari 2015 heeft de zus van [appellant] per e-mail gereageerd. Bij brief van 13 januari 2015 heeft [geïntimeerde] [appellant] op staande voet ontslagen. De inhoud van die brief zal in het hierna volgende aan de orde komen.
- Het geen gehoor geven aan recent gemaakte afspraken;
- Het op ongepaste wijze communiceren;
- Het doen van onterechte beschuldigingen;
- Het verrichten van nevenactiviteiten;
- Het tegen de gemaakte afspraken in toch gebruik maken van eigen accounts;
- Het verzenden van pakketten voor rekening van PakketBode, zonder toestemming van uw werkgever;
- De onverenigbaarheid van uw stellingen omtrent vermeende arbeidsongeschiktheid en het verrichten van nevenactiviteiten.
dat u communiceert met DPD met het doel om een account te verkrijgen voor uw eigen activiteiten. Activiteiten die de activiteiten van werkgever frustreren en daarmee tevens concurreren. Dit is onacceptabel. Ook deze activiteit is onverenigbaar met uw stelling dat u volledig arbeidsongeschikt bent.
“P.S. account [account] wel actueel laten maar daar zitten geen activiteiten in op dit moment.”,waaronder handtekeningen staan vermeld, die kennelijk van R. [geïntimeerde] en van [appellant] zijn. Uit deze brief blijkt, anders dan [geïntimeerde] heeft gesteld, in ieder geval niet zonder meer dat het [appellant] niet was toegestaan om zijn activiteiten als ondernemer voort te zetten naast zijn dienstverband met [geïntimeerde]. Die mogelijkheid lijkt eerder open te blijven. Voorts acht het hof het opmerkelijk dat slechts een brief aan DPD Pakketservice in het geding is gebracht, terwijl volgens [geïntimeerde] alle relaties zijn omgezet. Dat zou dan betekenen dat ook aan andere bedrijven brieven zijn gestuurd zoals aan DPD Pakketservice, maar daarvan zijn geen stukken in het geding gebracht.
“Gelet op de verklaring van de verzekeringsarts, die de bedrijfsarts volgt in zijn verklaringen, is het duidelijk dat er inderdaad sprake is van ‘ziek zijn’ gedurende de bedoelde periode[hof: 6 tot en met 12 januari 2015]
. Daardoor kon de heer [appellant] zijn eigen werk niet en het aan te passen werk aanvankelijk maar gedeeltelijk doen.”(rapport van 24 maart 2015, productie 8 mvg). Anders dan [geïntimeerde] heeft aangevoerd, volgt uit dit rapport niet dat de deskundige daarbij is afgegaan op mededelingen van [appellant]. In het rapport is vermeld dat de deskundige de verzekeringsarts heeft geraadpleegd en dat de verzekeringsarts heeft geoordeeld op basis van door de bedrijfsarts overgelegde verklaringen. Uit het hiervoor weergegeven citaat volgt dat het bij [appellant] bestaande idee dat hij op 12 januari 2015 op medische gronden niet in staat was om de aangepaste werkzaamheden te verrichten, derhalve niet helemaal juist is, maar ook niet helemaal ongefundeerd. Gelet op de hiervoor reeds hoog opgelopen conflictsituatie, valt naar het voorshandse oordeel van het hof niet in te zien waarom niet volstaan kon worden met de (reeds aangekondigde) opschorting van de loonbetaling, of met de staking van de loonbetaling. De stellingen van [geïntimeerde] met betrekking tot de nevenactiviteiten weggedacht (waarvan in dit kort geding vanuit moet worden gegaan) kon [geïntimeerde] naar het voorshandse oordeel van het hof, onder deze omstandigheden niet overgaan tot het geven van ontslag op staande voet.
‘het verrichten van nevenactiviteiten’, 'het tegen de gemaakte afspraken in toch gebruik maken van eigen accounts’en
‘het verzenden van pakketten voor rekening van PakketBode, zonder toestemming van de werkgever’in dit kort geding onvoldoende aannemelijk zijn gemaakt door [geïntimeerde], althans dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat eerstgenoemd verwijt [appellant] niet was toegestaan. Voor wat betreft de twee laatstgenoemde verwijten merkt het hof nog op dat in dit kort geding onvoldoende duidelijk is geworden of en in hoeverre een en ander een logische consequentie is van het door [appellant] gestelde samenwerkingsverband. Die onduidelijkheid dient voor risico van [geïntimeerde] te blijven gelet op de haar rustende bewijslast.
‘de onverenigbaarheid van uw stellingen omtrent vermeende arbeidsongeschiktheid en het verrichten van nevenactiviteiten’, is hiervoor reeds besproken.
‘het geen gehoor geven aan recent gemaakte afspraken’.[geïntimeerde] heeft hierover gesteld dat zij daarmee het oog had op afspraken met betrekking tot het verrichten van passende werkzaamheden. Zoals hiervoor al is overwogen, blijkt uit het proces-verbaal van de zitting van 16 december 2014 niet wat die afspraken waren. Voorts laat dat de mogelijkheid onverlet dat de afspraken niet nagekomen konden worden door [appellant] omdat hij door ziekte daartoe niet in staat was. Uit het deskundigenoordeel lijkt te volgen dat daarvan sprake is geweest. Voor zover [geïntimeerde] heeft bedoeld dat zij met die afspraken ook het oog had op de volgens haar verboden nevenactiviteiten, verwijst het hof naar hetgeen daarover hiervoor is overwogen.
het op ongepaste wijze communiceren’heeft [appellant] in eerste aanleg opgemerkt dat hiermee kennelijk is bedoeld het niet willen ingaan op een door [geïntimeerde] voorgestelde beëindigingsovereenkomst. Dat heeft [geïntimeerde] in eerste aanleg niet betwist. Voor zover [geïntimeerde] heeft bedoeld dat met dit verwijt wordt gedoeld op de wijze van communiceren van [appellant] met de bedrijfsarts, ziet het hof ook daarin geen reden om [appellant] op staande voet te ontslaan, waarvoor van doorslaggevend belang is dat de verhoudingen tussen partijen inmiddels danig verstoord geraakt waren. Daarbij acht het hof voorts van belang dat de zus van [appellant] heeft verzocht niet meer met [appellant] zelf te communiceren, maar met haar, gelet op zijn psychische klachten. Naar het voorshandse oordeel van het hof kan daaruit worden afgeleid dat [appellant] zelf ook inzag dat het hem niet meer lukte om op correcte wijze te communiceren en dat hij daarvoor maatregelen heeft genomen door het vragen van hulp aan zijn zus. Om dan vervolgens [appellant] om die reden op staande voet te ontslaan, is naar het voorlopig oordeel van het hof een te zwaar middel.
‘het doen van onterechte beschuldigingen’is het hof niet duidelijk. Uit de ontslagbrief blijkt dat onvoldoende en in deze procedure is daarover onvoldoende gesteld.