ECLI:NL:GHSHE:2015:2768

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 juli 2015
Publicatiedatum
21 juli 2015
Zaaknummer
HD 200.153.618_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over loon en ziekengeld na beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak gaat het om een kort geding tussen een werknemer, [appellant], en zijn werkgever, Elmefa Bedrijven B.V., naar aanleiding van geschillen over de doorbetaling van loon en ziekengeld na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De werknemer heeft in hoger beroep beroep gedaan op voorlopige voorzieningen, terwijl er een bodemprocedure aanhangig was waarin op 19 december 2014 een vonnis was gewezen. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft in een tussenarrest van 24 februari 2015 de appellant in de gelegenheid gesteld om te reageren op de stelling van de werkgever dat het belang van de werknemer bij de gevorderde voorlopige voorzieningen was komen te ontvallen door het bodemvonnis.

De appellant heeft betoogd dat hij nog steeds belang heeft bij de vorderingen in kort geding, omdat de grief die hij heeft ingediend, doel treft en het bestreden vonnis in zoverre dient te worden vernietigd. Het hof heeft geoordeeld dat de appellant inderdaad belang heeft bij de vernietiging van het bestreden vonnis, omdat de grief niet wordt bestreken door het bodemvonnis. Het hof heeft vastgesteld dat de loonvordering over de periode van 2 april 2014 tot en met 28 mei 2014 is afgewezen door de bodemrechter, maar dat de appellant recht heeft op loon tijdens ziekte over de periode van 29 mei 2014 tot en met 30 juni 2014.

Het hof heeft de vordering van de appellant met betrekking tot het ziekengeld over twee dagen toegewezen, en Elmefa veroordeeld tot betaling van € 135,99 bruto. De overige vorderingen van de appellant zijn afgewezen, en het hof heeft de proceskosten gecompenseerd. De uitspraak is gedaan op 21 juli 2015.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.153.618/01
arrest van 21 juli 2015
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. A.W.J.D. Ray-Engels te Roermond,
tegen
Elmefa Bedrijven B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. W.A.A. van Kuijk te Tilburg,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 24 februari 2015 in het hoger beroep van het door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, onder zaaknummer 3033805/CV EXPL 14-5314 gewezen vonnis van 3 juni 2014.

5.Het verdere verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 24 februari 2015;
  • de akte van 12 mei 2015 van [appellant];
  • de antwoordakte van 26 mei 2015 van Elmefa.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

6.De verdere beoordeling

6.1.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof [appellant] in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de stelling van Elmefa dat het belang van [appellant] bij de gevorderde voorlopige voorzieningen in het onderhavige hoger beroep is komen te ontvallen, omdat op 19 december 2014 in de bodemprocedure vonnis is gewezen.
6.2.
[appellant] heeft aangevoerd dat hij nog steeds belang heeft bij de onderhavige vorderingen in kort geding, omdat uit genoemd tussenarrest blijkt dat grief 1 doel treft en dat het bestreden vonnis in zoverre dient te worden vernietigd.
6.3.
Het hof is met [appellant] van oordeel dat hij belang heeft bij de vernietiging van het bestreden vonnis, gelet op het slagen van grief 1. Het onderwerp van die grief wordt niet bestreken door het in de bodemprocedure gewezen vonnis van 19 december 2014.
6.4.
Zoals reeds in genoemd tussenarrest is overwogen, dient het hof zich te richten naar het oordeel van de bodemrechter. Uit dat (eind)vonnis van 19 november 2014 blijkt dat de loonvordering over de periode 2 april 2014 tot en met 28 mei 2014 is afgewezen. Voor wat betreft de loonvordering over de periode 29 mei 2014 tot en met 30 juni 2014 heeft de bodemrechter geoordeeld dat [appellant] over die periode recht kan doen gelden op loon tijdens ziekte en heeft hij het loon over gemelde periode toegewezen op basis van het overeengekomen loon van € 3.532,48 bruto per 4 weken, exclusief vakantiegeld en overige emolumenten. Daarmee is op de loonvordering over genoemde periode door de bodemrechter beslist en is het onderhavige kort geding in zoverre uitgewerkt. Gesteld noch gebleken is dat het vonnis van de bodemrechter op een kennelijk misslag berust en dat de zaak dermate spoedeisend is dat de beslissing op een tegen dat vonnis aangewend rechtsmiddel niet kan worden afgewacht. De bedoelde loonvordering kan dus niet nogmaals worden toegewezen, zoals [appellant] mogelijk beoogt (punt 3 akte na tussenarrest). Het voorgaande geldt tevens voor de aan die loonvordering annexe vordering ter zake van de wettelijke verhoging, die door de bodemrechter werd afgewezen. Ook wat dat betreft is het kort geding uitgewerkt.
Het voorgaande brengt overigens wel mee dat grief 3 (gedeeltelijk) en 4 slagen. Dit is van belang voor de proceskostenveroordeling.
6.5.
Grief 7is gericht tegen de compensatie van de proceskosten. De grief faalt nu partijen - met inachtneming van 6.4. slot - over en weer in het ongelijk zijn gesteld. Het hof ziet daarin aanleiding om ook in hoger beroep de proceskosten te compenseren.
6.6.
Uit hetgeen hiervoor en in genoemd tussenarrest is overwogen volgt dat het bestreden vonnis vernietigd dient te worden voor zover de vorderingen van [appellant] zijn afgewezen. De vordering met betrekking tot het ziekengeld over 2 dagen wordt alsnog toegewezen, zie r.o. 3.9. Dat komt neer op een bedrag van € 123,63 bruto, te vermeerderen met wettelijke verhoging ad 10% , dus samen € 135,99 bruto. Voor wat betreft de loonvordering c.a. over de periode 2 april 2014 tot en met 30 juni 2014 is het onderhavige kort geding uitgewerkt. De overige vorderingen van [appellant] worden afgewezen. Het hof ziet geen aanleiding om Elmefa te veroordelen om loonbelasting en premies af te dragen aangezien [appellant] niets heeft gesteld waaruit afgeleid dient te worden dat Elmefa dienaangaande niet aan haar verplichtingen zal voldoen.

7.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover het meer of anders door [appellant] gevorderde in dat vonnis is afgewezen en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Elmefa tot betaling van € 135,99 bruto;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
verstaat dat het onderhavige kort geding is uitgewerkt voor wat betreft de loonvordering inclusief de wettelijke verhoging daarover over de periode 2 april 2014 tot en met 30 juni 2014 gezien het bodemvonnis van 19 november 2014;
wijst het meer of anders gevorderde af;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
compenseert de proceskosten van het hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.E.L.M. Smeenk-van der Weijden, M.G.W.M. Stienissen en M. van Ham en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 21 juli 2015.
griffier rolraadsheer