Uitspraak
5.Het verdere verloop van de procedure
- het tussenarrest van 24 februari 2015;
- de akte van 12 mei 2015 van [appellant];
- de antwoordakte van 26 mei 2015 van Elmefa.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een kort geding tussen een werknemer, [appellant], en zijn werkgever, Elmefa Bedrijven B.V., naar aanleiding van geschillen over de doorbetaling van loon en ziekengeld na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De werknemer heeft in hoger beroep beroep gedaan op voorlopige voorzieningen, terwijl er een bodemprocedure aanhangig was waarin op 19 december 2014 een vonnis was gewezen. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft in een tussenarrest van 24 februari 2015 de appellant in de gelegenheid gesteld om te reageren op de stelling van de werkgever dat het belang van de werknemer bij de gevorderde voorlopige voorzieningen was komen te ontvallen door het bodemvonnis.
De appellant heeft betoogd dat hij nog steeds belang heeft bij de vorderingen in kort geding, omdat de grief die hij heeft ingediend, doel treft en het bestreden vonnis in zoverre dient te worden vernietigd. Het hof heeft geoordeeld dat de appellant inderdaad belang heeft bij de vernietiging van het bestreden vonnis, omdat de grief niet wordt bestreken door het bodemvonnis. Het hof heeft vastgesteld dat de loonvordering over de periode van 2 april 2014 tot en met 28 mei 2014 is afgewezen door de bodemrechter, maar dat de appellant recht heeft op loon tijdens ziekte over de periode van 29 mei 2014 tot en met 30 juni 2014.
Het hof heeft de vordering van de appellant met betrekking tot het ziekengeld over twee dagen toegewezen, en Elmefa veroordeeld tot betaling van € 135,99 bruto. De overige vorderingen van de appellant zijn afgewezen, en het hof heeft de proceskosten gecompenseerd. De uitspraak is gedaan op 21 juli 2015.