In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, hebben appellanten, wonende te [woonplaats], hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een geschil over de kwaliteit van een hardstenen vloer die door de geïntimeerde, [bouwbedrijf] Bouwbedrijf B.V., is gelegd. De appellanten hebben in eerste aanleg gevorderd dat de geïntimeerde hen zou vergoeden voor de kosten van vervanging van de vloer, omdat deze niet voldeed aan de overeenkomst. De rechtbank heeft de vordering van de appellanten gedeeltelijk toegewezen, maar de geïntimeerde is in reconventie afgewezen.
In hoger beroep hebben de appellanten twee grieven ingediend, waarbij zij de vernietiging van het vonnis van 10 oktober 2012 vorderden. Het hof heeft vastgesteld dat de appellanten geen grieven hebben aangevoerd tegen de eerdere vonnissen van 31 augustus 2011 en 21 december 2011, waardoor zij niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun hoger beroep tegen deze vonnissen. Het hof heeft de deskundige, dhr. R.A. van der Mijle, geraadpleegd, die in zijn rapport concludeerde dat de streepvorming op de tegels niet het gevolg was van ondeugdelijke kwaliteit, maar eerder van onderhoudsproblemen.
Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat de geïntimeerde een bedrag van € 8.570,- aan de appellanten moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten gecompenseerd. De uitspraak is gedaan op 21 juli 2015.