Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.Haarmode Tigera V.O.F.,
2. [geïntimeerde 2] ,
3. [geïntimeerde 3] ,
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 19 maart 2013;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen op 15 april 2013, waarbij geen minnelijke regeling van het geschil is bereikt;
- de memorie van grieven van Medusa van 25 juni 2013 met producties;
- de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in het incidenteel appel van
- de akte van Medusa van 17 september 2013 met bezwaar vermeerdering van eis;
- de rolbeslissing van 1 oktober 2013 waarbij het bezwaar ongegrond is verklaard;
- de memorie van antwoord in het incidenteel appel van Medusa van 12 november 2013 met producties;
- de akte van Tigera van 31 december 2013;
- de antwoordakte van Medusa van 28 januari 2014 met producties.
6. De gronden van het hoger beroep
7.De verdere beoordeling
- Haarmode Tigera is opgericht op 13 maart 2000 met als activiteiten onder meer de kappersgroothandel inclusief verkoop via internet.
- Medusa heeft een formule ontwikkeld voor het onder de naam “Medusa Kappersbenodigdheden” exploiteren van een groothandel in kappersbenodigdheden alsmede voor het verrichten van werkzaamheden die daarmee verband houden en/of daaraan bevorderlijk kunnen zijn.
- Haarmode Tigera heeft een koopovereenkomst d.d. 27 mei 2006 gesloten met Medusa [vestigingsnaam 2] (een aan Medusa gelieerde vennootschap) waarbij Haarmode Tigera de activa van Medusa [vestigingsnaam 2] heeft gekocht behorende bij de door Medusa [vestigingsnaam 2] gedreven groothandel in kappersbenodigdheden aan de [bedrijfsadres] te [vestigingsplaats] .
- Partijen hebben op enig moment in 2006 een franchiseovereenkomst gesloten met Medusa als franchisegever en Haarmode Tigera als franchisenemer.
- In de franchiseovereenkomst is – voor zover hier relevant – de navolgende overweging opgenomen:
- In artikel 2 ‘Verplichtingen franchisenemer’ zijn – voor zover hier relevant - de navolgende verplichtingen van Haarmode Tigera opgenomen:
- Bij brief van 21 december 2009 heeft Medusa op grond van artikel 2.3 van de franchiseovereenkomst inzage verzocht in de administratie van Haarmode Tigera over 2009.
- Medusa heeft Haarmode Tigera bij brief van 26 februari 2010 meegedeeld dat zij van mening is dat Haarmode Tigera zich niet dan wel niet geheel heeft gehouden aan artikel 2 van de franchiseovereenkomst.
- Bij brief van 17 juni 2011 heeft mr. Knops van [accountants] Accountants (verder [accountants] ) namens Medusa aan Haarmode Tigera meegedeeld dat zij over 2009 niet aan het criterium heeft voldaan dat minimaal 90% van haar inkoop via Medusa moet worden betrokken en dat zij conform artikel 10 lid 4 en 5 van de franchiseovereenkomst een direct opeisbare boete verschuldigd is.
- Haarmode Tigera heeft bij brief van 20 juni 2011 de juistheid van de inhoud van de brief van [accountants] namens Medusa betwist.
- Nadien heeft nog correspondentie tussen partijen plaatsgevonden evenals een bespreking op 11 augustus 2011.
- Medusa heeft vervolgens op basis van door Haarmode Tigera toegezonden administratie een boekenonderzoek laten verrichten door [accountants] . [accountants] heeft een rapport d.d. 25 oktober 2011 uitgebracht.
primairdat de franchiseovereenkomst wegens dwaling/als onredelijk bezwarend vernietigd dient te worden,
subsidiairdat de overeenkomst ontbonden dient te worden op grond van de toerekenbare tekortkoming van Medusa, inhoudende dat niet overeenkomstig het contract wordt geleverd tegen concurrerende groothandelprijzen en al zeker niet tegen prijzen die gelden als inkoopprijzen voor de groothandel, en
meer subsidiairdat de franchiseovereenkomst op grond van de wijziging van omstandigheden moet worden gewijzigd in die zin dat de exclusieve afnameplicht daaruit wordt geschrapt en voor recht wordt verklaard dat het Tigera vrij staat elders in te kopen zonder dat dit strijd oplevert met het franchisecontract. Dienovereenkomstig heeft Tigera in reconventie gevorderd. Voor het geval zij boeten heeft verbeurd, verlangt Tigera matiging daarvan. Medusa heeft een en ander op haar beurt bestreden.
primairevordering tot vernietiging van de franchiseovereenkomst baseert op dwaling en bedrog, dat zij
subsidiairtevens ontbinding per 3 september 2013 (datum memorie) vordert en dat zij aan haar
primaireen
subsidiairevorderingen toevoegt een vordering tot ongedaanmaking van alle verbintenissen en veroordeling van Medusa tot betaling van € 21.864,75 en van schadevergoeding, op te maken bij staat, een en ander te vermeerderen met de wettelijke handelsrente. Tegen de eiswijzigingen Medusa bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is bij rolbeslissing van 1 oktober 2013 ongegrond verklaard, zodat het hof uitgaat van de vorderingen zoals gewijzigd.
primairevordering van Tigera. Tigera heeft ter onderbouwing van haar beroep op dwaling in eerste aanleg aangevoerd dat zij ten tijde van het sluiten van de overeenkomst op grond van de door Medusa opgewekte verwachtingen ervan kon en mocht uitgaan dat zij daadwerkelijk als groothandel zou kunnen gaan functioneren, hetgeen niet zo blijkt te zijn omdat Medusa niet tegen groothandelprijzen aan Tigera levert. Tigera wist niet en kon ook niet weten dat Medusa zich niet aan de afspraken over de mogelijkheid om als groothandel te functioneren zou houden. Tigera heeft eind 2009 ontdekt dat Medusa niet tegen groothandelprijzen levert en al zeker niet tegen inkoopprijzen voor een groothandel, aldus Tigera. De rechtbank heeft het beroep op dwaling als onvoldoende onderbouwd afgewezen. Hierop ziet grief 1 van Tigera in het incidenteel appel. Volgens Tigera heeft zij genoegzaam aangetoond dat Medusa haar in de waan heeft gebracht dat zij als groothandel zou kunnen functioneren.
subsidiairevordering van Tigera tot ontbinding van de franchiseovereenkomst per 3 september 2013. Ter onderbouwing van deze vordering voert Tigera aan dat Medusa haar niet in staat heeft gesteld daadwerkelijk als groothandel te fungeren en dat Medusa een nieuwe vestiging in [vestigingsplaats] heeft gerealiseerd. Medusa heeft een en ander gemotiveerd betwist. Wat de nieuwe vestiging in [vestigingsplaats] betreft kan in het midden blijven in hoeverre deze is aan te merken als een Medusa-vestiging of een wat de belevering betreft daarmee vergelijkbare onderneming. Gesteld noch gebleken is dat de franchiseovereenkomst tussen Tigera en Medusa een exclusiviteitsgarantie inhoudt terwijl Tigera ook voor het overige niet voldoende met concrete feiten of omstandigheden heeft onderbouwd dat en waarom Medusa zich jegens Tigera zou moeten onthouden van betrokkenheid bij een andere vestiging dan die van Tigera in [vestigingsplaats] . Door Tigera is ook niet toegelicht waarom hun rechtsverhouding voor Medusa geen ruimte voor andere ondernemingsactiviteiten zou bieden en wel voor Tigera zelf.
subsidiairevordering op de omstandigheid dat zij niet in verzuim is komen te verkeren vanwege het ontbreken van een ingebrekestelling van de kant van Tigera. Dit verweer treft doel; gesteld noch gebleken is dat Tigera Medusa schriftelijk in gebreke heeft gesteld. Voor zover Tigera betoogt dat een ingebrekestelling niet was vereist omdat Medusa had laten blijken haar verplichtingen niet te zullen nakomen, gaat het hof hieraan voorbij aangezien Tigera dit tegenover de gemotiveerde betwisting door Medusa niet genoegzaam heeft onderbouwd. Ook voor het overige zijn naar het oordeel van het hof geen voldoende concrete feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die meebrengen dat een ingebrekestelling in dit geval achterwege kon blijven. Een en ander leidt tot de slotsom dat grief II in het incidenteel appel wordt verworpen.
meer subsidiairevordering tot wijziging van de franchiseovereenkomst op grond van onvoorziene/gewijzigde omstandigheden. Tigera heeft hierbij kennelijk het oog op artikel 6:258 lid 1 BW, dat de bevoegdheid geeft de gevolgen van een overeenkomst op verlangen van een der partijen te wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk te ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden welke van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten, aan welke wijziging of ontbinding terugwerkende kracht kan worden verleend. Het hof overweegt hierover het volgende. Deze bepaling leent zich alleen voor toepassing onder uitzonderlijke omstandigheden en dient door de rechter met terughoudendheid te worden toegepast. Het is aan de partij die zich op deze bepaling beroept om te stellen en zo nodig te bewijzen dat sprake is van dergelijke uitzonderlijke omstandigheden. Hetgeen Tigera in dit verband naar voren heeft gebracht biedt daarvoor onvoldoende grond, zodat de
meer subsidiairevordering van Tigera hierop strandt en grief III in het incidenteel appel wordt verworpen.