ECLI:NL:GHSHE:2015:2742

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 juli 2015
Publicatiedatum
21 juli 2015
Zaaknummer
20-004047-14
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkeersdelict met betrekking tot het negeren van verkeerslichten en het veroorzaken van een verkeersongeval

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij een ander zwaar lichamelijk letsel was toegebracht. De rechtbank had de verdachte een taakstraf van 160 uren opgelegd, subsidiair 80 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw onderzocht. Het hof heeft vastgesteld dat niet kan worden bewezen dat de verdachte door rood licht heeft gereden, zoals de rechtbank had geoordeeld. Wel staat vast dat de verdachte geen voorrang heeft gegeven aan het slachtoffer, wat heeft geleid tot een aanrijding. Het hof concludeert dat de enkele verkeersfout van de verdachte onvoldoende is om tot een veroordeling op basis van artikel 6 van de Wegenverkeerswet te komen.

Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar heeft het subsidiair ten laste gelegde wel bewezen verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 250, subsidiair 5 dagen hechtenis. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn lange staat van dienst als beroepschauffeur en het feit dat hij nog nooit eerder was veroordeeld voor een strafbaar feit.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-004047-14
Uitspraak : 21 juli 2015
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, van 12 december 2014 in de strafzaak met parketnummer
02-688116-13 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1962,
wonende te [postcode] [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van - kort gezegd - het onder primair ten gelegde veroorzaken van een verkeersongeval waardoor aan een ander zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar, met een proeftijd van 2 jaren.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
  • verdachte zal vrijspreken van het primair ten laste gelegde;
  • hem zal veroordelen ter zake van het subsidiair ten laste gelegde tot een geldboete van € 1.500 en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren, met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsvrouwe heeft bepleit:
  • primair: dat verdachte integraal zal worden vrijgesproken;
  • subsidiair: dat verdachte zal worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde en hem te veroordelen voor het subsidiair ten laste gelegde tot een geldboete van € 500;
  • meer subsidiair: dat indien verdachte wordt veroordeeld voor het primair ten laste gelegde, de lichtst mogelijke schuldgradatie bewezen zal worden verklaard.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 02 juli 2012, te Vlissingen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Alfa Romeo), daarmede rijdende over de weg, de Sloeweg, en gekomen ter hoogte van de kruising/splitsing van die weg, met de wegen, de Veerhavenweg en de Bermweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval in hoge, althans aanzienlijke, mate onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of onnadenkend en/of ondeskundig, rijdend met dat motorrijtuig (personenauto, Alfa Romeo) en naderend voornoemde kruising/splitsing van wegen en voornemens, gezien de rijrichting, komende vanaf die weg, de Sloeweg, "naar links", de weg, de Veerhavenweg op/in te rijden, geen gevolg te geven aan een, in zijn, verdachte's, richting gekeerd, voor zijn, verdachte's, rijrichting bestemd, (boven die weg, de Sloeweg, aangebracht), "rood licht" uitstralend, driekleuring verkeerslicht (aanduidende: "stop") en/of (vervolgens) het kruisingsvlak van genoemde kruising/splitsing van wegen, zowel te naderen, als (vervolgens), op en/of over te rijden (in de richting van de weg, de Veerhavenweg), zonder een hem, verdachte, over die weg, die Sloeweg, tegemoetkomende, bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets, Yamaha) (die hem, verdachte, toen tot op (zeer) korte afstand was genaderd) voor te laten gaan, (mede) ten gevolge waarvan hij, verdachte, met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto), in botsing/aanrijding is gekomen met dat, hem, verdachte, over die weg, de Sloeweg, tegemoetkomende motorrijtuig (motorfiets), waardoor de bestuurder (genaamd: [slachtoffer]) van dat motorrijtuig (motorfiets), zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, te weten: meerdere botbreuken aan/van, respectievelijk, de schedel (met een bloeding onder de schedel) en/of het bekken en/of aan de beide polsen, zijnde de terminologie in deze tenlastelegging, voor zover daaraan betekenis is gegeven, gebezigd in de zin van de Wegenverkeerswet 1994;
subsidiair,
hij, op of omstreeks 02 juli 2012, te Vlissingen, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Alfa Romeo), daarmee rijdende op de weg, de Sloeweg, en gekomen ter hoogte van de kruising/splitsing van die weg, met de wegen, de Veerhavenweg en de Bermweg, rijdend met dat motorrijtuig (personenauto, Alfa Romeo) en naderend voornoemde kruising/splitsing van wegen en voornemens, gezien de rijrichting, komende vanaf die weg, die Sloeweg, "naar links", de weg, de Veerhavenweg op/in te rijden, geen gevolg heeft gegeven aan een, in zijn, verdachte's, rijrichting gekeerd, voor hem, verdachte, bestemd (boven die weg, de Sloeweg, aangebracht), "rood licht" uitstralend, driekleurig verkeerslicht (aanduidende: "stop"), en/of (vervolgens) het kruisingsvlak van genoemde kruising/splitsing van wegen, zowel is genaderd, als (vervolgens), op en/of over is gereden (in de richting van de weg, de Veerhavenweg), zonder een hem, verdachte, over die weg, de Sloeweg, tegemoetkomende bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets, Yamaha) (die hem, verdachte, toen tot op (zeer) korte afstand was genaderd) voor te laten, waarna hij, verdachte, met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto), in botsing/aanrijding is gekomen met dat hem, verdachte, tegemoetkomende motorrijtuig (motorfiets, Yamaha, bestuurd door [slachtoffer]), waarbij genoemde bestuurder ([slachtoffer]) van dat motorrijtuig (motorfiets) ten val is gekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg(en) werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg(en) werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair,
hij, op of omstreeks 02 juli 2012, te Vlissingen, als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto), op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Sloeweg, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers niet is gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, waarbij letsel aan een persoon werd toegebracht en/of schade aan goederen is ontstaan;
meest subsidiair,
hij, op of omstreeks 02 juli 2012, te Vlissingen, als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto), op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Sloeweg, bij het afslaan naar "links", teneinde de weg, de Veerhavenweg op/in te rijden, een hem op dezelfde weg tegemoetkomend motorvoertuig (motorfiets, bestuurd door: [slachtoffer]), niet heeft laten voorgaan, waarbij letsel aan die bestuurder (genaamd: [slachtoffer]) werd toegebracht en/of schade aan goederen is ontstaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof kan uit het verhandelde ter terechtzitting niet genoegzaam worden vastgesteld met welke snelheid verdachte heeft gereden op de kruising van de Sloeweg met de Veerhavenweg/Bermweg vanaf het moment van passeren van de stopstreep tot de plaats waar de aanrijding heeft plaatsgevonden. Om die reden komt het hof, anders dan de rechtbank maar met de advocaat-generaal en de verdediging, tot de conclusie dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte, die heeft gesteld op die kruising door oranje licht te zijn gereden, in plaats daarvan de stopstreep is gepasseerd terwijl het verkeerslicht rood licht uitstraalde.
Vaststaat evenwel dat verdachte, als bestuurder van een personenauto die links af sloeg, geen voorrang heeft gegeven aan de door het slachtoffer bestuurde motorfiets die zijn weg op de kruising recht door vervolgde. Voorts staat vast dat als gevolg hiervan een aanrijding is ontstaan.
Dit handelen van verdachte, een enkele verkeersfout, is onvoldoende om tot een veroordeling voor artikel 6 van de Wegenverkeerswet te komen. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 juli 2012 te Vlissingen, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Alfa Romeo), daarmee rijdende op de weg, de Sloeweg, en gekomen ter hoogte van de kruising van die weg, met de wegen, de Veerhavenweg en de Bermweg, rijdend met dat motorrijtuig (personenauto, Alfa Romeo) en naderend voornoemde kruising van wegen en voornemens, gezien de rijrichting komende vanaf die weg, die Sloeweg, "naar links", de weg, de Veerhavenweg op/in te rijden, het kruisingsvlak van genoemde kruising van wegen, zowel is genaderd, als vervolgens, op is gereden (in de richting van de weg, de Veerhavenweg), zonder een hem, verdachte, over die weg, de Sloeweg, tegemoetkomende bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets, Yamaha) (die hem, verdachte, toen tot op (zeer) korte afstand was genaderd) voor te laten, waarna hij, verdachte, met dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto), in botsing is gekomen met dat hem, verdachte, tegemoetkomende motorrijtuig (motorfiets, Yamaha, bestuurd door [slachtoffer]), waarbij genoemde bestuurder ([slachtoffer]) van dat motorrijtuig (motorfiets) ten val is gekomen, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:

overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met:
  • de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de relatieve ouderdom van het feit;
  • de inhoud van het de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 5 juni 2015, waaruit blijkt dat hij nog nooit eerder door een strafrechter is veroordeeld ter zake van enig strafbaar feit, derhalve ook niet voor verkeersfeiten, terwijl verdachte al bijna 30 jaar als beroepschauffeur werkt;
  • de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gekomen.
Het hof komt tot de slotsom dat oplegging van een geldboete van € 250, subsidiair 5 dagen hechtenis, passend en geboden is.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Voor de oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid acht het hof geen termen aanwezig.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. A.J.M. van Gink, voorzitter,
mr. H. Eijsenga en mr. H.D. Bergkotte, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Nieuwendijk, griffier,
en op 21 juli 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. A.J.M. van Gink en mr. H.D. Bergkotte zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.