In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de omgangsregeling met zijn kinderen is vastgesteld. De vader verzocht om omgang met de kinderen gedurende één weekend per veertien dagen en de helft van de schoolvakanties. De moeder verzocht het hoger beroep ongegrond te verklaren en de eerdere beschikking te bekrachtigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 mei 2015 zijn beide partijen gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. De kinderen hebben hun mening kenbaar gemaakt, waarbij zij aangaven geen contact met hun vader te willen. Het hof overweegt dat de vader sinds 2009 geen contact meer heeft gehad met de kinderen en dat de kinderen emotioneel afstand van hem hebben genomen. Het hof concludeert dat er geen ruimte is voor een zorgregeling met fysiek contact, gezien de onplezierige herinneringen van de kinderen aan eerdere contacten met hun vader en zijn afwezigheid in hun leven. De vader heeft de kans om via e-mail contact te leggen met de kinderen niet benut. Het hof wijst het hoger beroep van de vader af en bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, waarbij het belang van de kinderen voorop staat.