Lyle heeft vervolgens een akte genomen, die, zo voert zij aan, moet worden beschouwd als het getuigenbewijs in contra-enquête. Lyle licht toe dat de persoonlijke situatie van dhr. [vertegenwoordiger geïntimeerde] van Lyle het onmogelijk maakt om hem als getuige in contra-enquête te laten horen en legt daartoe over een verklaring van de huisarts van [vertegenwoordiger geïntimeerde] d.d. 9 september 2014, alsmede een verklaring van diens psycholoog d.d. 16 mei 2014 (beide productie 3 bij akte van Lyle d.d. 21 oktober 2014). In plaats van [vertegenwoordiger geïntimeerde] als getuige te laten horen, legt Lyle een op schrift gestelde verklaring over d.d. 16 oktober 2014 van [vertegenwoordiger geïntimeerde]. Hij verklaart daarin met betrekking tot het probandum als volgt:
“(…)
In de concept jaarstukken 2005 van Port en Chips BV was geen pensioenvoorziening opgenomen, en dat was ook logisch want er waren helemaal geen gegevens met betrekking tot pensioenen in mijn dossiers.
Het zou toch op zijn minst vreemd zijn als ik [directeur appellante] zelf pensioen zou hebben geadviseerd in 2005, pensioenovereenkomsten zou hebben gemaakt en deze vervolgens niet in de concept jaarstukken zou opnemen.
(…)
Nog vreemder zou het zijn als ik een uitgebreide pensioenadvisering zou hebben gedaan c.q. laten doen en hiervoor geen kosten in rekening zou hebben gebracht.
Als hiervoor al offerte zou zijn gevraagd, hetgeen niet het geval was, zou die offerte al gauw tegen 2.000 tot 3.000 euro zijn uitgebracht voor het opstellen van een overeenkomst, de besprekingen en het laten registreren van de stukken.
(…)
Ook mevrouw [directeur appellante] bevestigt dat wij geen afspraak hebben gehad omtrent de pensioenovereenkomsten. Dat klopt, want er is nooit over gesproken en er is geen afspraak over dit onderwerp geweest in december 2005, noch met haar, noch met [directeur appellante] (terwijl pensioenaangelegenheden altijd met man en vrouw samen aan tafel worden besproken, het gaat ze immers
beidenaan!).
(…)
Ik heb in 2005 geen pensioen-overeenkomsten aangeleverd of besprekingen gevoerd met de heer en/of mevrouw [directeur appellante] aangaande pensioen in eigen beheer, op welke wijze dan ook. Als ze al stukken getekend hebben, dan buiten mijn weten om, want op 24 oktober 2006 was er totaal niks wat in verband kon worden gebracht met pensioentoezeggingen in eigen beheer.
(…)
Het was pas tijdens deze bespreking van 24 oktober 2006, dat [directeur appellante] jegens mij melding maakte van zijn ziekte. Tijdens de bespreking van deze conceptjaarcijfers 2005 van Port en Chips BV kwam weer het thema van belastingbesparingen aan de orde, om deze zoveel mogelijk te drukken. Ik heb toen aan [directeur appellante] verteld dat er op basis van de feiten zoals die lagen, geen mogelijkheden meer waren tot belastingbesparingen in Port en Chips BV. Behalve een aftrekpost die mij zo nog inviel, en dat was het opnemen van een aftrekpost voor pensioenen.
Dit is op zich mogelijk met terugwerkende kracht, mits er een stellig voornemen is tot het toezeggen van pensioen op de balansdatum.
Zo’n stellig voornemen is derhalve nog geen toezegging, maar een voornemen van de vennootschap om een pensioentoezegging te gaan doen. En op die grond vindt dan een reservering op de balans plaats in verband met pensioen. (…) Het nemen van een feitelijke beslissing werd daarmee uitgesteld. (…)
Ik wens zich op te merken dat in verband met pensioenen eind 2005 de belastingdienst aan alle besloten vennootschappen een formulier heeft gestuurd om aan te geven voor 31.12.2005 dat er aan de eisen van de nieuwe pensioenregelingen ingaande 1 januari 2006 was voldaan.
Ik heb dit formulier van Port en Chips BV nimmer onder ogen gehad, nooit ingevuld, derhalve ook nooit naar de belastingdienst opgestuurd. Dat was ook niet aan de orde omdat er helemaal niets omtrent pensioenen in Port en Chips BV had plaatsgevonden.
Na 2 december 2005 ben ik in december 2005 beslist nooit meer bij de familie [directeur appellante] geweest.
(…)
Overal had hij vriendjes waar hij (gratis) informatie in won, wellicht komt hij zo aan de pensioeninformatie c.q. pensioenovereenkomsten of via de serviceclub waarbij hij was aangesloten.
(…)
Normaliter is de financieel woordvoerder van de maatschap (zo ook [directeur appellante]) financieel steevast het meest ingevoerd in en heeft de meeste affiniteit met financiën en fiscaliteit. [directeur appellante] hield zich niet alleen bezig met de financiën van de maatschap, maar ook uitdrukkelijk met die van zijn BV en zichzelf in privé. (…)”
7.4.3De in enquête gehoorde getuigen [directeur Adviesbureau] en [getuige] verklaren weliswaar dat een pensioenovereenkomst door tussenkomst van Lyle door Port & Chips en [directeur appellante] is aangegaan, maar zij baseren zich blijkens hun in de rechtsoverwegingen 7.2.2 en 7.2.3 weergegeven verklaringen, op wat [directeur appellante] tegen hen zou hebben gezegd. Ook de in enquête gehoorde getuige [echtgenote directeur appellante], die de pensioenovereenkomst van 19 december 2005 mede heeft ondertekend, heeft in wezen niet meer verklaard dan dat zij van haar echtgenoot ([directeur appellante]) heeft vernomen dat de tekst van de pensioenovereenkomst (inl.dagv. prod. 1) afkomstig was van [vertegenwoordiger geïntimeerde] (van Lyle). Aan besprekingen met [vertegenwoordiger geïntimeerde], waaraan zij heeft deelgenomen, heeft deze getuige geen herinnering. Het komt er dus, naar de kern genomen, op neer dat de verklaringen van de in enquête gehoorde getuigen alle zijn terug te voeren op hetgeen zij van één en dezelfde persoon hebben vernomen, (de inmiddels overleden) [directeur appellante]. Deze zou, als hij nog in leven was geweest, als bestuurder van Port & Chips enkel ter aanvulling van onvolledig bewijs hebben kunnen verklaren (artikel 164 lid 2 Rv). Daarmee komt in wezen de bewijskracht aan de verklaringen van de in enquête gehoorde getuigen te ontvallen, temeer daar andere bewijsmiddelen die tot het bewijs van het probandum kunnen bijdragen, ontbreken.