ECLI:NL:GHSHE:2015:262

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 januari 2015
Publicatiedatum
2 februari 2015
Zaaknummer
HV 200.161.860_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep van een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling door de appellante. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had op 16 december 2014 het verzoek van de appellante afgewezen. De appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. W.R. Aerts, heeft op 24 december 2014 hoger beroep ingesteld. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 januari 2015 heeft het hof vastgesteld dat het beroepschrift geen grieven bevatte die in de zin van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) als zodanig konden worden aangemerkt. De enkele verwijzing naar een verklaring van de appellante over haar schulden werd door het hof als onvoldoende beschouwd, aangezien deze verklaring dateerde van vóór het bestreden vonnis en niet duidelijk maakte welke grieven er tegen het vonnis waren.

Daarnaast is op 20 januari 2015 een fax van mr. Aerts ontvangen, maar deze werd op formele gronden geweigerd omdat er geen begeleidend formulier was. Het hof heeft geen kennis genomen van de inhoud van deze fax. Het hof merkte op dat het de taak van de advocaat is om tijdig grieven te formuleren en dat mr. Aerts niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de stukken van de eerste aanleg had ingediend.

Uiteindelijk heeft mr. Aerts namens de appellante verklaard dat het hoger beroep wordt ingetrokken. Het hof heeft hierop besloten het verzoek in hoger beroep af te wijzen, wat betekent dat de eerdere uitspraak van de rechtbank in stand blijft.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak : 29 januari 2015
Zaaknummer : HV 200.161.860/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/02/289890 / FT RK 14-1779
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. W.R. Aerts te Vlissingen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 16 december 2014.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 24 december 2014,
is [appellante] in hoger beroep gekomen van voormeld vonnis, waarbij haar verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 januari 2015. Bij die gelegenheid is [appellante] gehoord, bijgestaan door mr. W.R. Aerts.
2.3.
Het hof is van oordeel dat hetgeen in het beroepschrift naar voren is gebracht, niet als grieven in de zin van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) kan worden aangemerkt. Uit het beroepschrift blijkt niet op welke gronden [appellante] meent dat het bestreden vonnis onjuist is. De enkele verwijzing door mr. W.R. Aerts in het appelschrift naar de verklaring van [appellante] zelf omtrent het ontstaan van haar schulden, zoals bijgevoegd bij het beroepschrift, acht het hof onvoldoende, omdat ook uit deze schriftelijke verklaring geenszins blijkt en ook niet zou kunnen blijken welke grieven [appellante] opwerpt tegen (welke onderdelen van) het vonnis waarvan beroep, reeds nu deze verklaring (d.d. 10-10-2014) dateert van vóór het bestreden vonnis. Desgevraagd heeft [appellante] ter zitting in hoger beroep verklaard dat zij de verklaring destijds op verzoek van de Kredietbank heeft opgesteld, ter onderbouwing van haar inleidende verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling ex artikel 284 Fw. Afgezien van het voorgaande, is het, temeer nu betrokkene hiervoor een vergoeding ontvangt, de taak van de advocaat om tijdig kenbare grieven tegen een beslissing waarvan beroep te formuleren.
2.4.
Op 20 januari 2015, één dag voor de mondelinge behandeling, is nog een korte fax van mr. Aerts bij de griffie van het hof ingekomen. Bij gebrek aan begeleidend formulier is deze op formele gronden geweigerd en retour gezonden. Van de inhoud heeft het hof geen kennis genomen. Ten aanzien van de opmerking van mr. Aerts ter zitting dat in deze fax een aanvulling zou zijn te lezen, merkt het hof ten overvloede nog op dat bij gebrek aan enige grief in het appelschrift van aanvulling daarvan geen sprake zou hebben kunnen zijn.
2.5.
Ten overvloede overweegt het hof dat mr. Aerts niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de stukken van de eerste aanleg, waaronder het verzoekschrift ex artikel 284 Fw met bijlage(n), bij het beroepschrift heeft gevoegd dan wel nadien aan de griffie van het gerechtshof heeft toegezonden, zoals artikel 3.2.6 van het Procesreglement verzoekschriftprocedures handels- en insolventiezaken gerechtshoven voorschrijft.
Een en ander betekent dat [appellante] niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard.
2.6.
Nadat het hof [appellante] hierop heeft gewezen heeft mr. W.R. Aerts ook mede namens [appellante] verklaard dat het hoger beroep van [appellante] wordt ingetrokken.

3.De beoordeling

Het hof begrijpt uit genoemde mededeling ter zitting in hoger beroep dat [appellante] haar hoger beroep niet langer handhaaft. Dit brengt mee dat het verzoek in hoger beroep dient te worden afgewezen.

4.De uitspraak

Het hof:
wijst af het verzoek in hoger beroep tegen voormeld vonnis.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.P. Zweers-van Vollenhoven, L.Th.L.G. Pellis en A.J. Coster en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2015.