ECLI:NL:GHSHE:2015:261

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 februari 2015
Publicatiedatum
2 februari 2015
Zaaknummer
20-001845-14
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis ter zake van moord met terbeschikkingstelling

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 februari 2015 het vonnis van de rechtbank Limburg bevestigd, waarbij de verdachte ter zake van moord is ontslagen van alle rechtsvervolging en de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege is opgelegd. De verdachte, geboren in 1953 en thans verblijvende in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum in Amsterdam, heeft in Weert een medewerkster van de thuiszorg doodgestoken. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte behandeld, waarbij de advocaat-generaal heeft gevorderd het vonnis te bevestigen. De echtgenoot van het slachtoffer en een dochter hebben gebruik gemaakt van hun spreekrecht tijdens de zitting.

De verdachte heeft verklaard dat zij handelde uit een gevoel van manipulatie door de overheid, die volgens haar microchips in haar lichaam had geïmplanteerd. Deze chips zouden haar pijnigen en haar in een psychotische toestand hebben gebracht, waardoor zij tot de fatale daad kwam. Het hof heeft de verklaringen van deskundigen over de psychische toestand van de verdachte in overweging genomen, waaronder de diagnose van schizofrenie van het paranoïde type. De deskundigen concludeerden dat de verdachte niet in staat was om de onjuistheid van haar handelen in te zien, wat leidde tot de bevestiging van het eerdere vonnis.

Het hof heeft de beweegredenen van de verdachte, die voortkwamen uit haar verstoorde realiteitstoetsing, als onvoldoende gegrond beschouwd om tot een andere beslissing te komen. De verdachte heeft wel spijt betuigd over de gevolgen van haar daad voor de nabestaanden, maar niet over de daad zelf. Het hof heeft de beslissing genomen om het vonnis te bevestigen, waarbij de psychische toestand van de verdachte en de omstandigheden van de zaak zwaar hebben meegewogen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001845-14
Uitspraak : 2 februari 2015
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 10 juni 2014 in de strafzaak met parketnummer 03-659369-13 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1953,
thans verblijvende in Amsterdam in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van moord ontslagen van alle rechtsvervolging en is aan haar de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd.
De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis zal bevestigen.
De echtgenoot van het slachtoffer en één van haar dochters hebben op de terechtzitting gebruik gemaakt van hun spreekrecht. De schriftelijke slachtofferverklaring voor het hoger beroep van de andere dochter is door de voorzitter voorgelezen.
De raadsman heeft naar voren gebracht dat hoger beroep van verdachte niet is gericht tegen de bewezenverklaring door de eerste rechter noch tegen de aan verdachte opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Wel heeft de raadsman het hof verzocht in te gaan op de door verdachte genoemde beweegredenen voor het plegen van het delict.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de redengeving waarop dit berust onder aanvulling van:
A. een vindplaats van het tweede door de rechtbank gebezigde bewijsmiddel (de verklaring van meldster [betrokkene]), te weten het ambtsedig proces-verbaal verhoor getuige d.d. 29 september 2013, pagina 301-304 van het in het vonnis onder voetnoot 1 genoemde dossier.
de bewijsmiddelen met de volgende verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep:
“In de morgen van 27 september 2013 had ik besloten [slachtoffer] te steken met een mes. Ik heb nog naar mijn ex-man gebeld om me te steunen in hetgeen me dwarszat. Dat leverde echter niets op. Toen heb ik besloten: dan moeten ze het maar voelen. Met ‘ze’ bedoel ik de mensen van de Thuiszorg. En [slachtoffer] werkte bij de Thuiszorg.
De voorzitter vraagt mij wat ik bedoel toen ik, zoals is te horen op het filmpje op mijn gsm, zei: “Hier gaat het gebeuren”. Daarmee bedoelde ik dat ik het mes zou pakken.”
Naar het oordeel van het hof ondersteunt bovengenoemde verklaring de bewezen verklaarde voorbedachte rade.
een overweging omtrent de door verdachte genoemde beweegredenen voor het plegen van het bewezen verklaarde.
Die beweegredenen komen zakelijk weergegeven op het volgende neer. Volgens verdachte manipuleert de overheid mensen door middel van in het lichaam geïmplanteerde microchips. Enige jaren geleden zijn ook bij verdachte microchips geïmplanteerd. Via die chips werden en worden bij verdachte op afstand schokjes, prikkels en geluiden toegediend, waardoor ze zich opgejaagd voelt en pijn ondervindt. Een en ander wordt aangestuurd door Defensie. [naam] is betrokken bij deze praktijk. Vanuit de Thuiszorg speelt [naam] hierbij een rol. Verdachte heeft door het doden van het ook bij de Thuiszorg werkzame slachtoffer een daad willen stellen om daarmee te bereiken dat onderzoek wordt gedaan naar de praktijk van het chippen en dat “ze” ophielden haar te pijnigen. Met pijn bedoelt verdachte dat bij haar permanent onrust wordt veroorzaakt en dat zij opgejaagd wordt.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
In het door het Pieter Baan Centrum omtrent verdachte opgemaakte pro justitia rapport d.d. 14 maart 2014 schrijven L. Vermeulen, GZ-psycholoog, en D.I. Kuijpers, psychiater, onder meer:
(p. 60)Op grond van de onderzoeksbevindingen kan schizofrenie van het paranoïde type worden vastgesteld.
Er zijn uitgebreide paranoïde, grootheids-, somatische en betrekkingswanen met een soms bizar aandoend karakter.
(p. 61)Bovengenoemde stoornis bestaat al langer, heeft een chronisch invaliderend, allesomvattend karakter dat alle levensgebieden van de betrokkene beslaat. De stoornis was ook aanwezig in de periode van het tenlastegelegde.
(p.62)Betrokkene lijkt volledig in de ban van het psychotische belevingen en overtuigingen en deze zijn ook de drijvende kracht achter het ten laste gelegde.
(p. 63)Vanuit haar verstoorde realiteitstoetsing vloeien ernstige oordeels- en kritiekstoornissen voort, waardoor zij tot de onjuiste conclusie kon komen dat het steken van het slachtoffer haar enige optie was.
Betrokkene blijkt al jaren van mening dat er een complot tegen haar gaande is en mensen haar met opzet “pijnigen”, “verdrijven” en op allerlei wijze kwaad doen. Hiervoor worden geïmplanteerde “chips” gebruikt, die niet alleen bij haar zijn ingebracht maar ook bij de onderzoekers en de meeste andere mensen. Betrokkene was er tijdens het tenlastegelegde van overtuigd dat zij dit “aanhangig” moest maken en dit “daadkrachtig” moest aanpakken.
Haar realiteitstoetsing dienaangaande was, en is, derhalve volledig gestoord.
Haar redenen om toch tot het ten laste gelegde, indien bewezen verklaard, over te gaan, wetende dat zij een in haar ogen onschuldig slachtoffer zou maken, blijven deels onduidelijk maar gezien de ernst van het toestandsbeeld kan worden aangenomen dat ook deze gebaseerd zijn op basis van overtuigingen voortvloeiend vanuit de ernstige oordeels- en kritiekstoornissen.
Het hof neemt bovengenoemde conclusies van de deskundigen over, in het bijzonder ook de conclusies zoals vermeld op p. 63 van genoemd rapport aangaande het motief van verdachte om over te gaan tot het bewezen verklaarde handelen, welk motief in grote lijnen overeenkomt met hetgeen daaromtrent ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht, en maakt die tot de zijne.
Het komt er op neer dat de verdachte overtuigd was en nog steeds is dat zij door middel van chips wordt gepijnigd, waarvoor de Thuiszorg mede verantwoordelijk is, en dat verdachte, om deze situatie te doen eindigen en aan de kaak te stellen, een medewerkster van de Thuiszorg met een mes heeft gestoken, ook al was verdachte zich ervan bewust dat het slachtoffer persoonlijk geen blaam trof.
Het hof neemt aan dat de overtuigingen van de verdachte voor haar de realiteit waren. Maar tevens moet worden aangenomen dat het hier gaat om psychotische belevingen en overtuigingen en een verstoorde realiteitstoetsing, die de verdachte hebben gebracht tot de onjuiste conclusie dat zij een onschuldige medewerkster van de Thuiszorg mocht doden.
Door haar stoornis is de verdachte niet in staat de onjuistheid en verwerpelijkheid van de bewezenverklaarde gedragingen in te zien. Typerend hiervoor is dat de verdachte op de terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat zij wel spijt heeft van de gevolgen van haar daad voor de echtgenoot en de kinderen van het slachtoffer, maar niet van de daad zelf.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep.
Aldus gewezen door
mr. J.C.A.M. Claassens, voorzitter,
mr. P.M. Frielink en mr. M. Malsch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Nieuwendijk, griffier,
en op 2 februari 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M. Malsch is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.