Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
,
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 5 november 2014, waarin het gezamenlijk gezag over hun minderjarige zoon werd beëindigd en de moeder alleen het gezag kreeg toegewezen. De vader, die in hoger beroep ging, verzocht het hof om de beschikking te vernietigen en het gezamenlijk gezag te handhaven. De moeder verzocht op haar beurt om het verzoek van de vader af te wijzen. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 juni 2015 zijn beide ouders gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. De vader voerde aan dat de moeder hem uit het leven van hun zoon probeert te elimineren en dat er geen noodzaak is voor wijziging van het gezag. De moeder stelde dat de communicatie tussen hen ernstig verstoord is en dat de vader een gevaar vormt voor hun zoon, wat een wijziging van het gezag noodzakelijk maakt.
Het hof oordeelde dat de ouders niet in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening, gezien de gespannen relatie en de angst van de moeder voor de vader. De vader ontkende zijn problemen en had geen stappen ondernomen om aan zijn persoonlijke problematiek te werken. Het hof concludeerde dat er een onaanvaardbaar risico is dat de zoon klem of verloren zou raken tussen de ouders. Daarom bekrachtigde het hof de beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de vader af.