3.10.Met betrekking tot de financiële situatie van de man gaat het hof uit van de volgende gegevens. Voor zover die gegevens in hoger beroep zijn betwist, zal het hof daarop gemotiveerd ingaan bij het desbetreffende onderdeel.
Tussen partijen is niet (langer) in geschil dat de man in 2013 een netto besteedbaar inkomen had van € 2.065,35 per maand. Dit inkomen is opgebouwd uit een Duitse Rentenversicherung van € 1.041,11 netto per maand, een Duitse Unfallversicherung van
€ 704,08 netto per maand en een AOW-uitkering van € 303,33 netto per maand, nog te vermeerderen met vakantietoeslag van € 16,83 netto per maand.
Normbedrag Wet werk en bijstand
Het hof houdt rekening met het op de Wet werk en bijstand gebaseerde normbedrag, exclusief de ondergrens woonkostencomponent, voor een zelfstandig wonende alleenstaande, inclusief de maximale toeslag, ter voorziening in de noodzakelijke kosten van levensonderhoud.
Partijen zijn het niet eens over de in aanmerking te nemen woonlasten van de man. Partijen zijn het er wel over eens dat de helft van de woonlasten dient te worden toegerekend aan de echtgenote van de man.
De man stelt dat rekening moet worden gehouden met de netto huur van het appartement van
€ 840,- per maand, servicekosten van € 28,90 per maand en de huur van een parkeerplaats in de bij het appartementencomplex behorende parkeergarage van € 60,- per maand, zijnde in totaal € 928,90 per maand, te delen door twee, dat is € 464,45 per maand. De man voert aan dat de door hem opgevoerde servicekosten daadwerkelijke woonlasten betreffen. Ook de door hem gestelde parkeerkosten zijn aan te merken als aan de woning gekoppelde lasten. De man stelt dat hij vanwege zijn handicap aangewezen is op het gebruik van een auto.
De vrouw is van mening dat alleen de netto huur van € 840,- per maand, te delen door twee, in aanmerking moet worden genomen. Kosten voor verwarming en voor water, gas en elektra worden ingevolge het rapport alimentatienormen niet tot de woonlasten gerekend. Dit geldt naar de mening van de vrouw ook voor de door de man opgevoerde parkeerkosten.
Het hof zal naast de netto huur ten bedrage van de helft van € 840,- per maand rekening houden met de door de man opgevoerde servicekosten van (de helft van) € 28,90 per maand. De man heeft deze kosten gespecificeerd (als gemarkeerde posten) op de nota van afrekening van 19 juli 2013, die is gevoegd bij de door de man in eerste aanleg overgelegde brief van de verhuurder d.d. 19 juli 2013. Anders dan de vrouw heeft gesteld blijkt uit deze nota dat het hier geen stookkosten en geen energiekosten betreft. Het hof acht het redelijk overeenkomstig het rapport van de expertgroep alimentatienormen met de door de man opgevoerde servicekosten als werkelijke noodzakelijke woonlasten rekening te houden.
Het hof houdt eveneens rekening met de door de man opgevoerde huur voor de parkeerplaats van (de helft van) € 60,- per maand. De man heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij vanwege zijn handicap aangewezen is op het gebruik van een auto en daarvoor een parkeerplaats moet huren.
Het hof houdt derhalve rekening met de navolgende maandelijkse lasten:
- € 420,- aan huur woning;
- € 14,45 aan servicekosten;
- € 30,- aan huur parkeerplaats.
Het hof houdt rekening met de navolgende onbetwiste maandelijkse lasten:
€ 106,71 aan premie ziektekostenverzekering, minus € 35,-, zijnde het in het normbedrag Wwb begrepen nominale deel premie ZVW voor een alleenstaande.
De man heeft voorts ter zitting van het hof gesteld dat rekening dient te worden gehouden met een bedrag van € 29,- per maand aan verplicht eigen risico. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft de man in hoger beroep als productie 4 bij het V-formulier van zijn advocaat van 20 mei 2015 een jaarafrekening van een apotheek over 2014 ter hoogte van
€ 164,71 overgelegd. De man heeft gesteld dat hij ook bij andere apotheken kosten voor medicijnen heeft moeten voldoen, die onder het verplicht eigen risico vielen.
De vrouw heeft de stellingen van de man als onvoldoende onderbouwd bestreden.
Het hof houdt rekening met een bedrag van € 14,- per maand aan verplicht eigen risico
(€ 164,- gedeeld door 12). Met het meer opgevoerde houdt het hof bij gebreke van voldoende onderbouwing geen rekening.
Rente en aflossing schulden
De man stelt dat rekening dient te worden gehouden met een maandelijkse aflossing van
€ 146,10 op een krediet bij de Degussabank ten bedrage van € 15.000,-. De man heeft dit krediet moeten aangaan om te voorzien in verhuis- en inrichtingskosten, die hij heeft moeten maken vanwege een noodzakelijke verhuizing. De man was genoodzaakt gelijkvloers te gaan wonen, omdat hij geen trappen kan lopen.
Daarnaast dient - naar de stelling van de man - een maandelijkse aflossing van € 228,06 op een krediet bij de Targobank ten bedrage van € 5.000,- in aanmerking te worden genomen. De man heeft dit krediet moeten aanwenden voor de betaling van medische kosten (Amplifon/hoorapparatuur), die niet door de verzekering werden vergoed, en advocaatkosten.
De vrouw is van mening dat deze aflossingen buiten beschouwing dienen te worden gelaten, aangezien de man de noodzaak van deze kredieten niet heeft aangetoond. De vrouw betwist de noodzaak van de verhuizing van de man naar een nieuwe woning. De voormalige echtelijke woning van partijen was geheel aangepast aan de beperkingen van de man en de man heeft er zelf voor gekozen om naar [plaats] te verhuizen. De vrouw wijst er bovendien op dat het krediet bij de Degussabank op naam van de huidige echtgenote van de man staat. Daarnaast is de vrouw van mening dat de door de man gestelde verhuiskosten, de dubbele woonlasten en de advocaatkosten geen voorrang hebben op de zwaarwegende onderhoudsverplichting van de man ten opzichte van de vrouw.
Het hof overweegt als volgt.
Anders dan de vrouw is het hof van oordeel dat de man met de door hem overgelegde stukken voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanwege een medische indicatie genoodzaakt was naar een gelijkvloerse woning te verhuizen en ter delging van de aan die verhuizing verbonden kosten een lening af te sluiten. De vrouw heeft ook niet gesteld dat de man in staat was deze kosten uit eigen liquide middelen te voldoen. De man heeft handgeschreven op een emailbericht van 15 september 2013, gevoegd als productie 3 bij het in eerste aanleg overgelegde F-formulier van zijn advocaat van 30 januari 2014, vermeld wat de bestemming is geweest van het van de Degussabank geleende geld. Het hof houdt in redelijkheid rekening met een bedrag van € 10.000,- aan verhuis- en herinrichtingskosten en stelt de maandelijkse aflossing naar evenredigheid vast op een bedrag van € 97,40 (2/3 maal € 146,10), welk bedrag het hof in aanmerking neemt. Dat de lening bij de Degussabank is afgesloten op naam van de echtgenote van de man brengt het hof niet tot een ander oordeel, nu het hier om gezamenlijke verhuis- en herinrichtingskosten gaat, noodzakelijk vanwege de medische situatie van de man.
Het hof houdt voorts rekening met de door de man gestelde, niet door de verzekering gedekte, kosten van een hoorapparaat. De man heeft met de door hem overgelegde stukken het bestaan van deze kosten ten bedrage van € 2.450,- alsmede de noodzaak van die kosten voldoende aannemelijk gemaakt. Met de opgevoerde advocaatkosten houdt het hof overeenkomstig het rapport van de expertgroep alimentatienormen geen rekening. De man heeft geen bijzondere omstandigheden gesteld op basis waarvan op dit punt van dit rapport zou moeten worden afgeweken. Het hof stelt de maandelijkse aflossing op het krediet bij de Targobank ten bedrage van € 5.000,- naar evenredigheid vast op een bedrag van € 111,74 (2450/5000 maal € 228,06), welk bedrag het hof in aanmerking neemt.
Vaststelling van de alimentatie