Uitspraak
s-HERTOGENBOSCH
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de gesloten uithuisplaatsing van een minderjarige, die verblijft in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. De minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige], is in hoger beroep gekomen tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin zijn ondertoezichtstelling werd verlengd en een machtiging tot uithuisplaatsing werd verleend. De rechtbank had op 7 oktober 2014 besloten dat [minderjarige] tot 9 april 2015 in een gesloten setting moest verblijven. De minderjarige is van mening dat de indicatie voor deze maatregel niet voldoet aan de wettelijke eisen en dat er alternatieven zijn in de vorm van vrijwillige hulpverlening. Hij stelt dat de uithuisplaatsing een inbreuk op zijn 'family life' vormt en dat deze maatregel niet als ultimum remedium is toegepast.
De stichting, die verantwoordelijk is voor de jeugdzorg, heeft in haar verweerschrift aangegeven dat [minderjarige] een belast verleden heeft en dat zijn gedragsproblemen en emotionele ontwikkeling een gesloten plaatsing noodzakelijk maken. Tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat de ouders van [minderjarige] in België wonen en dat er mogelijkheden worden onderzocht voor een overdracht van de zorg naar België.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat de gesloten uithuisplaatsing van [minderjarige] gerechtvaardigd is. Het hof heeft vastgesteld dat de stichting heeft voldaan aan de wettelijke vereisten voor het verlenen van een machtiging en dat de indicatiestelling voldoende onderbouwd is. De beslissing van de rechtbank wordt dan ook bekrachtigd, waarbij het hof benadrukt dat de zorgvuldigheid van het traject van groot belang is voor de toekomst van [minderjarige].