De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting - kort samengevat - het volgende aan.
De moeder stelt dat zij, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, wel degelijk achter een perspectief biedende plaatsing van [minderjarige 2] kan staan. Zij stelt evenwel dat [minderjarige 2] tot op heden niet op de juiste plek verblijft en dat nog steeds geen sprake is van een definitieve plaatsing. De moeder wil graag dat [minderjarige 2] uiteindelijk weer bij haar komt wonen. De moeder laat zich echter niet negatief uit over zijn verblijfplaats.
De verzoeken van de stichting zijn volgens de moeder gebaseerd geweest op verouderde en onjuiste informatie. De stichting heeft steeds nagelaten informatie te verstrekken over de actuele stand van zaken. De moeder is dan ook van mening dat de rechter in staat moet worden gesteld een oordeel te geven op basis van een juiste weergave van de feiten. De moeder heeft het recht om zich te verweren, maar daardoor wordt steeds haar duurzame bereidheid om de kinderen elders te laten opgroeien in twijfel getrokken.
Zij erkent dat bij de kinderen sprake is van kindeigen problematiek, maar stelt dat de ontheffing van de moeder uit het gezag hier geen verandering in zal brengen. Zelfs de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van [minderjarige 2] dragen niet bij aan vermindering van de kindeigen problematiek, want [minderjarige 2] vertoont nog steeds problematisch gedrag. De stichting heeft bovendien geen hulpverlening ingezet voor wat betreft de kindeigen problematiek en de opvoedingsvaardigheden van de moeder. De moeder stelt dat de noodzakelijke hulpverlening ook in het vrijwillig kader gegeven kan worden en dat zij zich in het verleden hiervoor ook altijd heeft ingezet.
Volgens de moeder was in 2011 wel sprake van een problematische situatie, maar de raad heeft nagelaten te vermelden dat de moeder in de tussentijd vooruitgang heeft geboekt en de belangen van de kinderen voorop heeft gesteld. Het gaat goed met de moeder, zowel wat betreft haar financiën als haar nieuwe relatie. Het huis van de moeder is voorts voldoende op orde.
De moeder betwist dat zij de kinderen met volwassenproblematiek en de juridische procedures belast. De raad stelt volgens de moeder ten onrechte dat in 2011 sprake was van een crisissituatie en dat bij de moeder sprake is van persoonlijke, psychische en financiële problemen. De door de raad geschetste hulpverleningsgeschiedenis bevat volgens de moeder onwaarheden.
Eerder was de beëindiging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing mogelijk doordat de moeder zich aan afspraken hield en de thuissituatie veilig genoeg was voor de kinderen om terug te keren.
Gezien de aard van het verzoek van de raad is de moeder van mening dat er een waarborg dient te zijn in die zin dat er een objectief en actueel onderzoek naar zowel de thuissituatie als de situatie van de kinderen moet komen. De moeder stelt dat uit een dergelijk onderzoek zal blijken dat voor het uitspreken van de ontheffing geen gronden aanwezig zijn.