ECLI:NL:GHSHE:2015:2503

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 juli 2015
Publicatiedatum
7 juli 2015
Zaaknummer
HD 200.142.327_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens ongepast gedrag op de werkvloer

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Entheko B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een ontslag op staande voet van een werknemer, [geïntimeerde], die beschuldigd werd van het tonen van zijn geslachtsdeel aan een schoonmaakster op de werkvloer op 9 december 2011. Het hof heeft eerder een tussenarrest gewezen waarin [geïntimeerde] werd toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. Tijdens de procedure heeft [geïntimeerde] verklaard dat hij niet het gedrag heeft vertoond waarvan hij beschuldigd werd, en heeft hij getuigen laten horen, waaronder zijn vriendin. De getuigenverklaringen van [geïntimeerde] en zijn vriendin konden echter niet bijdragen aan het bewijs dat hij nodig had om zijn onschuld aan te tonen.

Het hof heeft de verklaringen van de getuigen van Entheko, waaronder de schoonmaakster, als meer overtuigend beoordeeld. Het hof concludeert dat [geïntimeerde] niet is geslaagd in het leveren van het tegenbewijs en dat het verwijt van Entheko een dringende reden vormt voor het ontslag op staande voet, zoals bedoeld in artikel 7:678 BW. Het hof vernietigt het eerdere vonnis en wijst de vorderingen van [geïntimeerde] af. Tevens wordt [geïntimeerde] veroordeeld tot terugbetaling van hetgeen Entheko ter voldoening aan het bestreden vonnis heeft voldaan, en wordt hij veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.142.327/01
arrest van 7 juli 2015
in de zaak van
Entheko B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
advocaat: mr. M.A.C. Geurts te 's-Hertogenbosch,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. S.G. Volbeda te Arnhem,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 26 augustus 2014 in het hoger beroep van het door de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant onder zaaknummer 847527/417, rolnummer 12-7748 gewezen vonnis van 21 november 2013.

6.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 26 augustus 2014;
  • het proces-verbaal van de enquête van 11 december 2014;
  • het proces-verbaal van de contra-enquête van 26 februari 2015;
  • de memorie na enquête van [geïntimeerde];
  • de antwoordmemorie na enquête van Entheko.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

7.De verdere beoordeling

7.1.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof [geïntimeerde] toegelaten tegenbewijs te leveren tegen de voorshands bewezen geachte stelling dat [geïntimeerde] op 9 december 2011 zijn geslachtsdeel uit zijn broek heeft gehaald en aan [schoonmaakster] heeft getoond.
7.2.
[geïntimeerde] heeft als getuigen doen horen zichzelf en [vriendin geïntimeerde]. In contra-enquête heeft Entheko als getuigen doen horen [schoonmaakster], [getuige 1], [getuige 7], [getuige 8] en [getuige 4].
7.3.
[geïntimeerde] heeft zelf als getuige verklaard dat hij niet op 9 december 2011 zijn geslachtsdeel uit zijn broek heeft gehaald en aan [schoonmaakster] heeft getoond. [geïntimeerde] is bij die verklaring gebleven, ook na het voorlezen van de in eerste aanleg afgelegde verklaringen van getuigen. De getuige [vriendin geïntimeerde] heeft niets kunnen verklaren over hetgeen op 9 december 2011 op het bedrijf van Entheko heeft plaatsgevonden. Zij is de levenspartner van [geïntimeerde] en heeft slechts verklaard dat zij zich niet kan voorstellen dat [geïntimeerde] zou doen waarvan hij is beschuldigd door Entheko. Aangezien getuige [vriendin geïntimeerde] niets heeft kunnen verklaren over de bewijsopdracht, kan haar verklaring niet bijdragen aan het door [geïntimeerde] te leveren tegenbewijs.
7.4.
De verklaring van [geïntimeerde] staat op zichzelf, terwijl de in het tussenarrest geciteerde verklaringen elkaar deels ondersteunen en daarbij van belang is dat de personen die die verklaringen hebben afgelegd, ieder in een andere verhouding staan tot [schoonmaakster] en tot partijen. In contra-enquête heeft [schoonmaakster] als getuige verklaard te blijven bij hetgeen zij in eerste aanleg reeds als getuige heeft verklaard. De getuigen [getuige 1], [getuige 7] en [getuige 4] hebben verklaard te blijven bij hetgeen uit hun schriftelijke verklaring is geciteerd in het tussenarrest. Dat heeft tot gevolg dat het hof van oordeel is dat [geïntimeerde] niet is geslaagd in het leveren van het tegenbewijs. De stelling van [geïntimeerde] dat de getuigen [getuige 1], [getuige 7] en [getuige 4] niet uit eigen wetenschap hebben kunnen verklaren en dat alleen [schoonmaakster] dat kan, maakt niet dat het door Entheko geleverde bewijs onvoldoende is. Voor de motivering verwijst het hof kortheidshalve naar het tussenarrest van 26 augustus 2014. Het leidt er evenmin toe dat [geïntimeerde] het door Entheko geleverde bewijs heeft ontzenuwd.
7.5.
Het hof is van oordeel dat het aan [geïntimeerde] gemaakte verwijt een dringende reden vormt in de zin van artikel 7:678 BW. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat [geïntimeerde] ten tijde van de opzegging bijna 19 jaar in dienst was van Entheko en dat [geïntimeerde] heeft gesteld dat hij altijd goed heeft gefunctioneerd. Dat weegt naar het oordeel van het hof niet op tegen de aard en de ernst van het bewezen geachte voorval, dat immers een forse inbreuk maakt op de integriteit en veiligheid van een persoon.
7.6.
Het bestreden vonnis zal dus worden vernietigd en de vorderingen van [geïntimeerde] zullen alsnog worden afgewezen. [geïntimeerde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van beide instanties, te vermeerderen met de nakosten zoals door Entheko is verzocht en tot terugbetaling van hetgeen Entheko ter voldoening aan het bestreden vonnis heeft voldaan, eveneens zoals door Entheko in hoger beroep is verzocht.

8.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:
wijst de vorderingen van [geïntimeerde] af;
veroordeelt [geïntimeerde] tot terugbetaling van hetgeen Entheko ter uitvoering van het vonnis waarvan beroep heeft voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van betaling tot aan de dag van terugbetaling;
veroordeelt [geïntimeerde] in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van Entheko worden begroot op nihil aan verschotten en op € 1.600,- aan salaris gemachtigde in eerste aanleg, en op € 799,78 aan verschotten en op € 3.262,- aan salaris advocaat voor het hoger beroep, en voor wat betreft de nakosten op € 131,- indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 199,- vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, en bij het uitblijven van tijdige betaling, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der voldoening;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Chr. M. Aarts, M.G.W.M. Stienissen en M. van Ham en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 7 juli 2015.
griffier rolraadsheer