ECLI:NL:GHSHE:2015:2495

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 juli 2015
Publicatiedatum
7 juli 2015
Zaaknummer
HD 200.125.436_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake meerwerk en bovenmatige uren in civiele procedure

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Lozon Tuinbouwdienstenorganisatie B.V. tegen Accon AVM Groep B.V. over de betaling van facturen die betrekking hebben op meerwerk en bovenmatige uren. De procedure is gestart na een vonnis van de kantonrechter van 23 januari 2013, waarin de kantonrechter de vordering van Accon heeft toegewezen. Lozon heeft in hoger beroep zeven grieven ingediend, waarin zij betwist dat er sprake is van meerwerk en dat de uren die in rekening zijn gebracht bovenmatig zijn. Het hof heeft de procedure in hoger beroep voortgezet op basis van de stukken van de eerste aanleg en de memorie van grieven en antwoord.

Het hof heeft vastgesteld dat er twee overeenkomsten zijn gesloten tussen partijen: een jaarrekeningenovereenkomst en een herstructureringsovereenkomst. Accon heeft voor de werkzaamheden een totaalbedrag van € 17.564,90 voor de jaarrekeningen en € 12.526,40 voor de herstructurering in rekening gebracht. Lozon heeft een deel van de facturen onbetaald gelaten en stelt dat de gedeclareerde uren bovenmatig zijn. Het hof oordeelt dat Lozon onvoldoende heeft aangetoond welke uren specifiek als meerwerk moeten worden aangemerkt en dat de facturen terecht zijn toegewezen door de kantonrechter.

Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt Lozon in de proceskosten van het hoger beroep. De kosten worden begroot op € 683,- aan griffierecht en € 1.264,- aan salaris advocaat. Dit arrest is gewezen op 7 juli 2015 en is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.125.436/01
arrest van 7 juli 2015
in de zaak van
LOZON Tuinbouwdienstenorganisatie B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven te ‘s-Hertogenbosch,
tegen
Accon AVM Groep B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. JA. Trimbach te De Meern,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 4 juni 2013 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Venlo, tussen appellante -Lozon- als gedaagde en geïntimeerde -Accon- als eiseres gewezen vonnis van 23 januari 2013. Het hof zal de nummering van voormeld tussenarrest voortzetten.

5 Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
  • het tussenarrest van 4 juni 2013, waarbij het hof een comparitie na aanbrengen heeft gelast;
  • het proces-verbaal van comparitie van 11 juli 2013;
  • de memorie van grieven waarbij zeven grieven zijn voorgedragen en producties zijn overgelegd;
  • de memorie van antwoord waarbij producties zijn overgelegd.
Vervolgens hebben partijen arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

6 Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 344643 \ CV EXPL 12-2066)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis van 23 januari 2013.

7.De gronden van het hoger beroep

Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

8.De beoordeling

8.1
Het komt het hof geraden voor om, anders dan de kantonrechter in het bestreden vonnis heeft gedaan, allereerst een opsomming te geven van de feiten waarvan in dit geding kan worden uitgegaan.
a. Bij overeenkomst van 24 november 2010, door [directeur van Lozon], algemeen directeur van Lozon op 1 april 2011 ondertekend, zijn Accon en Lozon overeengekomen dat Accon een viertal jaarrekeningen zou samenstellen (productie 1 memorie van grieven, hierna “de jaarrekeningenovereenkomst”). Accon heeft voor die werkzaamheden een calculatieschema opgesteld (productie 2 memorie van grieven). Dat schema vermeldt onder meer:
“(…)
Bij de inschatting van de kosten zijn wij uitgegaan van een tijdige en volledige oplevering van de gegevens die wij nodig hebben voor de uitvoering van de opdracht. Indien er situaties ontstaan waarbij afwijkingen ten opzichte van bovenstaande bedragen te verwachten zijn, bijvoorbeeld een uitbreiding van uw bedrijfsactiviteiten zullen wij u zo veel mogelijk vooraf informeren over de situatie en de verwachte overschrijding. Op deze manier blijven de kosten voor u beheersbaar.”
Het schema noemt een totaalbedrag van € 15.930,- en vermeldt verder dat dit exclusief omzetbelasting is.
b. Partijen zijn verder overeengekomen dat Accon voor Lozon werkzaamheden zou verrichten in het kader van een herstructurering (hierna: de herstructureringsovereenkomst). Hiervoor is een stappenplan opgezet (productie 2 memorie van grieven), waarvan de uitvoering is begroot op “16 (26) uren”.
c. Accon heeft voor het opstellen van de jaarrekeningen uiteindelijk € 17.564,90 in rekening gebracht en voor de herstructureringswerkzaamheden € 12.526,40.
d. Lozon heeft de factuur van 8 maart 2011 ad € 1.956,24 en de factuur van 29 augustus 2011 ad € 2.557,91, dus in totaal € 4.514,15 (inclusief 19 % btw), onbetaald gelaten (overgelegd als productie 1 bij dagvaarding in eerste aanleg). Op een bij de factuur van 8 maart 2011 gevoegde specificatie is in zijn algemeenheid vermeld “
Diverse fiscale advisering”, waarna een meer gedetailleerde omschrijving is vermeld. Op een bij de factuur van 29 augustus 2011 gevoegde specificatie is in zijn algemeenheid vermeld “
Accountantscontrole over het boekjaar 2010”, en “Definitieve afwerking jaarrekening 2010; 515 euro”, waarna een meer gedetailleerde omschrijving is vermeld.
e. Het e-mailbericht van 21 september 2011 van [medewerker ] van Accon aan [directeur van Lozon] van Lozon (productie 5 conclusie van repliek) houdt in, voor zover relevant:
“(…)
Naar ik heb begrepen staan er nog twee facturen van Accon open. Het betreft de factuur van 8 maart 2011 en de factuur van 29 augustus jl. (…)
Onderstaand tref je aan de specificatie van mijn uren (…)
Mijn uren hebben betrekking op de gevolgen van de herstructurering zoals die rond de jaarwisseling 2009/2010 heeft plaatsgevonden. (…).”
Bij dit e-mailbericht is een uitgebreid urenoverzicht gevoegd.
f. Het e-mailbericht van 6 december 2011 van [medewerker ] van Accon aan [directeur van Lozon] van Lozon (productie 6 conclusie van repliek) houdt in, voor zover relevant:
“(…)
Hierbij stuur ik -zoals gisteren besproken- mijn overzicht van de gemaakte uren voor de diverse advieswerkzaamheden vanaf 1-1-2010 tot heden. (…)”.
g. Het e-mailbericht van 9 december 2011 van [directeur van Lozon] van Lozon aan [medewerker ] en [medewerker ] van Accon (productie 6 conclusie van repliek) houdt in, voor zover relevant:
“(…)
In grote lijnen kunnen we jullie wel volgen m.u.v.:
  • Herallocatie vermogensbestanddelen (…) 4,75 uur is dus veel (…)
  • Samenstellen diverse overeenkomsten (…). Het lijkt me dat we voor 9,75 uur wel een compleet pakket hadden mogen verwachten (…)
  • Opschonen rekening-courant verhoudingen. (…). Hiervoor is geen enkel document (…) opgesteld, (…) We hebben alleen de bevestiging gevraagd of dit zondermeer mag en zo ja hoe dit geregeld zou moeten worden. Waarom staan hier dan 7 uur voor?
De uren die wij in deze bovenmatig vinden zijn ongeveer de 12 uur van de laatste factuur. (…)”.
h. Het e-mailbericht van 14 december 2011 van [medewerker ] van Accon aan [directeur van Lozon] van Lozon (productie 6 conclusie van repliek) houdt in, voor zover relevant:
“(…)
Tijdens de bespreking van afgelopen dinsdag ging je nog -zonder voorbehoud- akkoord met mijn toelichting en onderbouwing van de gemaakte adviesuren. Ik heb de mondelinge toelichting mede onderbouwd met een overzicht van mijn uren.
Ik heb zelf aangeboden dit urenoverzicht (op klad) in een excel-bestand uit te werken en naar jou te mailen, hetgeen ik zsm heb gedaan.
Nu trek je je akkoordverklaring alweer in op oneigenlijke gronden.
De uren ten behoeve van de herallocatie zijn over een periode van maanden gemaakt nav conceptberekeningen, herziening standpunten e.d. (…) Deze uren zijn terecht gemaakt.
De uren ten behoeve van de overeenkomsten zijn eveneens volkomen terecht in rekening gebracht. Het is gebruikelijk dat eerst conceptversies verschijnen, die later definitief worden gemaakt (…). De wijzigingen zijn voornamelijk veroorzaakt door wijzigingen van inzichten/andere wensen van de zijde van LOZON.
De uren mbt het opschonen van de rekening courantverhoudingen zijn eveneens over een reeks van maanden gemaakt. Ik heb zelf conceptberekeningen in het dossier zitten en bovendien bestaat er mailverkeer over de rekening-courantverhoudingen (…).
Conclusie: er is geen enkel bovenmatig uur gemaakt.
(…)
Wij verwachten -zoals afgesproken- per omgaande betaling (…).”.
i. Het e-mailbericht van 16 december 2011 van [directeur van Lozon] van Lozon aan [medewerker ] van Accon (productie 6 conclusie van repliek) houdt in, voor zover relevant:
“(…)
Je kunt in deze met nog meer argumenten komen, maar feitelijk gezien hebben jullie geen akkoord van ons en kunnen daarmee deze uren niet verantwoorden! Daarmee blijven wij op ons standpunt dat deze uren (12 stuks) bovenmatig zijn gemaakt! (…)”.
8.2
Accon heeft bij dagvaarding gevorderd dat de kantonrechter Lozon, uitvoerbaar bij voorraad, zal veroordelen om aan haar te betalen € 5.449,67, te vermeerderen met de vertragingsrente over € 4.514,15 vanaf de dag van de dagvaarding en met veroordeling van Lozon in de kosten van de procedure.
De kantonrechter heeft deze vordering toegewezen.
8.3
In dit hoger beroep vordert Lozon onder het voordragen van zeven grieven dat het hof het vonnis van 23 januari 2013 (per abuis vermeldt Lozon dat dit vonnis door de rechtbank Utrecht is gewezen) zal vernietigen en de vorderingen van Accon zal afwijzen, met veroordeling van Accon in de proceskosten van beide instanties.
Accon heeft de grieven bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis, met veroordeling van Lozon, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van beide instanties.
8.4
Voor zover de eerste drie grieven, met name grief 1, klagen over het feit dat de kantonrechter heeft miskend dat de te beantwoorden vraag is of meerwerk is overeengekomen en dat de kantonrechter heeft miskend dat sprake is van twee aparte overeenkomsten, oordeelt het hof als volgt.
Bezien in het licht van de door Accon overgelegde urenspecificaties heeft Lozon onvoldoende duidelijk omschreven welke uren waarvan thans betaling wordt gevorderd, betrekking hebben op meerwerk. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, vallen de gedetailleerde omschrijvingen op de specificaties binnen het bereik van de twee overeenkomsten. Er kan hoogstens worden geconcludeerd dat Accon bij het sluiten van de overeenkomst een te lage inschatting heeft gegeven van de kostprijs en/of het benodigde aantal uren, maar wat dat betreft heeft Accon onvoldoende bestreden aangevoerd dat een aantal uren zijn veroorzaakt door wijzigingen van inzichten/andere wensen van de zijde van Lozon (zie onder meer r.o. 4.1 sub h). Overigens blijkt ook uit het hiervoor onder r.o. 4.1 sub g weergegeven e-mailbericht van Lozon niet dat zij tijdens de besprekingen heeft aangevoerd dat sprake zou zijn van meerwerk waarvoor geen opdracht is verstrekt. In het genoemde e-mailbericht wordt enkel melding gemaakt van het in rekening brengen van teveel uren voor bepaalde werkzaamheden. Voor alle duidelijkheid wijst het hof er hierbij nog op dat uit de inhoud van de hiervoor in r.o. 4.1 sub a en b weergegeven overeenkomsten niet voldoende duidelijk blijkt dat voor elke overeenkomst een vaste prijs is afgesproken. Er zijn wat dat betreft twee afzonderlijke opdrachten verstrekt waarvoor in beide gevallen een inschatting is gemaakt van de prijs en/of het aantal benodigde uren. Voor zover de grieven 2 en 3 dan ook aan de orde stellen dat er een vaste totaalprijs zou zijn afgesproken van € 15.930,- + € 4.290,- = € 20.220,- falen deze.
Uit al het vorenstaande volgt tevens de conclusie dat de stelling van Lozon dat hetgeen ter zake de jaarrekening meer is gedeclareerd dan € 15.930,- (€ 1.634,90) en ter zake de herstructurering meer dan € 4.290,- (€ 8.236,40), dus in totaal € 9.871,30 (zie 2.9 memorie van grieven), declaratie van meerwerk is, onjuist is.
8.5
Voor wat betreft het overige door de grieven 2 en 3 aan de orde gestelde geldt het volgende.
Uit het hiervoor in r.o. 4.1 sub e weergegeven e-mailbericht volgt dat Lozon in december 2011 alle facturen ter zake de twee overeenkomsten had betaald, behoudens de thans in het geding zijnde twee facturen. Uit dit genoemde e-mailbericht bezien in samenhang met de in r.o. 4.1 sub f en g weergegeven e-mailberichten volgt dat Lozon voor wat betreft het in totaal aan haar in rekening gebrachte ter zake beide overeenkomsten in december 2011 nog slechts bezwaar had tegen niet meer dan 12 gedeclareerde uren. Het hof merkt hierbij nog op dat Lozon die 12 uren niet heeft benoemd als “in rekening gebracht meerwerk waarvoor geen opdracht is verstrekt”, maar als “bovenmatige uren”. Het hof merkt verder op dat dit ook met zich brengt dat nog slechts in geschil is een bedrag van € 1.980,-, zijnde 12 uur x het uurtarief van € 165,- (exclusief btw).
Na het bericht van Lozon van 9 december 2011 (r.o. 4.1 sub g), mailt Accon bij e-mailbericht van woensdag 14 december 2011 (r.o. 4.1 sub h) aan Lozon dat Lozon bij de bespreking van afgelopen dinsdag (noot hof: dus 13 december 2011) akkoord was gegaan met de toelichting en onderbouwing op de gemaakte adviesuren, dat de mondelinge toelichting mede was onderbouwd met een overzicht van de uren, dat is aangeboden het urenoverzicht (op klad) in een excel-bestand uit te werken en te mailen, en dat dit ook is gedaan. De enige reactie op dat bericht van Lozon is haar e-mailbericht van 16 december 2011 (r.o. 4.1 sub i), waarin alleen wordt aangevoerd dat er geen akkoord zou zijn en dat de uren niet verantwoord zijn. Noch in dit e-mailbericht noch in enig ander door Lozon in dit geschil genomen processtuk heeft Lozon vervolgens voldoende toegelicht en onderbouwd waarom die gegeven verantwoording onvoldoende was. Dit leidt tot het oordeel dat de betwisting van Lozon dat Accon hetgeen thans wordt gevorderd onvoldoende heeft verantwoord, als onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd wordt gepasseerd. De grieven 2 en 3 falen dientengevolge. Gelet op dit oordeel van het hof is niet relevant dat partijen voor december 2011 geen concretere afspraken hebben gemaakt noch dat Accon Lozon niet voor december 2011 heeft geïnformeerd over het te maken aantal uren. In december 2011 heeft Lozon immers een en ander, behoudens de hiervoor beoordeelde 12 uur, geaccordeerd. Dit betekent dat ook de vijfde grief faalt.
8.6
Met de vierde grief klaagt Lozon over het oordeel van de kantonrechter dat Lozon zich bij ontvangst van de facturen van 8 maart 2011 en 29 augustus 2011, althans binnen een redelijke termijn, had moeten beroepen op het door Lozon gestelde gebrek. Dit heeft zij echter niet gedaan zodat, aldus de kantonrechter, Lozon geen beroep meer toekomt op het door haar gestelde gebrek.
Het hof oordeelt als volgt.
Het opstellen en toezenden van een factuur is geen prestatie in de zin van art. 6:89 BW, zodat dit artikel niet zonder meer van toepassing is (zie HR 11 mei 2001, NJ 2001, 410).
Voor zover Lozon in deze zaak gehouden is om binnen bekwame tijd na ontvangst van de facturen de juistheid daarvan te betwisten, stelt het hof het volgende vast.
Bij e-mailbericht van Accon van 21 september 2011 (productie 5 conclusie van repliek) aan [directeur van Lozon] geeft Accon een uitleg over de facturen van 8 maart 2011 en 29 augustus 2011. Het e-mailbericht sluit af met de opmerking “Ik hoop je hiermee voldoende te hebben ingelicht”. Het hof leidt uit die opmerking af dat Lozon al vóór 21 september 2011 heeft geklaagd over het feit dat optelling van alle facturen van Accon een totaalsom opleverde die volgens Lozon hoger was dan het tussen partijen afgesproken totaalbedrag. Daarmee heeft Lozon, voor zover zij gehouden was tijdig te klagen, daaraan voldaan. Nu uit het vorenstaande blijkt dat die klachten niet terecht zijn geweest, kan het slagen van deze grief niet leiden tot vernietiging van het vonnis.
8.7
In de zesde grief maakt Lozon bezwaar tegen de gevorderde incassokosten, enerzijds omdat volgens haar de vordering tot betaling van de twee facturen moet worden afgewezen en anderzijds omdat de redelijkheid daarvan niet is aangetoond en evenmin is onderbouwd dat die werkzaamheden meer hebben omvat dan de kosten van voorbereiding van de onderhavige procedure. Uit het vorenstaande blijkt dat de vordering tot betaling van de twee facturen terecht is toegewezen door de kantonrechter. Uit de bij dagvaarding in eerste aanleg overgelegde producties 2, 3 en 4 en productie 8 bij conclusie van repliek blijkt van de redelijkheid van de gevorderde incassokosten. Uit die producties blijkt eveneens dat meer en andere maatregelen zijn genomen dan alleen maatregelen ter voorbereiding van de onderhavige procedure, zodat die kosten terecht zijn toegewezen en grief 6 faalt.
8.8
Al met al heeft de kantonrechter het gevorderde terecht toewezen, zodat Lozon in eerste aanleg terecht in de proceskosten is veroordeeld. Nu zij in dit hoger beroep heeft te gelden als de in het ongelijk gestelde partij, zal zij ook in de kosten van dit hoger beroep worden veroordeeld.

9.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Lozon in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van Accon worden begroot op € 683,- aan griffierecht en op € 1.264,- aan salaris advocaat;
verklaart dit arrest wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. O.G.H. Milar, J.R. Sijmonsma en Th.J.A. Kleijngeld en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 7 juli 2015.
griffier rolraadsheer