In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om een erfrechtelijke kwestie tussen broers en zussen na het overlijden van hun moeder op 11 augustus 2009. In haar testament benoemde zij één van de kinderen, [geïntimeerde], als enig erfgenaam en executeur, terwijl de andere kinderen, [appellanten], in het testament onterfd waren. De rechtsstrijd draait om de verkoop van de woning van de ouders aan de vijf kinderen in 1994, waarbij een schuld van elk kind aan de ouders werd gecreëerd, die in de jaren daarna door middel van jaarlijkse schenkingen zou worden kwijtgescholden. De appellanten vorderen hun erfdeel uit de nalatenschap van hun vader, terwijl de geïntimeerde zich beroept op verrekening van de schenkingen die volgens hem niet volledig zijn uitgevoerd. Het hof oordeelt dat de stilzwijgende uitvoering van de afspraken tussen de partijen aan de vordering van de appellanten in de weg staat. Het hof vernietigt de eerdere vonnissen van de rechtbank en wijst de vorderingen van de appellanten toe, waarbij de geïntimeerde wordt veroordeeld tot betaling van € 10.206,- aan elk van de vier appellanten, met wettelijke rente vanaf 10 mei 2011. De proceskosten worden gecompenseerd, gezien de familierelatie tussen de partijen.