Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant],
[appellante],beiden wonende te [woonplaats],
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 469899 CV EXPL 12-1347)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven (met producties);
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep (met producties);
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep (met producties);
3.De beoordeling
‘€ 6.100,00, bij vooruitbetaling vóór of uiterlijk op de eerste dag van elke maand en zonder enige korting of verrekening te voldoen’.
“Gezien het resultaat is besloten de maandelijkse huur te stellen op € 5.000,--. Tot en met 31 december 2009 is er voor een bedrag van € 28.222,56 huur niet in rekening gebracht. Mocht het resultaat in de toekomst aantrekken dan zal de verhuurder alsnog aanspraak maken op deze huurverplichting. (…).”In de toelichting is verder vermeld dat per 31 december 2009 onder meer de rekening-courantpositie van [appellanten] bij FMM-Terrazo is overgenomen door B & R Holding.
“U neemt per 1 februari 2009 de schuin gearceerde delen in gebruik. De delen die u afstaat dienen schoon te worden opgeleverd. De huurprijs wordt gewijzigd van € 6.352,54 naar € 5.000,00 per maand. Deze verkleining van de gehuurde ruimte wordt als gevolg van de economische crisis overeengekomen. (..)”
“(…) hebben wij de (..) voorlopige cijfers 2009 ontvangen, alsmede de rentabiliteitsprognose 2010. Uit de voorlopige cijfers blijkt dat een negatief resultaat is behaald en dat het negatieve Eigen Vermogen verder is verslechterd. De cashflow is onvoldoende. De rentabiliteitsprognose 2010 laat een verlies, doch door hogere afschrijvingen is de begrote cashflow positief. Ondanks dat wij ons ernstige zorgen maken over de resultaatontwikkeling, maar gelet op het feit dat thans nog immer wordt voldaan aan de lopende verplichtingen, zijn wij vooralsnog bereid onze kredietverlening te continueren. Naast de met FMM-Terrazzo B.V. overeengekomen voorwaarden, (..), zullen de navolgende aanvullende voorwaarden van toepassing zijn.: (..) een gezamenlijke borgstelling van € 50.000,= af te geven door de heer [appellant] en mevrouw [appellante]. (…)”
“Tot onze spijt hebben wij moeten vaststellen dat uw zakelijke rekening [rekeningnummer ING] bij ING sinds 1 juni 2010 een niet toegestane kredietoverschrijding vertoont. (…) bedraagt het huidige saldo € 102.196,18 debet bij een contractuele kredietlimiet van € 100.000,-. Voorts hebben wij geconstateerd dat er geen of nauwelijks omzet over uw zakelijke rekening (…) plaatsvindt. (…) , de interne cijfers per 31 mei 2010 hebben wij niet ontvangen. (…)(…) zijn wij dan ook genoodzaakt de aan u verstrekte kredietfaciliteit bij dezen en met onmiddellijke ingang op te zeggen en per 27 augustus 2010 op te eisen. Op deze wijze wordt u een redelijke termijn gegund om tot algehele herfinanciering van uw schuld in onze boeken te komen. Uw kredietlimiet op uw Zakelijke rekening [rekeningnummer ING] is hierdoor per heden teruggebracht tot nihil. Wij verzoeken –en voor zover noodzakelijk sommeren- u de gehele vordering, per heden groot € 102.196,18 voor 27 augustus 2010 geheel, dat wil zeggen inclusief de tot de datum van aflossing vervallen renten, provisies en kosten, te voldoen. (…)”
“(…) Het zal duidelijk zijn dat een herfinanciering via een reguliere kredietfaciliteit van een andere bankinstelling onmogelijk is. (..) Voor geheel 2010 wordt weliswaar een beperkt positief resultaat verwacht, maar gezien de actuele liquiditeitspositie en het gegeven van een opgezegd krediet, alsmede de achterstanden bij de fiscus is geen reguliere herfinanciering mogelijk. Gaarne treed ik met u in overleg over de ontstane situatie en zal daartoe de komende week met u telefonisch contact opnemen. (…)”In de brief wordt verder als resultaat per 30 juni 2010 vermeld: € 2.000,= negatief (€ 39.000 resultaat vóór directiekosten minus € 41.000 directiekosten). In de berekening van het resultaat is een bedrag van € 30.000 aan huur verwerkt.
Tussen partijen heeft geen nader overleg plaatsgevonden, ING is bij haar opzegging van het krediet en opeising van de schuld gebleven.
“
Artikel 1 – Einde HuurovereenkomstDe Huurovereenkomst wordt beëindigd per faillissementsdatum. Vanaf deze datum verhuurt de Verhuurder de Bedrijfsruimte aan Robas, althans een door Robas aan te duiden (rechts)persoon.(…)Artikel 3 – Huurpenningen
deel huur handelsstraat’ dan wel ‘
deel huur’, ‘huurbetaling’, ‘betaling deel huur’, ‘deel huur uit rc’en
‘opname privé’.In de, door [appellant] gevoerde, boekhouding van FMM-Terrazzo zijn voormelde betalingen in de rekening-courant van [appellante] als huurbetalingen verwerkt. (prod. 23 t/m 48 inl. dagv.)
- sprake was van onverplicht verrichte rechtshandelingen, bestaande in het betalen van een niet-opeisbare schuld (r.o. 4.3);
- sprake was van benadeling van schuldeisers (r.o. 4.4) en van wetenschap van die benadeling bij FMM-Terrazzo en bij [appellante], zulks mede gelet op het bepaalde in art. 43 Fw.
met betrekking tot de huurovereenkomstniets meer van elkaar te vorderen hebben en elkaar op basis daarvan finale kwijting verlenen, heeft [appellante] uit de vaststellingsovereenkomst niet kunnen en mogen begrijpen dat de verleende finale kwijting ook zou zien op vorderingen van de curator die niet voortvloeien uit de huurovereenkomst, zoals de onderhavige vordering die is gegrond op paulianeus handelen, ook al ziet deze vordering op de vernietiging en terugbetaling van reeds betaalde huur. Het enkele feit dat, zoals [appellanten] stellen, de curator wist dat de huurachterstand in 2010 mondjesmaat werd ingelopen, maakt dit niet anders. Ook het feit dat de curator juridisch geschoold is en [appellanten] niet, kan niet tot een andere uitleg leiden. Grief 2 faalt.
overleg’ als bedoeld in art. 47 Fw op ‘s
amenspanning’. Dat wil zeggen dat zowel bij de schuldenaar als bij de schuldeiser het oogmerk heeft voorgezeten om door de gewraakte betaling
dezeschuldenaar boven andere te begunstigen. De enkele omstandigheid dat bij beide partijen wetenschap bestaat van benadeling van overige schuldeisers is voor het aannemen van samenspanning niet voldoende (HR 20 november 1998, NJ 1999, 611). Naar tussen partijen niet in geschil is, rust de bewijslast van samenspanning op de curator.
4.De uitspraak
D.A.E.M. Hulskes en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 7 juli 2015.