In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 juni 2015 een prejudiciële vraag gesteld aan de Hoge Raad. De zaak betreft een geschil tussen [Bouw] B.V. en [Complete Afbouw] B.V. over de vraag of een contractuele bepaling, die de mogelijkheid van verhaal op de medecontractant van een bestuursrechtelijk opgelegde boete regelt, nietig is wegens strijd met de openbare orde. Dit arrest is een vervolg op eerdere tussenarresten van het hof, waarin het hof zijn voornemen aankondigde om deze vraag aan de Hoge Raad voor te leggen.
De procedure begon met een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant op 8 januari 2014, waartegen [Bouw] in hoger beroep ging. Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten over de voorgestelde prejudiciële vraag naar voren te brengen. [Bouw] heeft geen bezwaar tegen het voornemen van het hof, maar heeft wel voorgesteld om de vraag meer toe te spitsen op de specifieke omstandigheden van het geval. [Complete Afbouw] heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof, maar heeft ook gevraagd om de vraag aan te passen.
Het hof heeft besloten om de oorspronkelijke vraag te handhaven en heeft uiteengezet dat de Hoge Raad mogelijk niet in algemene zin zal oordelen, maar eerder zal aangeven onder welke omstandigheden een dergelijke bepaling in strijd met de openbare orde kan zijn. Het hof heeft de procedure verder aangehouden totdat de Hoge Raad zijn beslissing heeft genomen, waarna partijen de gelegenheid krijgen om te reageren op die beslissing.