ECLI:NL:GHSHE:2015:2431

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 juni 2015
Publicatiedatum
30 juni 2015
Zaaknummer
HD 200.143.119_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van procesfout bij memorie van antwoord in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van Vormenfabriek B.V. tegen Special Platings B.V. Het hof behandelt de kwestie van een memorie van antwoord die ten onrechte niet is geaccepteerd. De procedure in eerste aanleg vond plaats bij de kantonrechter van de rechtbank Limburg, waar het vonnis op 27 november 2013 werd gewezen. Het hoger beroep werd ingeleid met een dagvaarding op 25 februari 2014. Tijdens de rolzittingen op 22 juli 2014 werd geregistreerd dat er geen memorie van antwoord was ingediend, en werd akte niet dienen verleend. Echter, het hof ontdekte later dat er wel degelijk een memorie van antwoord was ingediend op 22 juli 2014, maar deze was over het hoofd gezien door de rolgriffier. Dit leidde tot een procesfout die het hof nu herstelt. Het hof heeft vastgesteld dat de memorie van antwoord alsnog geacht moet worden te zijn genomen, en verwijst de zaak naar de rol voor beraad op 14 juli 2015. De uitspraak van het hof is openbaar gedaan op 30 juni 2015.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.143.119/01
arrest van 30 juni 2015
in de zaak van
BV Vormenfabriek [plaatsnaam] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
hierna aan te duiden als Vormenfabriek,
advocaat: mr. B. Vermue te Tilburg,
tegen
Special Platings B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als SP,
advocaat: mr. R. Gijsen te Maastricht,
op het bij exploot van dagvaarding van 25 februari 2014 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 27 november 2013, gewezen tussen Vormenfabriek als eiseres en SP als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 488761 EXPL 12-3343)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep met grieven en vermeerdering van eis;
  • de akte van SP met betrekking tot het griffierecht.
Nadat de zojuist genoemde akte was genomen, heeft het hof de zaak verwezen naar de rol van dinsdag 27 mei 2014 voor memorie van antwoord.
Op 27 mei 2014 is geen memorie van antwoord genomen, is daarvoor vier weken uitstel verleend en is de zaak dus verwezen naar de rol van dinsdag 24 juni 2014 voor memorie van antwoord.
Op 24 juni 2014 is evenmin een memorie van antwoord genomen, is daarvoor wederom vier weken uitstel verleend en is de zaak dus verwezen naar de rol van dinsdag 22 juli 2014 voor memorie van antwoord.
Op 22 juli 2014 is in de roladministratie van het hof geregistreerd dat op die dag geen memorie van antwoord is genomen en dat ambtshalve akte niet dienen is verleend ten aanzien van de memorie van antwoord.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
Hoewel op 22 juli 2014 in de roladministratie van het hof is geregistreerd dat geen memorie van antwoord is genomen en dat ter zake akte niet dienen is verleend, heeft het hof in het griffiedossier wel een memorie van antwoord d.d. 22 juli 2014 aangetroffen. Voorts heeft het hof in het dossier een op 8 juli 2014 gedateerde brief van de advocaat van SP aangetroffen, waarin onder meer het volgende staat:
“In bovenvermelde zaak treft u bijgaand aan de memorie van antwoord ten behoeve van de rolzitting van 22 juli a.s.
Een afschrift van dit schrijven alsmede een afschrift van de memorie van antwoord werd toegezonden aan de raadsman van de tegenpartij”.
3.2.
Omdat deze brief en de in het dossier aanwezige memorie van antwoord d.d. 22 juli 2014 het vermoeden deden rijzen dat op 22 juli 2014 ten onrechte akte niet dienen is verleend, heeft het hof nader onderzoek gedaan in de roladministratie. Daarbij is het H3-formulier van 8 juli 2014 aangetroffen, waarbij de advocaat van SP de memorie van antwoord heeft ingediend. Volgens de op dit formulier geplaatste datumstempel is het formulier op 9 juli 2014, en dus tijdig, ter griffie van het hof ontvangen. Verder ontbreekt op het formulier de paraaf die de rolgriffier op dit soort formulieren pleegt te plaatsen, als deze formulieren op de rol worden verwerkt. Het H3-formulier met de ingediende memorie van antwoord is dus kennelijk ten onrechte over het hoofd gezien bij de verwerking van de rol van 22 juli 2014.
3.3.
Naar het oordeel van het hof moet deze fout worden gecorrigeerd en moet de memorie van antwoord alsnog geacht genomen te zijn.
3.4.
Dat het hof nu de memorie van antwoord alsnog heeft geaccepteerd, heeft ook gevolgen voor de processuele rechtspositie van Vormenfabriek [plaatsnaam]. Het hof zal de zaak daarom naar de rol verwijzen voor beraad, zoals gebruikelijk nadat een memorie van antwoord is genomen.
3.4.
Elk verder oordeel wordt nu aangehouden.

4.De uitspraak

Het hof:
verstaat dat op de rolzitting van 22 juli 2014 ten onrechte akte niet dienen is verleend ter zake de memorie van antwoord en verstaat dat de memorie van antwoord alsnog geacht moet worden op de rolzitting van 22 juli 2014 te zijn genomen;
verwijst de zaak naar de rol van 14 juli 2015 voor beraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.B.N. Keizer, S.M.A.M. Venhuizen en M.G.W.M. Stienissen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 30 juni 2015.
griffier rolraadsheer