In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van Bital Roofing B.V. tegen de Maatschappij ter Bevordering van Industrievestiging N.V. (BRIM) over de uitleg van een overeenkomst met betrekking tot de sanering van verontreinigde grond. De zaak is een vervolg op een eerder tussenarrest van 25 november 2014. Bital stelt dat BRIM zich in 1999 heeft verplicht om niet alleen de kosten van de sanering van een perceel grond, maar ook van een aangrenzende strook grond voor haar rekening te nemen. Het hof heeft in het tussenarrest Bital toegelaten bewijs te leveren van deze verbintenis.
Tijdens de procedure zijn verschillende getuigen gehoord, die uiteenlopende verklaringen hebben afgelegd over de afspraken die gemaakt zijn tussen Bital en BRIM. Het hof heeft de verklaringen van de getuigen zorgvuldig gewogen. De getuigen [getuige 1], [getuige 3] en [getuige 4] hebben verklaard dat BRIM zich verplichtte om de sanering van beide percelen uit te voeren, terwijl getuigen [getuige 2] en [getuige 5] hebben verklaard dat BRIM alleen verantwoordelijk was voor de sanering van 880 m2.
Het hof concludeert dat Bital niet is geslaagd in het bewijs dat BRIM meer verplichtingen had dan de sanering van 880 m2. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat Bital niet aan haar stelplicht had voldaan met betrekking tot de specificatie van de saneringskosten. Het hof bekrachtigt de eerdere vonnissen en veroordeelt Bital in de proceskosten van BRIM, die zijn vastgesteld op € 7.548,50. Deze uitspraak is gedaan op 30 juni 2015.