ECLI:NL:GHSHE:2015:2404

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 juni 2015
Publicatiedatum
30 juni 2015
Zaaknummer
HR 200.170.115-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling met betrekking tot psychosociale problematiek

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vrouw die verzoekt om toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank Limburg had op 12 mei 2015 haar verzoek afgewezen, omdat niet voldoende aannemelijk was dat zij de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling zou nakomen. De vrouw had in eerste aanleg geen verklaring ex artikel 285 Faillissementswet overgelegd, waardoor het hof niet kon vaststellen of haar schuldenlast beheersbaar was. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 juni 2015 heeft de vrouw verklaard dat zij in behandeling is voor haar psychosociale klachten, maar het hof heeft vastgesteld dat de overgelegde verklaringen van haar hulpverleners niet voldoende waren om aan te tonen dat haar problemen beheersbaar zijn. Het hof heeft de mondelinge behandeling aangehouden tot 15 juli 2015, zodat de vrouw de gelegenheid krijgt om alsnog de benodigde documenten en een nieuwe verklaring van haar behandelend psycholoog over te leggen. Het hof benadrukt dat de vrouw moet aantonen dat zij in staat is om de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling na te komen en dat haar psychosociale problemen beheersbaar zijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak : 25 juni 2015
Zaaknummer : HR 200.170.115/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/03/200295/FT RK 14/1/723
in de zaak in hoger beroep van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: [appellante] ,
advocaat: mr. F. Bouyaghjdane.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 12 mei 2015.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 19 mei 2015, heeft [appellante] verzocht voormeld vonnis te vernietigen en haar verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling alsnog toe te wijzen.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 juni 2015. Bij die gelegenheid is [appellante] , bijgestaan door mr. Bouyaghjdane, gehoord.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 24 april 2015

3.De beoordeling

3.1.
[appellante] heeft de rechtbank verzocht om de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken. De verklaring ex artikel 285 Faillissementswet (Fw) is door [appellante] in hoger beroep evenwel niet overgelegd zodat het hof de aard, omvang en ontstaansgeschiedenis van de schuldenlast van [appellante] niet kan vaststellen. Tevens kan het hof niet vaststellen of [appellante] , voorafgaand aan haar verzoek om te worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling het minnelijk traject heeft doorlopen en een – minnelijk of anderszins - akkoord aan haar schuldeisers heeft aangeboden.
3.2.
Bij vonnis waarvan beroep, heeft de rechtbank het verzoek van [appellante] afgewezen.
De rechtbank heeft daartoe op de voet van artikel 288 lid 1 aanhef en sub c Fw overwogen dat niet voldoende aannemelijk is dat [appellante] de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
3.3.
De rechtbank heeft dit, zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd:
“Uit het “elektronisch bericht” van de Psychologenpraktijk de Mijnstreek, gedateerd 3 april 2015, blijkt dat verzoekster op 10 maart 2015 een intakegesprek heeft gehad bij een GZ-psycholoog wegens depressieve klachten. Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat haar psychosociale klachten nog steeds aanwezig zijn en dat zij daarvoor EMDR therapie volgt. In het kader van haar therapie heeft zij één keer per week een gesprek bij de GZ-psycholoog. Verzoekster is naar aanleiding van het behandelde ter zitting in de gelegenheid gesteld om een bevestiging van een hulpverlener of hulpverlenende instantie over te leggen waaruit blijkt dat de psychosociale problemen beheersbaar zijn. Hieraan heeft verzoekster echter niet voldaan.”
3.4.
[appellante] kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. [appellante] heeft in het beroepschrift - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd. [appellante] stelt dat zij, anders dan door de rechtbank is overwogen, wel degelijk brieven van artsen naar de rechtbank heeft verstuurd, maar dat deze brieven klaarblijkelijk niet op tijd door de rechtbank zijn ontvangen. [appellante] overlegt deze brieven in hoger beroep thans nogmaals dan wel alsnog. Uit deze brieven blijkt volgens [appellante] dat het aannemelijk is dat zij in staat zal zijn om alle uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen na te komen.
3.5.
Hieraan is door en namens [appellante] ter zitting in hoger beroep - zakelijk weergegeven - het volgende toegevoegd. [appellante] stelt in de veronderstelling te zijn, en naar zij thans begrijpt ten onrechte, dat de rechtbank belast is met het doorzenden van het procesdossier in eerste aanleg naar het hof en niet zijzelf. Dit verklaart dan ook het in hoger beroep ontbreken van de verklaring ex artikel 285 Fw alsmede de onderliggende bescheiden. Daarbij komt dat de rechtbank [appellante] bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in eerste aanleg naar eigen zeggen te verstaan zou hebben gegeven dat de aard, omvang en ontstaansgeschiedenis van de schuldenlast een toelating tot de schuldsaneringsregeling geenszins in de weg staan, maar dat het juist het ontbreken van de medische verklaringen is geweest wat een toelating vooralsnog niet mogelijk maakt. [appellante] stelt dan ook in de veronderstelling te zijn geweest dat bij het hoger beroep uitsluitend de medische verklaringen die zij thans wel (tijdig) heeft overgelegd onderwerp van gesprek zouden zijn. Met betrekking tot die medische verklaringen merkt [appellante] op dat met name haar behandelend psycholoog, ondanks aandringen van [appellante] , uiterst terughoudend is geweest met het op schrift stellen van haar standpunt, hetgeen, ook naar het idee van [appellante] , uiteindelijk heeft geresulteerd in een uiterst beknopte en algemeen geformuleerde verklaring. Met betrekking tot haar behandeling merkt [appellante] op dat deze binnen een paar dagen zal zijn afgerond; haar laatste behandelafspraak, voor een zogenaamde EMDR behandeling, staat immers voor overmorgen gepland. Tot slot merkt [appellante] op dat het inmiddels ook een stuk beter met haar gaat. Zij gebruikt steeds minder medicijnen, haar arbeidsuren zijn uitgebreid en, anders dan voorheen, verkeert zij thans in een stabiele gezinssituatie.
3.6.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.6.1.
Ingevolge artikel 288 lid 1 aanhef en sub a Fw wordt het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling slechts toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de schuldenaar niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden. Ingevolge artikel 288 lid 1 aanhef en sub c Fw wordt het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling slechts toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de schuldenaar de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
3.6.2.
Vast staat, temeer nu zij dit bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep nadrukkelijk en bij herhaling heeft erkend, dat [appellante] verzuimd heeft om in hoger beroep de verklaring ex artikel 285 Fw (met bijlagen) over te leggen, zodat het hof zich geen beeld kan vormen van de aard, omvang en ontstaansgeschiedenis van de schuldenlast van [appellante] en derhalve ook niet bepalen of [appellante] ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van haar schulden immer te goeder trouw is geweest. Nu voornoemde verklaring niet is overgelegd kan het hof evenmin nagaan of [appellante] voorafgaand aan haar verzoek te worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling het minnelijk traject op de juiste wijze heeft doorlopen en wat hiervan de eventuele resultaten zijn geweest.
3.6.3.
Daarbij komt dat ingevolge artikel 5.4.3. van het toepasselijke procesreglement een verzoeker met psychosociale problemen in beginsel alleen wordt toegelaten tot de schuldsaneringsregeling indien aannemelijk is dat deze problemen al enige tijd beheersbaar zijn in die zin dat de verzoeker zich in maatschappelijk opzicht staande weet te houden en voldoende hulp of een voldoende sociaal vangnet aanwezig is. Dat de psychosociale problemen beheersbaar zijn dient te worden bevestigd door een hulpverlener of door een hulpverlenende instantie. De verklaringen die door [appellante] thans in hoger beroep zijn overgelegd acht het hof, gelet op de inhoud en strekking van voornoemd artikel, hiertoe ontoereikend. Zo heeft [appellante] een verklaring van haar bedrijfsarts en haar huisarts in het geding gebracht. Het hof acht deze verklaringen ontoereikend, omdat een bedrijfsarts respectievelijk een huisarts, nog daargelaten de vraag of uit deze verklaringen wel kan worden geconcludeerd dat de psychosociale problematiek van [appellante] duurzaam beheersbaar vinden, door het hof niet worden aangemerkt als een professionele behandelaar of hulpverlener op het gebeid van psychosociale problematiek zoals bedoeld in voornoemd artikel. Met betrekking tot de verklaring van de behandelend psycholoog mevrouw [psycholoog] van Psychologenpraktijk De Mijnstreek, uit hoofde van haar professie bij uitstek wel een specialist als bedoeld in voormeld artikel, merkt het hof op dat deze verklaring, nu deze uitsluitend een algemene stelling bevat en geen specifieke informatie omtrent de aard en duur van de behandeling van [appellante] dan wel de hiermee behaalde resultaten, eveneens als ontoereikend dient te worden gekwalificeerd.
3.6.4.
[appellante] heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep evenwel nadrukkelijk en bij herhaling gesteld dat haar behandeling bij voornoemde psycholoog nagenoeg is afgerond. Het hof acht het derhalve heel wel denkbaar dat voornoemde psycholoog, nadat de behandeling van [appellante] is afgerond en er dus ook geen sprake meer is van een behandelaar-patiënt relatie, genegen zal zijn om een nauwgezettere en specifiek op [appellante] toegespitste verklaring op te maken welke verklaring, in tegenstelling tot de verklaring die thans voorhanden is, mogelijk wel toereikend is in die zin, dat het hof hieruit genoegzaam kan concluderen of de psychosociale problematiek van [appellante] al dan niet duurzaam beheersbaar kan worden geacht.
3.6.5.
Het hof zal de mondelinge behandeling van deze zaak dan ook aanhouden tot de in het dictum van dit arrest vermelde datum teneinde [appellante] in de gelegenheid te stellen om, ruimschoots voor deze nieuwe zittingsdatum, alsnog haar verklaring ex artikel 285 Fw inclusief alle onderliggende bescheiden alsmede een eventuele nieuwe verklaring van haar behandelend psycholoog mevrouw [psycholoog] in het geding te brengen.
3.7.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De uitspraak

Het hof:
houdt de mondelinge behandeling van de zaak met het in rechtsoverweging 3.6.5. van dit arrest overwogen oogmerk aan tot 15 juli 2015.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.Th.L.G. Pellis, A.P. Zweers-van Vollenhoven en J.H.Th. Veldman en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2015.