GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 13/01037 tot en met 13/01052
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende],
wonende te
[woonplaats],
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van
29 augustus 2013, nummers AWB 13/687 tot en met 13/698 en AWB 13/2419 tot en met 13/2422, in het geding tussen
de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratie Apeldoorn,
hierna: de Inspecteur,
betreffende na te noemen aan belanghebbende opgelegde boetebeschikkingen.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan belanghebbende zijn met dagtekening 31 mei 2011, 30 juni 2011, respectievelijk 4 maart 2013 krachtens de Wet belasting zware motorvoertuigen (hierna: de Wet BZM) de volgende naheffingsaanslagen opgelegd:
- Aanslagnummer [aanslagnummer] 10001.8 een bedrag aan naheffing van € 8 en een verzuimboete van € 246;
- Aanslagnummer [aanslagnummer] 10002.8 een bedrag aan naheffing van € 8 en een verzuimboete van € 246;
- Aanslagnummer [aanslagnummer] 10003.8 een bedrag aan naheffing van € 8 en een verzuimboete van € 246;
- Aanslagnummer [aanslagnummer] 10004.8 een bedrag aan naheffing van € 8 en een verzuimboete van € 246;
- Aanslagnummer [aanslagnummer] 10005.8 een bedrag aan naheffing van € 8 en een verzuimboete van € 246;
- Aanslagnummer [aanslagnummer] 10006.8 een bedrag aan naheffing van € 8 en een verzuimboete van € 246;
- Aanslagnummer [aanslagnummer] 10007.8 een bedrag aan naheffing van € 8 en een verzuimboete van € 246;
- Aanslagnummer [aanslagnummer] 10008.8 een bedrag aan naheffing van € 8 en een verzuimboete van € 246;
- Aanslagnummer [aanslagnummer] 10009.8 een bedrag aan naheffing van € 8 en een verzuimboete van € 246;
- Aanslagnummer [aanslagnummer] 10010.8 een bedrag aan naheffing van € 8 en een verzuimboete van € 246;
- Aanslagnummer [aanslagnummer] 10011.8 een bedrag aan naheffing van € 8 en een verzuimboete van € 246;
- Aanslagnummer [aanslagnummer] 10012.8 een bedrag aan naheffing van € 8 en een verzuimboete van € 246;
- Aanslagnummer [aanslagnummer] 30002.8 een bedrag aan naheffing van € 8 en een verzuimboete van € 246;
- Aanslagnummer [aanslagnummer] 30003.8 een bedrag aan naheffing van € 8 en een verzuimboete van € 246;
- Aanslagnummer [aanslagnummer] 30004.8 een bedrag aan naheffing van € 8 en een verzuimboete van € 246;
- Aanslagnummer [aanslagnummer] 30005.8 een bedrag aan naheffing van € 8 en een verzuimboete van € 246.
1.2. De Inspecteur heeft de naheffingsaanslagen [aanslagnummer] 10001.8 tot en met [aanslagnummer] 10004.8 tot een totaalbedrag van € 1.016 opgelegd op 31 mei 2011 voor het gebruik van de autosnelweg door vier vrachtauto’s op een aantal dagen in maart 2011, de naheffingsaanslagen [aanslagnummer] 10005.8 tot en met [aanslagnummer] 10012.8 tot een totaalbedrag van € 2.032 opgelegd op 30 juni 2011 voor het gebruik van de autosnelweg door drie vrachtauto’s op een aantal dagen in april 2011 en de naheffingsaanslagen [aanslagnummer] 30002.8 tot en met [aanslagnummer] 30005.8 tot een totaalbedrag van € 1.016 opgelegd op 4 maart 2013 voor het gebruik van de autosnelweg door vier vrachtauto’s op 9 december 2012.
1.3. De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 21 december 2012, maar gedagtekend 21 oktober 2012 (zie ook hierna onder 4.1), de naheffingsaanslagen genummerd [aanslagnummer] 10001.8 tot en met [aanslagnummer] 10012.8 en de boetebeschikkingen gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen bij op 17 januari 2013 door de Rechtbank ontvangen geschrift beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep (12 uitspraken op bezwaar), door de Rechtbank aangelegd onder de procedurenummers AWB 13/687 tot en met AWB 13/698, heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende alleen in de zaak met het kenmerk AWB 13/687 een griffierecht geheven van € 42.
1.4. De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar gedagtekend 17 april 2013 de naheffingsaanslagen genummerd [aanslagnummer] 30002.8 tot en met [aanslagnummer] 30005.8 en de boetebeschikkingen gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen bij op 2 mei 2013 door de Rechtbank ontvangen geschrift beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep (4 uitspraken op bezwaar), door de Rechtbank aangelegd onder de procedurenummers AWB 13/2419 tot en met AWB 13/2422, heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende alleen in de zaak met het kenmerk AWB 13/2419 een griffierecht geheven van € 44.
1.5. De Rechtbank heeft de onder 1.3 bedoelde beroepen bij in één geschrift vervatte uitspraken van 29 augustus 2013 gegrond verklaard voor zover zij zijn gericht tegen de in de procedure bij de Rechtbank nog in geschil zijnde dwangsom, de uitspraak op bezwaar inzake de dwangsom vernietigd, een dwangsom vastgesteld van € 200, de beroepen voor het overige ongegrond verklaard en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht ten bedrage van € 42 aan belanghebbende vergoedt.
1.6. De Rechtbank heeft de onder 1.4 bedoelde beroepen bij in één geschrift vervatte uitspraken van 29 augustus 2013 ongegrond verklaard en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht ten bedrage van € 44 aan belanghebbende vergoedt.
1.7. Tegen deze (zestien) uitspraken heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van deze (zestien) beroepen, bij het Hof bekend onder de procedurenummers 13/01037 tot en met 13/01052, heeft de griffier van belanghebbende alleen in de zaak met kenmerk 13/01037 een griffierecht geheven van € 118. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend dat betrekking heeft op alle zestien hoger beroepen.
1.8. Het onderzoek ter zitting heeft met de uitdrukkelijke instemming van partijen in de aanwezigheid van toehoorders in het openbaar plaatsgehad op 13 mei 2015 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, belanghebbende, alsmede namens de Inspecteur, de heer [B].
1.9. Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
1.10. Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en de verklaringen van partijen ter zitting, zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
2.1.In de maanden maart en april 2011 en december 2012 is tijdens controles geconstateerd dat met vijf vrachtauto’s met kentekens [kenteken 1], [kenteken 2], [kenteken 3], [kenteken 4] en [kenteken 5], van welke vrachtauto’s belanghebbende op dat moment volgens de kentekenregistratie houder was, in Nederland op verschillende dagen gebruik is gemaakt van de autosnelweg. Belanghebbende heeft niet vóór aanvang van het gebruik van de autosnelweg de verschuldigde BZM op aangifte voldaan.
2. Aan belanghebbende zijn in 2011 twaalf naheffingsaanslagen BZM met verzuimboeten opgelegd, in 2013 vier naheffingsaanslagen (is samen de thans in geschil zijnde zestien naheffingsaanslagen) en in 2014 drie.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
3.1.In geschil is of de Inspecteur de verzuimboetes terecht en tot de juiste bedragen heeft opgelegd. De afzonderlijke naheffingsaanslagen van (steeds) € 8 zijn niet in geschil.
Belanghebbende is van mening dat - behoudens voor zover het de als eerste opgelegde naheffingsaanslag ([aanslagnummer] 10001.8) betreft – die vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat bedoelde vraag bevestigend dient te worden beantwoord.
3.2.Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Ter zitting hebben zij hieraan nog het volgende toegevoegd, zakelijk weergegeven:
Belanghebbende:
Ik heb alleen een probleem met de opgelegde boetes. Ik heb een klein bedrijf met slechts vijf vrachtauto’s en dan komen dergelijke boetes (opgeteld) veel harder aan. Ik ben niet in staat geweest om mijn fout om niet vooraf te betalen te herstellen en mijn werkwijze aan te passen. De naheffingsaanslagen zijn telkens een fors aantal weken na datum van overtreding bezorgd. Ik kon hierdoor mijn werkwijze niet eerder aanpassen. Een buitenlandse chauffeur wordt staande gehouden en moet gelijk afrekenen. Dit lijkt mij valse concurrentie.
Ik deed toen en doe nu nog steeds dagaangifte via internet. Het probleem is dat de chauffeur niet altijd aangeeft dat hij over de grens gaat. Ik maak inmiddels hiervoor gebruik van Track & Trace, zodat ik de vrachtauto’s goed kan volgen. Ik kan op het portal echter alleen mijn eigen aangifte zien en kan aldus niet zien of een ander voor hetzelfde gehuurde voertuig al heeft betaald. Ik ben me er van bewust dat ik verantwoordelijk ben voor de handelingen op dit gebied van mijn chauffeurs.
Het kortingsbeleid in de door mij aangehaalde soortgelijke procedure had betrekking op een tweede reeks (van 74) aanslagen; het bestaan van een eerste reeks is dus geen voorwaarde. Verder is mij bekend dat de korting door de Inspecteur soms wordt toegepast op een reeks van 4 of 20 zaken.
Ik weet dat juridisch bezien de houder, ik dus, de BZM moet betalen, maar in de praktijk betaalt de gebruiker die en wordt die, indien niet wordt betaald, aan mij doorbelast door degene van wie ik een auto huur.
Aangezien deze procedures al jaren lopen, blijft de problematiek inzake de betalingsverbetering alsmaar gelden; en wat dient onder betalingsverbetering te worden verstaan: helemaal geen fouten meer of minder fouten?
Naar mijn mening was één boete genoeg geweest om tijdige betaling af te dwingen. Als ik die meteen had ontvangen, had ik ook meteen maatregelen kunnen treffen. Ik ga er daarom mee akkoord dat uitsluitend de eerst opgelegde naheffingsaanslag met bijbehorende boetebeschikking in stand blijft.
Mijn financiële situatie is op dit moment goed; ik heb geen betalingsproblemen.
De Inspecteur:
Het gaat hier om belasting op aangifte en de verantwoordelijkheid ervan ligt volledig bij belanghebbende. Belanghebbende maakt gebruik van een internetovereenkomst. Hij is op de hoogte van de desbetreffende wet- en regelgeving. De boetes zijn terecht en tot het juiste bedrag opgelegd. Er is geen sprake van avas en belanghebbende voldoet ook niet aan de cumulatieve voorwaarden voor het kortingsbeleid. Voor buitenlandse chauffeurs geldt dat die wel worden gecontroleerd maar voor hen kan geen elektronische controle plaatsvinden. Daarom zijn binnenlandse en buitenlandse chauffeurs geen gelijke gevallen. Ik verwijs in dit verband naar de uitspraak, gepubliceerd onder nummer ECLI:RBSGR2011:BR7040, en dan met name rechtsoverweging 8. Belanghebbende heeft in 2014, naar aanleiding van controles op 24 januari, 30 juni respectievelijk 30 september 2014, nog drie naheffingsaanslagen BZM gehad. Kortom, ik persisteer volledig bij mijn standpunt zoals in beroep ingenomen.
3.3.Belanghebbende concludeert, naar het Hof hem begrijpt, tot ongegrondverklaring van het hoger beroep voor zover het betreft de hofprocedure met kenmerk 13/01037, gegrondverklaring van het hoger beroep inzake de overige vijftien hoger beroepen, vernietiging van de op die vijftien hoger beroepen betrekking hebbende uitspraken van de Rechtbank en van de Inspecteur en tot vernietiging van de op die vijftien procedures betrekking hebbende boetebeschikkingen.
De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.