ECLI:NL:GHSHE:2015:2280

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 juni 2015
Publicatiedatum
23 juni 2015
Zaaknummer
HD 200.142.484_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van vochtproblemen bij nieuwbouwwoning en deskundigenrapporten

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, hebben appellanten hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen van de kantonrechter van de rechtbank Limburg. De zaak betreft vochtproblemen bij een nieuwbouwwoning, waarbij appellanten stellen dat er gebreken zijn in de constructie. De kantonrechter heeft in eerdere vonnissen geoordeeld dat er geen gebreken zijn vastgesteld, maar heeft wel een deskundigenrapport laten opstellen. Dit rapport concludeert dat er geen gebrek is in de vochtkering van de gevels, maar dat er wel sprake is van lichte uitbloei door kalkuitslag. Appellanten hebben de bevindingen van de deskundige betwist en vorderden onder andere een verklaring voor recht en schadevergoeding. Het hof heeft de grieven van appellanten verworpen en de eerdere vonnissen bekrachtigd, waarbij het hof oordeelt dat de deskundige zijn taak op adequate wijze heeft uitgevoerd en dat de gestelde gebreken niet zijn komen vast te staan. De kosten van het hoger beroep zijn voor rekening van appellanten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.142.484/01
arrest van 23 juni 2015
in de zaak van

1.[appellant],

2. [appellante],
beiden wonende te [woonplaats],
appellanten,
advocaat: mr. H.J. Heynen te Venlo,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.E.A. Hendrix te Maastricht,
op het bij exploot van dagvaarding van 18 februari 2014 ingeleide hoger beroep van de door de kantonrechter van de rechtbank Limburg gewezen vonnissen van 20 februari 2013 en 4 december 2013 tussen appellanten - [appellanten] - als eisers in conventie, verweerders in reconventie en geïntimeerde - [geïntimeerde] - als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 465821 CV EXPL 12-913)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen en naar het daaraan voorafgaande tussenvonnis van 22 juni 2012.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 18 februari 2014;
- de memorie van grieven van [appellanten] van 15 april 2014 met producties;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde] van 27 mei 2014 met producties.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De gronden van het hoger beroep

Voor de inhoud van de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.

4.De beoordeling

4.1
De vaststelling van de feiten in het tussenvonnis van 20 februari 2013 onder 2. is niet bestreden, zodat ook het hof hiervan in hoger beroep uitgaat. Deze vaststelling luidt als volgt:
Tussen partijen is op 30 november 2010 een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot de woning aan [het adres] te [woonplaats] (hierna: "de woning"). Bij de levering van de woning op 7 januari 2011 is tussen partijen een depotovereenkomst gesloten in verband met een verschil van mening over vochtdoorslag in de gevel van de woning, waarbij een bedrag van € 3.000,-- in depot bleef bij notaris [notaris].
[appellanten] hebben door onderzoeksbureau Eff Eff Bouwpathologie een onderzoek laten
instellen naar de gebreken in de woning en genoemd bureau heeft op 7 juni 2011 een rapport
uitgebracht. Voor wat betreft het probleem "vochtschade gevels (aanpassingen kozijnaansluitingen)" hebben [appellanten] het gebrek inmiddels laten herstellen (voor de door de deskundige geschatte kosten van € 680,68). Voor wat betreft het probleem "vochtkering
gevels" begroot voornoemd onderzoeksbureau de kosten van herstel op € 18.674,67.
[geïntimeerde] heeft op haar beurt door ZNEB Expertise en taxatie B.V. een onderzoek laten instellen naar de door [appellanten] gestelde gebreken. Dit bureau begroot de kosten van het herstel van de gebreken op € 5.000,--.
Partijen hebben in onderling overleg geen oplossing van hun geschil kunnen bereiken, waarop [appellanten] bij dagvaarding van 27 februari 2012 de onderhavige procedure tegen [geïntimeerde] aanhangig hebben gemaakt.
4.2
In deze procedure stelden [appellanten] in eerste aanleg dat bij de koopovereenkomst sprake is van non-conformiteit, wanprestatie dan wel dwaling vanwege vochtschade in de gevels door kieren bij de kozijnen en een gebrek aan de vochtkering in de gevels. In verband hiermee vorderden [appellanten], kort samengevat, met betrekking tot de aanpassing van de kozijnaansluitingen een verklaring voor recht dat zij gerechtigd zijn voor de kosten daarvan ten bedrage van € 680,68 het depot bij de notaris aan te spreken (I) en met betrekking tot de vochtkering in de gevels veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van een bedrag van € 21.774,67, met de wettelijke rente (II), een en ander met de kosten van partijdeskundige [deskundige van Eff Eff Bouwpathologie] van Eff Eff Bouwpathologie, proceskosten en nakosten. [geïntimeerde] heeft de vorderingen van [appellanten] bestreden en in reconventie veroordeling van [appellanten] gevorderd tot betaling van de kosten van haar partijdeskundige [deskundige van ZNEB Expertise] van ZNEB Expertise en taxatie BV, met rente en proceskosten. Deze vordering hebben [appellanten] op hun beurt betwist.
4.3
Bij tussenvonnis van 22 juni 2012 heeft de kantonrechter een comparitie van partijen bepaald. Deze heeft op 26 september 2012 plaatsgevonden.
Bij tussenvonnis van 20 februari 2013 heeft de kantonrechter geoordeeld dat onderdeel (I) betreffende de aanpassing van de kozijnaansluitingen voor toewijzing in aanmerking komt. Met betrekking tot de overige vochtproblemen in de woning heeft de kantonrechter bepaald dat een deskundigenbericht zal worden uitgebracht, ing. G.V.M. Laudy te Sittard tot deskundige benoemd en hem een tiental vragen voorgelegd. De deskundige heeft deze vragen in een rapport van 12 juli 2013 beantwoord.
In het eindvonnis van 4 december 2013 heeft de kantonrechter de conclusies van de deskundige overgenomen. In conventie heeft de kantonrechter onderdeel (I) toegewezen en voor het overige de vorderingen in conventie en in reconventie afgewezen, met compensatie van de proceskosten in conventie en in reconventie.
4.4
Het hoger beroep van [appellanten] keert zich tegen de afwijzing van onderdeel (II) van hun vordering met nevenvorderingen. Onderdeel (I) is in dit hoger beroep niet langer aan de orde. Dat geldt ook voor de reconventionele vordering van [geïntimeerde] die tegen de afwijzing daarvan niet (incidenteel) heeft geappelleerd.
4.5
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 20 februari 2013 aan de deskundige de volgende vragen voorgelegd:
Is er sprake van een gebrek ter zake de vochtkering in de gevels van de woning?
Zo ja, wat is dan volgens u de oorzaak van het gebrek? Kunt u een zo uitgebreid mogelijke beschrijving geven?
Kan het gebrek als hiervoor bedoeld deugdelijk en definitief worden hersteld? Zo ja, welk herstel acht u noodzakelijk? Kunt u een zo uitgebreid mogelijke beschrijving geven?
Welke kosten zijn naar uw oordeel gemoeid met het hiervoor onder 3. bedoelde door u noodzakelijk geachte herstel?
Wilt u - na bestudering van de door hen opgemaakte rapporten - aangeven of de door u voorgestelde herstelmethode afwijkt van de herstelmethodes als voorgesteld door de deskundigen [deskundige van ZNEB Expertise] en [deskundige van Eff Eff Bouwpathologie]? Zo ja, in welke zin is er sprake van een afwijking, en wat is de reden van deze afwijking? Kunt u een zo uitgebreid mogelijke beschrijving geven?
Is er sprake van een gebrek ter zake de vochtplek in de gang, naast de voordeur, van de woning van [appellanten]?
Zo ja, wat is dan volgens u de oorzaak van het gebrek? Kunt u een zo uitgebreid mogelijke beschrijving geven?
Kan het gebrek als hiervoor bedoeld deugdelijk en definitief worden hersteld? Zo ja, welk herstel acht u noodzakelijk? Kunt u een zo uitgebreid mogelijke beschrijving geven?
Welke kosten zijn naar uw oordeel gemoeid met het hiervoor onder 8. bedoelde door u noodzakelijk geachte herstel?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
4.6
De deskundige heeft hierop in zijn rapport, kort samengevat, de volgende antwoorden gegeven:
Ad 1: er is een lichte vorm van witte uitbloei. Er is geen gebrek in de vochtkering van de
buitengevelmuren.
Ad 2: de witte uitbloei wordt veroorzaakt door kalkuitslag die het gevolg is van de
uitvoering van de vochtkering door middel van de ter plaatse gebruikelijke Duitse methode.
Ad 3: door het aanbrengen van extra open stootvoegen in de buitengevels en het (eventueel
herhaald) schoonmaken van de uitgeslagen gevelgedeeltes.
Ad 4: de kosten hiervan worden begroot op € 2.500,= inclusief btw.
Ad 5: de methode wijkt af van die van [deskundige van Eff Eff Bouwpathologie] omdat de vochtkering volgens de Duitse
methode is uitgevoerd en geen vochtdoorslag op plintniveau heeft plaatsgevonden en
van die van [deskundige van ZNEB Expertise] alleen op kleine onderdelen.
Ad 6: condensvorming aan de binnenkant van de meterkastafscheiding.
Ad 7: ontbreken van volledig uitgevoerde binnenspouwmuur.
Ad 8: dicht maken met isolerend plaatmateriaal.
Ad 9: de kosten hiervan worden begroot op € 1.500,= inclusief btw.
Ad 10: de uitgevoerde herstelwerkzaamheden blijven altijd enigszins zichtbaar; uitgegaan is
van herstel door vaklieden.
[appellant] heeft de deskundige nog enkele aanvullende vragen voorgelegd over twee nieuwe lekkages. Hiervoor achtte de deskundige aanvullend onderzoek nodig. De kosten hiervan en van gelijktijdig herstel begrootte hij op in totaal € 2.500,= inclusief btw.
In het algemeen heeft de deskundige te kennen gegeven dat de onderzochte zaken geen invloed hebben op het normaal gebruik van de woning.
4.7
Met grief I maken [appellanten] bezwaar tegen de eerste vraag aan de deskundige. Zij voeren aan dat tussen partijen niet in discussie was dat er sprake was van een gebrek aan de vochtkering. [geïntimeerde] heeft in de procedure erkend dat dit gebrek aanwezig was en de gezamenlijke vraagstelling van partijen betrof de oorzaak, niet het bestaan ervan. Volgens [appellanten] dient het deskundigenrapport buiten beschouwing gelaten te worden en dient een nieuw rapport opgesteld te worden op basis van een correcte vraagstelling en bij voorkeur door een nieuwe deskundige.
4.8
Deze grief wordt verworpen. Ook indien beide partijen in de loop van de procedure ervan zijn uitgegaan dat een bepaald gebrek aanwezig is en dat een deskundige alleen de oorzaak daarvan en de herstelkosten behoeft te onderzoeken, betekent dat niet dat de rechter bij zijn vraagstelling aan de deskundige moet afzien van de vraag of het gebrek zich naar diens oordeel daadwerkelijk voordoet. Niet goed valt in te zien hoe een deskundige de oorzaak van een bepaald gebrek kan onderzoeken wanneer hij zich er niet eerst van heeft vergewist of dat gebrek zich feitelijk ook voordoet op de wijze die partijen of de door hen ingeschakelde deskundigen hebben aangenomen. Voor een nieuw deskundigenbericht zonder deze eerste vraag ziet het hof geen grond.
4.9
Grief II betreft eenzelfde bezwaar tegen de zesde vraag aan de deskundige met betrekking tot de vochtplek in de gang. Hiervoor geldt hetzelfde als bij grief I overwogen, zodat ook deze grief wordt verworpen.
4.1
Grief III betreft de benoeming van ing. Laudy tot deskundige in het tussenvonnis van 20 februari 2013. Voor zover deze grief is gebaseerd op hetgeen naar voren is gebracht bij de grieven I en II, wordt de grief om de daarbij aangegeven redenen verworpen. Voor zover deze grief is gebaseerd op de stelling dat de deskundige er geen blijk van heeft gegeven dat hij rekening heeft gehouden met het commentaar van partijen, mist de grief feitelijke grondslag aangezien de deskundige op de eerste bladzijde van zijn rapport heeft vermeld dat hij zijn conceptrapport aan partijen heeft toegestuurd en dat hij de relevante opmerkingen bij de beantwoording van de vragen betrekt. Voor zover de grief ten slotte is gebaseerd op de omstandigheid dat de deskundige duidelijk heeft gemaakt de visies van de partijdeskundigen niet te onderschrijven, faalt de grief aangezien hij niet gehouden is die visies te onderschrijven en zich juist een zelfstandig oordeel over de aangevoerde gebreken dient te vormen. Grief III wordt verworpen.
4.11
Grief V betreft enerzijds de vochtkering in de gevels (deze kwestie komt hierna onder 4.12 aan de orde) en anderzijds de twee nieuwe lekkages. Grief VI betreft de vochtplek in de gang (vraag 6). Wat de lekkages en de vochtplek aangaat stellen [appellanten] zich op het standpunt dat de kantonrechter buiten de rechtsstrijd van partijen is getreden door hierop in te gaan, terwijl daarover geen vordering was ingesteld. Het hof gaat aan deze bezwaren voorbij. [appellanten] hebben na overleg met de wederpartij, uit een oogpunt van doelmatigheid, deze kwesties ook aan de deskundige willen voorleggen, wat de twee lekkages betreft in de vorm van specifieke aanvullende vragen. Wanneer de deskundige deze vragen beantwoordt en de kantonrechter zich daarover uitspreekt, kunnen [appellanten] zich daar niet met reden over beklagen. Dat de kantonrechter zich erover uitspreekt heeft overigens voor de onderhavige procedure geen gevolgen, aangezien [appellanten], zoals zij zelf terecht opmerken, met betrekking tot de vochtplek en de twee lekkages geen vordering hebben ingesteld. Dat betekent dat er op die punten ook niets is beslist, zodat [appellanten] in zoverre geen belang hebben bij de grieven V en VI. Deze grieven worden daarom (afgezien van de kwestie vochtkering in de gevels) verworpen.
4.12
Met grief IV betogen [appellanten] dat de kantonrechter het deskundigenbericht heeft overgenomen zonder in te gaan op hun bezwaren daartegen en met grief V komen zij (afgezien van de hiervoor onder 4.11 besproken kwestie) op tegen diens oordeel over de vochtkering in de gevels.
4.13
Vooropgesteld moet worden dat voor de rechter een beperkte motiveringsplicht geldt ten aanzien van zijn beslissing om de bevindingen van deskundigen al dan niet te volgen.
De rechter behoeft zijn beslissing om de zienswijze van de door hem benoemde deskundige te volgen in het algemeen niet verder te motiveren dan door te overwegen dat de door deze deskundige gebezigde motivering hem overtuigend voorkomt. Wel zal de rechter moeten ingaan op specifieke bezwaren van partijen tegen de zienswijze van de door de rechter benoemde deskundige, indien deze bezwaren een voldoende gemotiveerde betwisting inhouden van de juistheid van deze zienswijze (zie onder meer HR 3 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1468).
4.14
In hoger beroep verwijzen [appellanten] naar hun conclusie na deskundigenbericht in eerste aanleg. Hierin hebben zij, samengevat, de volgende bezwaren naar voren gebracht:
  • de deskundige heeft de spouwmuur niet onderzocht;
  • de deskundige stelt ten onrechte dat in de rapportages van de partijdeskundigen niet wordt aangegeven dat de DPC-folie ontbreekt;
  • de deskundige stelt ten onrechte dat nabij het plintniveau langdurig geen vochtdoorslag is geconstateerd;
  • de deskundige onderbouwt niet dat de woning volgens de Duitse methode is gebouwd;
  • de deskundige motiveert niet waarom hij van oordeel is dat de onderzochte zaken geen invloed hebben op het normaal gebruik van de woning.
Het hof overweegt hierover het volgende. De deskundige heeft in zijn rapport aangegeven op welke wijze hij de vochtigheid van de gevels en de wijze waarop de kunstoffolie waterkering is aangebracht op het betonnen funderingswerk heeft onderzocht en welke zijn bevindingen op grond daarvan zijn (blz. 2). Het is aan de deskundige om aan de hand van de hem gestelde vragen, de hem verstrekte gegevens en de situatie zoals hij deze aantreft zijn onderzoek in te kleden op de wijze die hij passend acht. In dit geval heeft de deskundige zijn werkwijze inzichtelijk gemaakt en zijn daarop gebaseerde conclusies duidelijk verwoord. Daarmee heeft hij naar het oordeel van het hof zijn taak op juiste wijze uitgevoerd. De zinsnede over de DPC-folie die door [appellanten] wordt aangehaald, is niet volledig. Het commentaar van de deskundige is tevens dat onduidelijk is aangegeven waar de DPC-folie wel is aangebracht. Hieruit blijkt in ieder geval dat de deskundige deze kwestie onder ogen heeft gezien. Volgens [appellanten] is er bij vochtig weer wel vocht in de gevels van de woning, maar zij laten na deze stelling met concrete gegevens te onderbouwen; in ieder geval wordt door hen niet onderbouwd dat en in hoeverre hierbij sprake is van een gevolg van een onjuist aangebrachte waterkering. Bij zijn antwoord op vraag 2. heeft de deskundige genoegzaam uiteengezet wat hij in verband met de vraagstelling van het deskundigenbericht bedoelt met de Duitse methode en wat de relevantie daarvan is. De algemene constatering van de deskundige dat de onderzochte zaken geen invloed hebben op het normaal gebruik van de woning, vloeit kennelijk voort uit zijn onderzoek van de verschillende kwesties die de kantonrechter en (in aanvulling daarop) partijen aan hem hebben voorgelegd en wordt door [appellanten] in hun commentaar op het deskundigenbericht ook niet voldoende gemotiveerd weerlegd.
4.15
Al met al heeft de deskundige naar het oordeel van het hof op adequate wijze het gevraagde onderzoek uitgevoerd en inzichtelijk gemaakt welke zijn bevindingen en daarop gebaseerde conclusies zijn. Dit betekent dat ook het hof het rapport overneemt en tot het zijne maakt. De hiertegen gerichte grieven IV en V (voor het overige) worden daarom verworpen.
4.16
Grief VII betreft de afwijzing van onderdeel (II) van de vordering van [appellanten] en bouwt voort op de eerdere zes grieven. Nu die grieven zijn verworpen, is dat ook het geval met grief VII. Grief VIII betreft de afwijzing van het beroep op dwaling op de grond dat het gebrek aan de vochtkering in de gevels niet is komen vast te staan. Nu dit laatste ook naar het oordeel van het hof niet het geval is, ontbreekt een grondslag voor een beroep op dwaling zodat grief VIII wordt verworpen. Hetzelfde geldt voor grief IX inzake de afwijzing van de kosten van het rapport van de door [appellanten] ingeschakelde partijdeskundige en grief X inzake het dictum van het eindvonnis van 4 december 2013 en de daarin opgenomen compensatie van proceskosten.
4.17
Nu alle grieven zijn verworpen, worden de vonnissen waarvan beroep bekrachtigd met veroordeling van [appellanten] als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het hoger beroep. Door [appellanten] zijn voor het overige geen feiten of omstandigheden gesteld die, indien bewezen, tot een ander resultaat leiden zodat hun bewijsaanbod als niet relevant wordt gepasseerd. [appellanten] hebben terugbetaling gevorderd van hetgeen zij uit hoofde van het eindvonnis hebben voldaan, maar daarvoor is bij deze stand van zaken geen grond aanwezig, nog afgezien van het feit dat zij niet hebben aangegeven wat zij zouden hebben betaald.

5.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het tussenvonnis van 20 februari 2013 en het eindvonnis van 4 december 2013, waarvan beroep;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 704,= aan vast recht en op € 1.158,= aan salaris advocaat;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.A. Meulenbroek, M.G.W.M. Stienissen en Th.J.A. Kleijngeld en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 23 juni 2015.
griffier rolraadsheer