Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 17 maart 2015 (ECLI:NL:GHSHE:2015:921);
- de akte van [appellant];
- de antwoordakte van [geïntimeerde].
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een burengeschil over de hoogte van een coniferenhaag, waarbij de appellant, vertegenwoordigd door mr. A.C.F. Berkhof, vorderde dat de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. W.T.J. Schieman, de coniferen zou verwijderen. De zaak is een vervolg op een eerder tussenarrest van het hof. Het hof oordeelt dat coniferen, ook al staan ze in een haag, in beginsel het karakter van bomen behouden. De vordering tot algehele verwijdering van de coniferenhaag wordt afgewezen, omdat de coniferen zodanig zijn gesnoeid dat ze een toelaatbare heg vormen. Het hof stelt dat het vorderen van verwijdering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, voor zover het betreft coniferen die een hoogte hebben die toelaatbaar is voor een heg. Het hof bepaalt dat de haag moet worden gesnoeid tot een maximale hoogte van 2,25 meter op 50 centimeter van de erfgrens, die geleidelijk afneemt tot 2 meter in de nabijheid van de erfgrens. De kosten van het geding in reconventie worden toegewezen aan de appellant, terwijl de kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd.