ECLI:NL:GHSHE:2015:2251
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- P.J.M. Bongaarts
- L.Th.L.G. Pellis
- F.J.M. Walstock
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging van de weigering tot toelating tot de schuldsaneringsregeling wegens onherroepelijke veroordeling en onvoldoende onderbouwing van schulden
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van de rechtbank Limburg om de schuldsaneringsregeling toe te passen voor de appellant. De appellant had verzocht om toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar zijn verzoek werd afgewezen omdat hij een ontnemingsmaatregel opgelegd had gekregen. Volgens artikel 288 lid 2 sub c van de Faillissementswet dient een verzoek te worden afgewezen indien de schuldenaar schulden heeft die voortvloeien uit een onherroepelijke veroordeling, die binnen vijf jaar voor de indiening van het verzoekschrift is uitgesproken. In dit geval had de appellant een strafrechtelijke veroordeling voor verduistering, wat leidde tot een schadevergoeding die niet te goeder trouw was ontstaan.
Het hof oordeelde dat de appellant niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan van zijn schulden. De appellant had een aanzienlijke schuldenlast van € 548.888,32, waaronder vorderingen van verschillende schuldeisers. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de appellant niet in staat was om de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling na te komen en dat hij onvoldoende had onderbouwd dat zijn schulden te goeder trouw waren ontstaan. Het hof bevestigde deze bevindingen en oordeelde dat de appellant niet had aangetoond dat zijn psychosociale problematiek een belangrijke rol had gespeeld bij het ontstaan van zijn schulden.
Het hof concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het verzoek van de appellant om toelating tot de schuldsaneringsregeling moest worden afgewezen. De uitspraak van de rechtbank werd bekrachtigd, en de appellant werd in zijn verzoek niet-ontvankelijk verklaard.