In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van de rechtbank Limburg om de verzoekster, hierna te noemen [appellante], toe te laten tot de schuldsaneringsregeling. De rechtbank had eerder op 14 april 2015 het verzoek van [appellante] afgewezen, omdat zij niet voldoende inzicht had gegeven in de omvang en aard van haar schulden en niet aannemelijk had gemaakt dat zij te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan van haar schulden. Het hof heeft de zaak gevoegd behandeld met een andere zaak en de mondelinge behandeling vond plaats op 27 mei 2015.
Het hof heeft vastgesteld dat [appellante] een belastingschuld heeft van meer dan € 20.000,00, die is ontstaan door het niet tijdig verstrekken van inkomensgegevens. Dit werd door het hof aangemerkt als een schuld die niet te goeder trouw is ontstaan. Daarnaast ontbrak het aan verificatoire bescheiden om de overige schulden te onderbouwen, waardoor het hof niet kon vaststellen of deze schulden te goeder trouw waren ontstaan. Het hof oordeelde dat [appellante] onvoldoende inspanningen heeft geleverd om haar schulden te voldoen, ondanks haar erkenning dat zij sinds 2008 geen betaalde arbeid heeft verricht.
Uiteindelijk heeft het hof de beslissing van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van [appellante] om toegelaten te worden tot de schuldsaneringsregeling afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en goede trouw in het proces van schuldsanering, evenals de noodzaak voor schuldenaren om actief te proberen hun financiële situatie te verbeteren.